Home

Verordening (EG) n r. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten

Verordening (EG) n r. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen(1), en met name op artikel 9, lid 2, en artikel 12, lid 1, en de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwproducten,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Gemeenschap heeft zich ertoe verbonden voor bepaalde landbouwproducten invoertariefcontingenten te openen. In sommige gevallen geldt voor de invoer van producten in het kader van een dergelijk invoertariefcontingent een stelsel van invoercertificaten.

  2. Bij Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde(2) evenals bij verscheidene tussen de Gemeenschap en sommige derde landen gesloten overeenkomsten en verscheidene besluiten van de Raad tot opening van invoertariefcontingenten op autonome grondslag is voorzien in uiteenlopende beheersmethoden voor onder een stelsel van invoercertificaten vallende invoertariefcontingenten.

  3. Om de beheers- en controleregelingen te vereenvoudigen en doeltreffender en bruikbaarder te maken, dienen gemeenschappelijke voorschriften te worden vastgesteld voor het beheer van invoertariefcontingenten die onder een stelsel van invoercertificaten vallen en moeten worden beheerd volgens een methode voor de toewijzing van certificaten naar verhouding tot de in totaal aangevraagde hoeveelheden (hierna de „methode van het gelijktijdige onderzoek” genoemd) of een methode voor invoer op basis van door derde landen af te geven documenten. Die voorschriften moeten ook bepalingen inzake de indiening van aanvragen en de overlegging van certificaten bevatten die zo nodig van toepassing zijn ter aanvulling of in afwijking van sommige voorschriften van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(3).

  4. Voor alle binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende invoertariefcontingenten dient een enkele invoercontingentsperiode van twaalf maanden te worden geopend. In sommige gevallen kan het echter nodig zijn te bepalen dat er binnen de invoercontingentsperiode van twaalf maanden deelperioden zijn.

  5. Blijkens de ervaring is het nodig bepalingen vast te stellen om de indiening van documenten met onjuiste gegevens tegen te gaan. Daarom dient een passende sanctieregeling te worden ingesteld, waarbij ook moet worden bepaald in welke gevallen geen sancties behoren te worden toegepast.

  6. Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(4) is van toepassing voor het beheer van tariefmaatregelen. Overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(5) is Verordening (EEG) nr. 2454/93 van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen die op andere gebieden zijn vastgesteld. Dergelijke bijzondere bepalingen bestaan voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten. Evenwel dienen ter verbetering van de controles de bij artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 vastgestelde voorschriften betreffende het toezicht door de Gemeenschap te gelden.

  7. Wat de methode van het gelijktijdige onderzoek betreft, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de indiening van certificaataanvragen en de te verstrekken gegevens. In dit verband dient ter verbetering van de controles te worden bepaald dat de aanvragers niet meer dan één invoercertificaataanvraag voor hetzelfde contingentsvolgnummer mogen indienen ten aanzien van een bepaalde invoertariefcontingentsperiode of deelperiode daarvan, naar gelang van het geval. Bovendien mogen dergelijke aanvragen slechts worden ingediend in een lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd en voor btw-doeleinden is geregistreerd.

  8. Voorschriften betreffende de afgifte van invoercertificaten dienen te worden vastgesteld. De certificaten moeten worden afgegeven na verloop van een passende termijn voor de beoordeling van de ingediende certificaataanvragen. Indien de hoeveelheden waarop de certificaataanvragen betrekking hebben, evenwel groter zijn dan de voor de betrokken invoertariefcontingentsperiode beschikbare hoeveelheden, dient voor de toewijzing in voorkomend geval een toewijzingscoëfficiënt te worden toegepast. Nadat die coëfficiënt is toegepast, kan het toch nog nodig zijn, het resultaat ten aanzien van de cijfers achter de komma aan te passen om ervoor te zorgen dat de beschikbare hoeveelheid niet wordt overschreden.

  9. Bepaald dient te worden dat de geldigheidsduur van de invoercertificaten wordt vastgesteld bij de verordeningen van de Commissie inzake het betrokken invoertariefcontingent. De ervaring wijst echter uit dat het, met het oog op een zo doelmatig mogelijk toezicht door de Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93, en in het belang van een deugdelijk beheer van de invoertariefcontingenten, aanbeveling verdient te bepalen dat de invoercertificaten na de laatste dag van de invoertariefcontingentsperiode niet langer geldig zijn, zelfs niet als die laatste dag een zaterdag, een zondag of een feestdag is, zulks in afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden(6). Bepaald dient te worden dat in het geval dat de titularis of cessionaris van een invoercertificaat dat certificaat door overmacht niet heeft kunnen gebruiken, hij de bevoegde instantie van de lidstaat van afgifte slechts kan verzoeken het certificaat te annuleren en hij in afwijking van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 niet kan vragen om de geldigheidsduur van het certificaat na de laatste dag van de invoertariefcontingentsperiode nog te verlengen.

  10. Ook dienen regels te worden vastgesteld ten aanzien van de termijn waarbinnen het bewijs moet worden geleverd dat de certificaten zijn gebruikt.

  11. Met het oog op een deugdelijk beheer van de invoertariefcontingenten moet de Commissie tijdig in het bezit zijn van de relevante gegevens.

  12. Gemeenschappelijke voorschriften moeten worden vastgesteld voor de beheersmethode op basis van door derde landen afgegeven documenten zoals uitvoercertificaten.

  13. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1 Toepassingsgebied en begripsomschrijving

1.

Onverminderd afwijkingen zoals vastgesteld bij verordeningen van de Commissie die specifiek voor bepaalde contingenten gelden, worden bij de onderhavige verordening gemeenschappelijke voorschriften vastgesteld voor het beheer van invoertariefcontingenten die worden beheerd door middel van een stelsel van invoercertificaten en waarvan het beheer binnen de werkingssfeer van een gemeenschappelijke ordening der markten valt.

De onderhavige verordening geldt niet voor de in bijlage I genoemde invoertariefcontingenten.

2.

In verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent dat wordt beheerd door middel van een stelsel van invoercertificaten en waarvan het beheer niet binnen de werkingssfeer van een gemeenschappelijke ordening der markten valt, kan worden bepaald dat de onderhavige verordening van toepassing is voor dat invoertariefcontingent.

3.

Verordening (EG) nr. 1291/2000 is van toepassing voor de invoercertificaten tenzij in de onderhavige verordening iets anders is bepaald.

4.

Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder „invoertariefcontingent” verstaan een gepreciseerde hoeveelheid goederen die gedurende een beperkte periode kan worden ingevoerd onder zodanige voorwaarden dat volledig (volledige schorsing) of gedeeltelijk (gedeeltelijke schorsing) wordt afgezien van de inning van de geldende normale rechten.

Artikel 2 Invoertariefcontingentsperiode

1.

De invoertariefcontingenten worden geopend voor een periode van twaalf opeenvolgende maanden, hierna „invoertariefcontingentsperiode” genoemd.

2.

De invoertariefcontingentsperiode kan in verscheidene deelperioden worden verdeeld.

Artikel 3 Sancties

1.

Wanneer blijkt dat in een document dat door een aanvrager wordt overgelegd met het oog op de toekenning van de uit verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoercontingent voortvloeiende rechten, onjuiste gegevens worden verstrekt en wanneer de betrokken onjuiste gegevens doorslaggevend zijn voor de toekenning van die rechten, handelen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat als volgt:

  1. voor de gehele invoertariefcontingentsperiode waarin de bevinding is gedaan, sluiten zij de aanvrager uit van de invoer van welke goederen dan ook in het kader van het betrokken invoertariefcontingent en

  2. in de daaropvolgende invoertariefcontingentsperiode sluiten zij de aanvrager voor het betrokken invoertariefcontingent uit van de regeling voor het aanvragen van certificaten.

Het bepaalde in de eerste alinea, onder a) en b), is evenwel niet van toepassing indien de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteit bewijst dat de in de eerste alinea bedoelde situatie niet aan grove nalatigheid zijnerzijds te wijten is of dat die situatie het gevolg is van overmacht of van een kennelijke fout.

2.

Wanneer een aanvrager opzettelijk een document met onjuiste gegevens zoals bedoeld in lid 1 indient, wordt die aanvrager:

  1. voor de gehele invoertariefcontingentsperiode waarin de bevinding is gedaan, uitgesloten van de invoer van welke goederen dan ook in het kader van het betrokken invoertariefcontingent en

  2. in de daaropvolgende twee invoertariefcontingentsperioden voor het betrokken invoertariefcontingent uitgesloten van de regeling voor het aanvragen van certificaten.

3.

Wanneer vóór de in lid 1 of 2 bedoelde bevinding reeds invoer heeft plaatsgevonden, worden alle daaruit voortvloeiende onverschuldigde financiële voordelen teruggevorderd.

4.

Onder voorbehoud van artikel 6 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(7) gelden de in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde sancties onverminderd verdere sancties op grond van andere bepalingen van Gemeenschaps- of nationaal recht.

Artikel 4 Toezicht op goederen

Artikel 5 Aanvragers

HOOFDSTUK II METHODE VAN HET GELIJKTIJDIGE ONDERZOEK

Artikel 6 Invoercertificaataanvragen en invoercertificaten

Artikel 7 Afgifte van invoercertificaten

Artikel 8 Geldigheidsduur van de invoercertificaten

Artikel 9 Douanerecht

Artikel 10 Bewijs van het gebruik van de certificaten

Artikel 11 Mededelingen aan de Commissie

HOOFDSTUK III BEHEERSMETHODE OP BASIS VAN DOOR DERDE LANDEN AFGEGEVEN DOCUMENTEN

Artikel 12 Algemene beginselen

Artikel 13 Invoercertificaataanvragen, invoercertificaten en mededelingen

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III