Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 80, lid 2,
De Internationale Maritieme Organisatie (hierna „IMO” genoemd) heeft in 1993 de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voorkoming van verontreiniging, hierna „ISM-code” genoemd, aangenomen. Deze Code is geleidelijk bindend geworden voor de meeste internationale reizen makende schepen door het opnemen van het in mei 1994 goedgekeurde hoofdstuk IX „Management voor het veilige gebruik van schepen” in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (SOLAS).
De ISM-code is door de IMO gewijzigd bij Resolutie MSC.104(73), die op 5 december 2000 is aangenomen.
De richtlijnen voor de implementatie van de ISM-code door de overheid zijn aangenomen bij IMO-Resolutie A.788(19) op 23 november 1995. De richtlijnen zijn gewijzigd bij Resolutie A.913(22), die op 29 november 2001 is aangenomen.
Bij Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad van 8 december 1995 betreffende een veiligheidsbeleid voor ro-ro-passagiersschepen(3) werd de ISM-code per 1 juli 1996 bindend voor alle ro-ro-passagiersveerboten die een geregelde dienst onderhouden van en naar havens van de lidstaten, zowel bij binnenlandse als internationale reizen en ongeacht de vlag waaronder zij varen. Dit was de eerste stap op de weg naar een uniforme en samenhangende implementatie van de ISM-code in alle lidstaten.
Per 1 juli 1998 werd de ISM-code krachtens het bepaalde in hoofdstuk IX van het SOLAS-Verdrag bindend voor maatschappijen die passagiersschepen, met inbegrip van hogesnelheidspassagiersvaartuigen, olietankers, chemicaliëntankers, gastankers, bulkcarriers en hogesnelheidsvrachtvaartuigen van 500 brutoton en meer gebruiken voor internationale reizen.
Per 1 juli 2002 werd de ISM-code bindend voor maatschappijen die andere vrachtschepen en verplaatsbare offshorebooreenheden van 500 brutoton en meer gebruiken voor internationale reizen.
De veiligheid van mensenlevens op zee en de bescherming van het milieu kunnen daadwerkelijk worden verbeterd door een strikte en verplichte toepassing van de ISM-code.
Het is wenselijk de ISM-code rechtstreeks toe te passen op schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, alsmede op schepen, ongeacht de vlag waaronder zij varen, die uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt of lijndiensten onderhouden van of naar havens van de lidstaten.
De vaststelling van een nieuwe rechtstreeks toepasselijke verordening zou voor handhaving van de ISM-code moeten zorgen, met dien verstande dat de lidstaten beslissen of zij de Code toepassen op schepen die uitsluitend in havengebieden worden gebruikt, ongeacht de vlag waaronder zij varen.
Derhalve moet Verordening (EG) nr. 3051/95 worden ingetrokken.
Een lidstaat die van oordeel is dat reders zich in de praktijk moeilijk kunnen houden aan specifieke voorschriften van deel A van de ISM-code voor bepaalde schepen of categorieën schepen welke uitsluitend voor binnenlandse reizen in die lidstaat worden gebruikt, kan volledig of gedeeltelijk van die bepalingen afwijken door maatregelen op te leggen waarmee de doelstellingen van de Code in dezelfde mate worden verwezenlijkt. Die lidstaat kan, voor dergelijke schepen en maatschappijen, in alternatieve certificatie- en verificatieprocedures voorzien.
Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende havenstaatcontrole(4) moet in aanmerking worden genomen.
Bij de definiëring van erkende organisaties in de zin van deze verordening moet ook rekening worden gehouden met Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties(5). Bij de vaststelling van het toepassingsgebied van deze verordening met betrekking tot voor binnenlandse reizen gebruikte passagiersschepen moet rekening gehouden worden met Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen(6).
Wijzigingen van bijlage II dienen vastgesteld te worden overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten het veiligheidsmanagement, de veilige exploitatie van schepen en de verontreinigingspreventie met betrekking tot schepen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,