Home

Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(1), en met name op artikel 5, lid 6, artikel 19, lid 2, tweede volzin, artikel 32, lid 1, onder b), artikel 66, lid 3, derde alinea, artikel 70, lid 1, en artikel 91,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 is één enkel juridisch kader vastgesteld voor de verlening van steun voor plattelandsontwikkeling uit het ELFPO in de hele Gemeenschap. Dat juridische kader moet worden aangevuld met gedetailleerde uitvoeringsbepalingen.

  2. Ten aanzien van de samenhang met de door andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gefinancierde maatregelen dienen gedetailleerde bepalingen te worden vastgesteld voor de gevallen waarin bij uitzondering steun voor plattelandsontwikkeling mag worden verleend, en in het bijzonder voor de in artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde uitzonderingen. Wanneer in het kader van plattelandsontwikkeling investeringssteun wordt verleend, moet rekening worden gehouden met eventuele sectorale beperkingen en worden voorkomen dat in de betrokken sectoren overcapaciteit ontstaat.

  3. Wat de bijwerking van de nationale strategische plannen betreft, zijn voorschriften op het gebied van de inhoud, de procedures en het tijdstip nodig.

  4. Om het de lidstaten en de Commissie mogelijk te maken het nieuwe programmeringskader snel en doelmatig op te zetten, dient te worden bepaald hoeveel tijd tussen de indiening van een programma voor plattelandsontwikkeling en de goedkeuring ervan door de Commissie mag verstrijken.

  5. Nadere voorschriften zijn nodig met betrekking tot de indiening van de programma's voor plattelandsontwikkeling en de herziening ervan. Om de opstelling van de programma's voor plattelandsontwikkeling en het onderzoek en de goedkeuring ervan door de Commissie te vergemakkelijken, dienen aan de hand van met name de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 gestelde eisen gemeenschappelijke voorschriften inzake de opbouw en de inhoud van die programma's te worden vastgesteld. Daarnaast moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde nationale kaders.

  6. Alleen wijzigingen waarbij programma's belangrijke veranderingen ondergaan, waarbij ELFPO-middelen tussen assen binnen een programma worden verschoven of waarbij de percentages voor de medefinanciering door het ELFPO worden veranderd, dienen te worden vastgesteld bij een beschikking van de Commissie. De lidstaten moeten zelf beslissen over andere wijzigingen, die de Commissie dan moeten worden gemeld. Een procedure voor de instemming met aldus gemelde wijzigingen dient te worden vastgesteld.

  7. Met het oog op een doeltreffend en regelmatig toezicht dienen de lidstaten de Commissie een bijgewerkte elektronische versie van hun programmeringsdocumenten in geconsolideerde vorm ter beschikking te stellen.

  8. Bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 zijn voorwaarden voor de steun aan jonge landbouwers vastgesteld. Bepaald dient te worden op welk tijdstip die voorwaarden moeten zijn vervuld, en ook hoelang de termijn is die de lidstaten sommige begunstigden kunnen toestaan om aan de voorwaarde op het gebied van vakbekwaamheid en deskundigheid te voldoen. Aangezien aan de steun aan jonge landbouwers de voorwaarde is verbonden dat door de jonge landbouwer een bedrijfsplan wordt ingediend, moeten nadere voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het bedrijfsplan en de inachtneming van dat plan door de jonge landbouwers.

  9. Wat de voorwaarden voor de steun voor vervroegde uittreding betreft, moeten de specifieke problemen worden opgelost die zich voordoen bij de overdracht van een landbouwbedrijf door verscheidene cedenten en bij de overdracht van een landbouwbedrijf door een landbouwer die pachter is. Niet-commerciële landbouwactiviteiten van de cedent dienen niet in aanmerking te komen voor steun in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

  10. Gepreciseerd dient te worden over welke bekwaamheden en middelen de voor de verlening van subsidiabele adviesdiensten aan landbouwers geselecteerde autoriteiten of instanties moeten beschikken.

  11. Wat de steun voor de oprichting van diensten ter ondersteuning van het bedrijfsbeheer, bedrijfsverzorgingsdiensten en bedrijfsadviesdiensten betreft, dient te worden bepaald op welke wijze die steun degressief moet zijn.

  12. Ten aanzien van investeringen voor de modernisering van landbouwbedrijven die tot doel hebben pas ingevoerde, en in het geval van jonge landbouwers ook bestaande, communautaire normen na te leven, dient te worden bepaald op welke datum aan de betrokken normen moet worden voldaan.

  13. Wat investeringen ter verbetering van de economische waarde van bossen betreft, dient te worden bepaald om welke bosbeheersplannen het moet gaan en welke typen van investeringen subsidiabel zijn. Die plannen moeten worden opgesteld in overeenstemming met de pan-Europese op operationeel niveau toe te passen richtsnoeren voor duurzaam bosbeheer die zijn vastgesteld in bijlage 2 bij Resolutie L2 (pan-Europese criteria, indicatoren en op operationeel niveau toe te passen richtsnoeren voor duurzaam bosbeheer) van de derde ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa die is gehouden in Lissabon (2, 3 en 4 juni 1998)(2).

  14. Ten aanzien van investeringen ter verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten die tot doel hebben in micro-ondernemingen pas ingevoerde communautaire normen na te leven, dient te worden bepaald op welke datum aan de betrokken normen moet worden voldaan. Een scheidingslijn moet worden getrokken tussen de op hout betrekking hebbende investeringen waarvoor de bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde steuntarieven gelden, en de andere investeringen in de sector hout.

  15. Wat samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën in de landbouw-, de voedings- en de bosbouwsector betreft, dient een indicatie te worden gegeven welke kosten subsidiabel zijn.

  16. De hoogte van de steun aan landbouwers voor het voldoen aan normen dient door de lidstaat per norm te worden gedifferentieerd naargelang van de omvang van de uit de toepassing van de norm voortvloeiende verplichtingen, terwijl investeringskosten niet voor de steun in aanmerking dienen te komen.

  17. Ten aanzien van de steun aan landbouwers die deelnemen aan een voedselkwaliteitsregeling, dient te worden gepreciseerd om welke communautaire regelingen het gaat en wat de criteria voor de nationale regelingen zijn, voor welke producten deze steun geldt en welke soorten vaste kosten in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van het steunbedrag.

  18. Om te zorgen voor complementariteit tussen de in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregelen voor afzetbevordering en de regeling betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties die is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2826/2000 van de Raad van 19 december 2000 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt(3), moeten de voorwaarden voor de steun voor afzetbevordering voor kwaliteitsproducten tot in detail worden bepaald, met name wat de begunstigden en de in aanmerking komende activiteiten betreft. Bovendien dienen ter voorkoming van het gevaar voor dubbele financiering de op grond van Verordening (EG) nr. 2826/2000 gesteunde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties niet in aanmerking te komen voor steun voor plattelandsontwikkeling.

  19. Wat de steun aan semi-zelfvoorzieningsbedrijven betreft, dient nader te worden aangegeven wat de inhoud van de bedrijfsplannen moet zijn en welke voorwaarden gelden voor de uitvoering daarvan.

  20. Wat de steun aan producentengroeperingen in Malta betreft, moeten bijzondere voorschriften worden vastgesteld om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de Maltese landbouwsector.

  21. Wat de steun aan probleemgebieden betreft, blijft overeenkomstig artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 de steunregeling die is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen(4), van kracht tot en met 31 december 2009, behoudens een besluit dat de Raad vaststelt volgens de procedure van artikel 37 van het Verdrag. Daarom moet artikel 11 van Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)(5) van toepassing blijven totdat de Raad het bovenbedoelde besluit heeft vastgesteld.

  22. Een regeling dient te worden getroffen om overlapping te voorkomen tussen de steun aan landbouwers voor het voldoen aan normen enerzijds, en de Natura 2000-betalingen anderzijds.

  23. Wat de steun op agromilieu- en dierenwelzijnsgebied betreft, moet door de vaststelling van minimumvoorwaarden waaraan de begunstigden in het kader van de verschillende verbintenissen op agromilieu- en dierenwelzijnsgebied dienen te voldoen, worden gezorgd voor een evenwichtige toepassing van de steun gelet op de doelstellingen ervan, zodat wordt bijgedragen tot een duurzame plattelandsontwikkeling. In dit verband is het zeer belangrijk een methode vast te stellen voor de berekening van de extra kosten, de gederfde inkomsten en de waarschijnlijke transactiekosten als gevolg van de aangegane verbintenis. In het geval van verbintenissen die zijn gebaseerd op beperkingen van het gebruik van productiemiddelen, dient slechts steun te worden verleend indien die beperkingen kunnen worden beoordeeld op een wijze die een redelijke zekerheid biedt over de nakoming van de verbintenis.

  24. Wat de steun voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw betreft, dient te worden gepreciseerd welke concrete acties subsidiabel zijn, en dienen de mogelijke begunstigden te worden omschreven. Een regeling moet worden getroffen om overlapping met de agromilieumaatregel te voorkomen en om activiteiten die subsidiabel zijn op grond van het kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, van de steun uit te sluiten.

  25. Aangegeven dient te worden wat wordt verstaan onder niet-productieve investeringen om een duurzaam gebruik van landbouwgrond te bevorderen.

  26. Om een homogene aanpak bij de bosbouwmaatregelen te garanderen moet een gemeenschappelijke definitie worden gehanteerd van bossen en beboste oppervlakten, naargelang van het geval. De betrokken definities moeten in overeenstemming zijn met die welke in 2005 zijn gebruikt voor de actualisatie van de mondiale bosinventarisatie (Global Forest Resources Assessment Update), welke definities worden gebruikt door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en door Eurostat. De bossen en beboste oppervlakten die op grond van artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 niet voor steun in aanmerking komen, dienen nader te worden omschreven.

  27. Er dienen nadere voorwaarden te worden vastgesteld voor de steun voor de eerste bebossing van landbouwgrond, met name gaat met betrekking tot de definitie van de voor een dergelijke bebossing in aanmerking komende grond, van de aanlegkosten, van een landbouwer en van snelgroeiende soorten.

  28. Wat de steun voor de eerste totstandbrenging van boslandbouwsystemen op landbouwgrond betreft, dienen de lidstaten met inachtneming van bepaalde parameters te bepalen wat de maximale dichtheid is waarin bosbomen mogen worden aangeplant.

  29. Steun voor het herstel van bosbouwpotentieel en het treffen van preventieve maatregelen in bossen die als zeer of middelmatig brandgevaarlijk zijn aangemerkt, dient slechts te worden verleend indien wordt gehandeld in overeenstemming met de door de lidstaten opgestelde plannen voor de bescherming van die bossen tegen brand. Gezorgd moet worden voor een gemeenschappelijke aanpak wat de definitie van preventieve maatregelen tegen brand in bossen betreft.

  30. De voorwaarden voor de aanwijzing van de in artikel 50, leden 5 en 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden moeten worden gepreciseerd. Voorkomen dient te worden dat bebossing schadelijk is voor de biodiversiteit of andere milieuschade veroorzaakt.

  31. Om een gepaste toepassing te garanderen van de in artikel 52, onder a), punt i), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde steun betreffende diversificatie naar niet-agrarische activiteiten, moet een uitvoerige definitie van het in artikel 53 van die verordening bedoelde lid van het landbouwhuishouden worden gegeven.

  32. De op grond van artikel 59, onder e), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 gesteunde publiek-private partnerschappen dienen aan bepaalde gedetailleerde voorwaarden te voldoen.

  33. Wat de as Leader betreft, moeten de procedures voor de selectie van de plaatselijke groepen doorzichtig en concurrentiegericht zijn om ervoor te zorgen dat voor de steunverlening relevante plaatselijke ontwikkelingsstrategieën van hoge kwaliteit worden geselecteerd. Voor het inwonertal van het werkgebied van een plaatselijke groep dienen een beneden- en een bovengrens te worden vastgesteld die in de regel gelden, maar afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden kunnen worden aangepast.

  34. Om een zo ruim mogelijke uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën mogelijk te maken moet de steun voor de beheerskosten van de plaatselijke groepen worden beperkt.

  35. Door plaatselijke groepen uitgevoerde samenwerkingsprojecten moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Om de selectie van transnationale samenwerkingsprojecten te vergemakkelijken dient een procedure voor de coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten te worden ingesteld.

  36. Wat de technische bijstand betreft, moet worden gezorgd voor medefinancieringsregelingen voor het geval dat een programma voor plattelandsontwikkeling zowel onder de convergentiedoelstelling vallende regio's als andere regio's betreft, en moeten gedetailleerde opties en een uiterste datum voor de oprichting van het nationaal netwerk voor het platteland worden vastgesteld.

  37. Voor verscheidene maatregelen geldende bepalingen dienen te worden vastgesteld op het gebied van met name de uitvoering van geïntegreerde concrete acties, investeringsmaatregelen, de overdracht van het bedrijf gedurende de looptijd van een verbintenis die is aangegaan als voorwaarde voor de toekenning van steun, de uitbreiding van de oppervlakte van het bedrijf en de bepaling van verschillende categorieën van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

  38. De lidstaten moeten alle nodige stappen ondernemen en adequate voorzieningen treffen om te bewerkstelligen dat alle maatregelen voor plattelandsontwikkeling verifieerbaar en controleerbaar zijn. Zij moeten ervoor zorgen dat hun controleregelingen een redelijke zekerheid bieden dat de subsidiabiliteitscriteria en de andere verbintenissen worden nageleefd. Met name moeten de lidstaten voor de berekeningen van de betalingen in het kader van bepaalde maatregelen door middel van geschikte deskundigheid aantonen dat die berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn.

  39. Er dienen gedetailleerde voorschriften te worden vastgesteld betreffende rentesubsidies voor leningen en bepaalde vormen van financiële instrumentering, voor zover van toepassing. Met het oog op een doelmatig en homogeen beheer moeten ook de voorwaarden worden vastgesteld waaronder de beheersautoriteiten normbedragen voor kosten kunnen toepassen en bijdragen in natura kunnen beschouwen als subsidiabele uitgaven. Om beter gerichte investeringsacties te verkrijgen, dient een samenstel van gemeenschappelijke voorschriften voor de bepaling van de subsidiabele uitgaven beschikbaar te worden gesteld. Gemeenschappelijke voorschriften zijn eveneens vereist voor die gevallen waarin de bevoegde autoriteiten van een lidstaat beslissen om voorschotten te betalen aan begunstigden van investeringssteun.

  40. Om ervoor te zorgen dat de voorschriften en procedures op het gebied van staatssteun worden nageleefd, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor bepaalde door het ELFPO medegefinancierde maatregelen en voor aanvullende nationale financiering.

  41. Met het oog op voorlichting en publiciteit over de activiteiten op het gebied van plattelandsontwikkeling waarvoor steun uit het ELFPO wordt toegekend, dienen de programma's voor plattelandsontwikkeling een communicatieplan te bevatten waarvan de inhoud nader moet worden aangegeven. Om een zo coherent mogelijke aanpak te garanderen dienen de verplichtingen van de beheersautoriteiten en de begunstigden op dit punt te worden omschreven.

  42. Teneinde de transparantie betreffende het gebruik van de steun uit het ELFPO te verbeteren, dienen de lidstaten de lijst van begunstigden, de namen van de concrete acties en het bedrag van de aan die concrete acties toegewezen overheidssteun jaarlijks elektronisch of anderszins te publiceren. Door deze informatie toegankelijk te maken voor het publiek wordt ernaar gestreefd de transparantie van het optreden van de Gemeenschap op het gebied van plattelandsontwikkeling te verbeteren, het goed financieel beheer van de desbetreffende openbare middelen te verruimen en in het bijzonder de controle van de aangewende openbare middelen te versterken, en ten slotte concurrentievervalsing tussen begunstigden en maatregelen te vermijden. Gezien het doorslaggevend belang van de nagestreefde doelstellingen, is het gerechtvaardigd om, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en de vereisten inzake de bescherming van persoonsgegevens, zorg te dragen voor de algemene publicatie van de desbetreffende informatie, aangezien dit niet verder reikt dan wat in een democratische samenleving nodig is ter voorkoming van onregelmatigheden.

  43. Wat het toezicht betreft, moeten nadere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het in artikel 82 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde jaarverslag over de uitvoering en met betrekking tot de gemeenschappelijke indicatoren die deel uitmaken van het in artikel 80 van die verordening bedoelde gemeenschappelijke toezicht- en evaluatiekader.

  44. Ten behoeve van een veilige elektronische uitwisseling van gegevens tussen de Commissie en de lidstaten moet een informatiesysteem worden opgezet. Bepalingen dienen te worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud en het functioneren van het systeem en het recht op toegang tot dat systeem.

  45. De nieuwe uitvoeringsbepalingen moeten in de plaats komen van die welke zijn vastgesteld voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1257/1999. Daarom moet Verordening (EG) nr. 817/2004 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2007.

  46. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Toepassingsgebied

Artikel 1

Bij de onderhavige verordening worden uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgesteld wat betreft de beginselen en algemene voorschriften inzake de steun voor plattelandsontwikkeling, specifieke en gemeenschappelijke bepalingen inzake de maatregelen voor plattelandsontwikkeling en subsidiabiliteits- en administratieve bepalingen, met uitzondering van bepalingen inzake controle.

HOOFDSTUK II Algemene bepalingen

Afdeling 1 Complementariteit, coherentie en conformiteit

Artikel 2

Afdeling 2 Strategie en programmering

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Afdeling 3 Veranderingen van programma's voor plattelandsontwikkeling

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

HOOFDSTUK III Maatregelen voor plattelandsontwikkeling

Afdeling 1 Maatregelen voor plattelandsontwikkeling per as

Onderafdeling 1 As 1

Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
Artikel 21
Artikel 22
Artikel 23
Artikel 24
Artikel 25
Artikel 25 bis

Onderafdeling 2 As 2

Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
Artikel 29
Artikel 30
Artikel 31
Artikel 32
Artikel 33
Artikel 34

Onderafdeling 3 As 3

Artikel 35
Artikel 36

Onderafdeling 4 As 4

Artikel 37
Artikel 37 bis
Artikel 38
Artikel 39

Onderafdeling 4 bis Tijdelijke extra maatregel voor Bulgarije en Roemenië

Artikel 39 bis

Onderafdeling 5 Technische bijstand

Artikel 40
Artikel 41

Afdeling 2 Voor verscheidene maatregelen geldende gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 47

HOOFDSTUK IV Subsidiabiliteits- en administratieve bepalingen

Afdeling 1 Verifieerbaarheid en controleerbaarheid van de maatregelen en subsidiabiliteitsvoorschriften

Onderafdeling 1 Verifieerbaarheid en controleerbaarheid van de maatregelen

Artikel 48

Onderafdeling 2 Rentesubsidies

Artikel 49

Onderafdeling 3 Andere acties op het gebied van financiële instrumentering

Artikel 50
Artikel 51
Artikel 52

Onderafdeling 4 Normbedragen voor kosten en standaardveronderstellingen over gederfde inkomsten, bijdragen in natura

Artikel 53
Artikel 54

Onderafdeling 5 Investeringen

Artikel 55

Onderafdeling 6 Betaling van voorschotten voor investeringssteun

Artikel 56

Afdeling 2 Staatssteun

Artikel 57

Afdeling 3 Voorlichting en publiciteit

Artikel 58

Artikel 59

Afdeling 4 Toezicht en evaluatie

Artikel 60

Artikel 61

Artikel 62

Afdeling 5 Elektronische uitwisseling van gegevens en stukken

Artikel 63

HOOFDSTUK V Slotbepalingen

Artikel 64

Artikel 65

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII