Home

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad (2006/87/EG)

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad (2006/87/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Met Richtlijn 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen(3) zijn geharmoniseerde voorwaarden ingevoerd voor de afgifte van technische certificaten voor binnenschepen in alle lidstaten, waarbij de Rijnvaart evenwel werd uitgesloten. In geheel Europa gelden echter nog steeds uiteenlopende technische voorschriften voor binnenschepen. Het naast elkaar bestaan van verschillende nationale en internationale regelingen heeft het streven naar wederzijdse erkenning van nationale technische certificaten voor binnenschepen zonder aanvullende inspecties van buitenlandse vaartuigen tot dusver bemoeilijkt. Bovendien beantwoorden de in Richtlijn 82/714/EEG opgenomen normen voor een deel niet meer aan de huidige stand van de techniek.

  2. In de technische voorschriften die in de bijlagen van Richtlijn 82/714/EEG zijn opgenomen, zijn grotendeels de bepalingen van het reglement betreffende scheepvaartinspecties op de Rijn in de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCNR) in 1982 goedgekeurde versie overgenomen. De voorwaarden en technische voorschriften voor de afgifte van binnenvaartcertificaten uit hoofde van artikel 22 van de herziene Rijnvaartakte zijn sedertdien regelmatig herzien en algemeen wordt erkend dat zij in overeenstemming zijn met de huidige stand van de techniek. Om redenen van concurrentie en veiligheid, en meer bepaald om een harmonisering op Europees niveau te bevorderen, is het wenselijk de strekking en inhoud van dergelijke technische voorschriften voor het gehele communautaire binnenwaternet vast te stellen. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met veranderingen van het netwerk van de Gemeenschap.

  3. Het is passend dat communautaire binnenvaartcertificaten als bewijs van de volledige conformiteit van binnenschepen met bovengenoemde herziene technische voorschriften op alle communautaire waterwegen geldig zijn.

  4. Het is wenselijk zorg te dragen voor een grotere mate van harmonisatie tussen de voorwaarden voor de afgifte van aanvullende communautaire binnenvaartcertificaten door lidstaten voor transportverrichtingen op de waterwegen van zones 1 en 2 (riviermondingen), alsmede voor transportverrichtingen op de waterwegen van zone 4.

  5. In het belang van de veiligheid van het personenvervoer is het wenselijk het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG uit te breiden tot passagiersschepen die ontworpen zijn om meer dan twaalf passagiers te vervoeren, net als in het reglement betreffende scheepvaartinspecties op de Rijn.

  6. In het belang van de veiligheid moeten de normen op een hoog niveau geharmoniseerd worden, en die harmonisatie moet zodanig plaatsvinden dat zij niet leidt tot een verlaging van de veiligheidsnormen op enig communautair binnenwater.

  7. Het is passend in een overgangsregeling te voorzien voor in gebruik zijnde vaartuigen waarvoor nog geen communautair binnenvaartcertificaat is afgegeven, wanneer deze krachtens de bij deze richtlijn vastgestelde herziene technische voorschriften aan een eerste technische inspectie worden onderworpen.

  8. Het is passend om, binnen bepaalde grenzen en naar gelang van het type vaartuig in kwestie, de geldigheidsduur van de communautaire binnenvaartcertificaten in ieder geval afzonderlijk vast te stellen.

  9. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheden(4).

  10. Het is noodzakelijk dat de in Richtlijn 76/135/EEG van de Raad van 20 januari 1976 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen(5) vervatte maatregelen van toepassing blijven op vaartuigen die niet onder de onderhavige richtlijn vallen.

  11. Aangezien er vaartuigen bestaan die onder het toepassingsgebied vallen zowel van Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen(6) als van de onderhavige richtlijn, dienen, indien deze richtlijnen tegenstrijdige of onverenigbare bepalingen bevatten, de bijlagen bij deze beide richtlijnen zo snel mogelijk middels de toepasselijke comitéprocedures te worden aangepast.

  12. Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven”(7) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

  13. Richtlijn 82/714/EEG moet worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Indeling van de binnenwateren

1.

Voor de toepassing van deze richtlijn worden de binnenwateren van de Gemeenschap als volgt ingedeeld:

  1. Zones 1, 2, 3 en 4:

    1. zones 1 en 2: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 1 van bijlage I;

    2. zone 3: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 2 van bijlage I;

    3. zone 4: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 3 van bijlage I.

  2. Zone R omvat die van de onder a) bedoelde waterwegen waarvoor een certificaat dient te worden afgegeven overeenkomstig artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, volgens de bewoordingen van dat artikel op het tijdstip van inwerkingtreding van deze richtlijn.

2.

Iedere lidstaat kan, na overleg met de Commissie, de indeling van zijn waterwegen in de in bijlage I genoemde zones wijzigen. Deze wijzigingen worden uiterlijk zes maanden vóór de inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de Commissie, die de overige lidstaten daarvan op de hoogte brengt.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn is overeenkomstig bijlage II, artikel 1.01, op de volgende vaartuigen van toepassing:

  1. vaartuigen met een lengte (L) van 20 m of meer;

  2. vaartuigen waarvan het volume, berekend uit het product lengte (L) × breedte (B) × diepte (D), 100 m3 of meer bedraagt.

2.

Bovendien is deze richtlijn overeenkomstig bijlage II, artikel 1.01, van toepassing op alle:

  1. sleep- en duwboten die zijn bestemd om de in lid 1 bedoelde vaartuigen of drijvende inrichtingen te slepen, te duwen of langszij gekoppeld mee te voeren;

  2. voor het vervoer van passagiers bedoelde vaartuigen welke, naast de bemanning, meer dan twaalf passagiers vervoeren;

  3. drijvende inrichtingen.

3.

Van deze richtlijn zijn uitgesloten:

  1. veerboten;

  2. marineschepen;

  3. zeeschepen, met inbegrip van zeesleepboten en zeeduwboten die

    1. in getijdenwateren varen of stilliggen

    2. tijdelijk op binnenwaterwegen varen mits zij voorzien zijn van:

      • een certificaat van conformiteit met het Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS), of een gelijkwaardig certificaat, een certificaat van conformiteit met het Internationale Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966, of een gelijkwaardig certificaat en een IOPP-certificaat ten bewijze van conformiteit met het Internationale Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (MARPOL); of

      • voor niet onder de onder het eerste streepje bedoelde verdragen vallende passagiersschepen: een in overeenstemming met Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen(8) afgegeven certificaat inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen; of

      • voor pleziervaartuigen die niet onder bovengenoemde verdragen vallen: een certificaat van de vlagstaat.

Artikel 3 Verplichting om voorzien te zijn van een certificaat

1.

Vaartuigen die zich op de in artikel 1 bedoelde binnenwateren van de Gemeenschap bevinden, moeten:

  1. op de waterwegen van zone R voorzien zijn van:

    • hetzij een op grond van artikel 22 van de herziene Rijnvaartakte afgegeven certificaat;

    • hetzij een na 30 december 2008 afgegeven of verlengd communautair binnenvaartcertificaat ten bewijze van de volledige conformiteit van het vaartuig, onverminderd de overgangsbepalingen van hoofdstuk 24 van bijlage II, met de technische voorschriften van bijlage II, waarvoor de gelijkwaardigheid met de uit hoofde van bovengenoemde Akte bepaalde technische voorschriften volgens de toepasselijke voorschriften en procedures is vastgesteld;

  2. op de andere waterwegen voorzien zijn van een communautair binnenvaartcertificaat, in voorkomend geval met inbegrip van de in artikel 5 bedoelde vermeldingen.

2.

Het communautair binnenvaartcertificaat wordt volgens het model in bijlage V, deel I, opgesteld en overeenkomstig deze richtlijn afgegeven.

Artikel 4 Aanvullende communautaire binnenvaartcertificaten

1.

Elk vaartuig met een geldig certificaat dat afgegeven is op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, mag, behoudens het bepaalde in artikel 5, lid 5, van deze richtlijn voorzien van uitsluitend dit certificaat de waterwegen van de Gemeenschap bevaren.

2.

Vaartuigen met het lid 1 bedoelde certificaat moeten echter bovendien voorzien zijn van een aanvullend communautair binnenvaartcertificaat:

  1. op de waterwegen van de zones 3 en 4, wanneer zij gebruik willen maken van de daar toegestane verlichting van de technische voorschriften,

  2. op de waterwegen van de zones 1 en 2, of, in het geval van passagiersvaartuigen, op de waterwegen van zone 3 die niet in verbinding staan met de bevaarbare waterwegen van een andere lidstaat, indien de betrokken lidstaat op grond van artikel 5, leden 1, 2 en 3, voor die waterwegen aanvullende technische voorschriften uitgevaardigd heeft.

3.

Het aanvullende communautaire certificaat voor binnenwateren wordt volgens het model in bijlage V, deel II, opgesteld en wordt door de bevoegde autoriteiten verleend op voorlegging van het in lid 1 bedoelde certificaat, zulks onder de voorwaarden vastgelegd door de voor de te bevaren waterwegen bevoegde autoriteiten.

Artikel 5 Mogelijkheid om voor bepaalde zones aanvullende of minder zware technische voorschriften aan te nemen

Artikel 7 Ontheffingen

Artikel 8 Afgifte van communautaire binnenvaartcertificaten

Artikel 9 Bevoegde autoriteiten

Artikel 10 Uitvoering van technisch onderzoek

Artikel 11 Geldigheidsduur van communautaire binnenvaartcertificaten

Artikel 12 Vervanging van communautaire binnenvaartcertificaten

Artikel 13 Verlenging van communautaire binnenvaartcertificaten

Artikel 14 Verlenging van de geldigheidsduur van communautaire binnenvaartcertificaten

Artikel 15 Nieuwe communautaire binnenvaartcertificaten in geval van wezenlijke wijziging of reparatie

Artikel 16 Weigering van afgifte of verlenging van communautaire binnenvaartcertificaten

Artikel 17 Aanvullend onderzoek

Artikel 18 Erkenning van scheepscertificaten van vaartuigen van derde landen

Artikel 19 Comitéprocedure

Artikel 20 Aanpassing van de bijlagen en aanbevelingen betreffende de voorlopige certificaten

Artikel 21 Voortgezette toepasselijkheid van Richtlijn 76/135/EEG

Artikel 22 Aanvullende nationale of soepeler voorschriften

Artikel 23 Omzetting

Artikel 24 Sancties

Artikel 25 Intrekking van Richtlijn 82/714/EEG

Artikel 26 Inwerkingtreding

Artikel 27 Adressaten

LIJST VAN BIJLAGEN

BIJLAGE ILIJST VAN BINNENWATEREN IN DE GEMEENSCHAP, GEOGRAFISCH ONDERVERDEELD IN DE ZONES 1, 2, 3 EN 4

BIJLAGE IIMINIMALE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN DIE DE WATERWEGEN VAN DE ZONES 1, 2, 3 EN 4 BEVAREN

Aanhangsel I
Aanhangsel IIAdministratieaanwijzingen
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 1Eisen ten aanzien van de uitwijk- en keereigenschappen(Artikelen 5.09 en 5.10 in combinatie met artikelen 5.02, lid 1, 5.03, lid 1, 5.04 en 16.06 van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 2Eisen ten aanzien van de voorgeschreven snelheid (vooruit), de stopeigenschappen en de achteruitvaareigenschappen(Artikelen 5.06, 5.07 en 5.08 in combinatie met artikelen 5.02, lid 1, 5.03, lid 1, 5.04 en 16.06 van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 3Eisen ten aanzien van koppelingssystemen en koppelingsinrichtingen voor vaartuigen die geschikt zijn om in een hecht samenstel voort te bewegen of voortbewogen te worden(Artikelen 16.01, 16.02, 16.06, 16.07 van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 4
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 5
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 6
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 7Speciale ankers met verminderde massa(Artikel 10.01, lid 5, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 8Sterkte van waterdichte vensters(Artikel 15.02, lid 16, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 9Eisen ten aanzien van automatisch werkende sprinklerinstallaties(Artikel 10.03a, lid 1, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 10
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 11Invullen van het communautaire binnenvaartcertificaat
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 12Brandstoftanks op drijvende werktuigen(Artikel 8.05, lid 1, en artikel 17.02, lid 1, onder d), van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 13Minimumdikte van de scheepswand van sleepschepen(Artikel 3.02, lid 1, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 14
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 15Voortbewegen van een schip op eigen kracht(Artikel 10.03b, lid 2, onder a), artikel 15.07, lid 1, artikel 22a.05, lid 1, onder a), van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 16
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 17Adequaat brandmeldsysteem(Artikel 10.03b, lid 3, artikel 15.11, lid 17, artikel 22b.11, lid 1, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 18Document waarmee het drijfvermogen, de trimsituatie en de stabiliteit van de gedeelde stukken van een schip wordt aangetoond(Artikel 22a.05, lid 2, in combinatie met artikel 22.02 en artikel 22.03 van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 19
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 20Uitrusting van schepen die volgens de standaarden S1 en S2 worden gevaren(Artikel 23.09 van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 21Eisen ten aanzien van Low-Location Lighting(Artikel 15.06, lid 7; artikel 22b.10, onder d), van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 22Bijzondere veiligheidsbehoeften van personen met beperkte mobiliteit(Artikel 1.01, lid 104, artikel 15.01, lid 4, artikel 15.06, leden 3 tot 5, 9, 10, 13 en 17, artikel 15.08, lid 3, artikel 15.10, lid 3, artikel 15.13, leden 1 tot 4, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING NR. 23Motortoepassing die onder de passende typegoedkeuring valt(artikel 8a.03, lid 1, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 24Geschikt gasdetectiesysteem(Artikel 15.15, lid 9, van bijlage II)
ADMINISTRATIEAANWIJZING Nr. 25Elektriciteitskabels(Artikel 9.15 en 15.10, lid 6, van bijlage II)
Aanhangsel III
Aanhangsel IV
Aanhangsel V

BIJLAGE IIIGEBIEDEN WAAROP AANVULLENDE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN OP BINNENWATEREN VAN DE ZONES 1 EN 2 MOGELIJK ZIJN

BIJLAGE IVGEBIEDEN WAAROP BEPERKTE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR SCHEPEN OP DE BINNENWATEREN VAN DE ZONES 3 EN 4 MOGELIJK ZIJN

BIJLAGE VMODEL VAN HET COMMUNAUTAIRE BINNENVAARTCERTIFICAAT

BIJLAGE VIMODELREGISTER VAN COMMUNAUTAIRE BINNENVAARTCERTIFICATEN

BIJLAGE VIICLASSIFICATIEBUREAUS

BIJLAGE VIIIPROCEDUREVOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERING VAN ONDERZOEKEN

BIJLAGE IXVEREISTEN VOOR NAVIGATIELANTAARNS, RADARINSTALLATIES EN BOCHTAANWIJZERS