Home

Verordening (EG) n r. 1991/2006 van de Raad van 21 december 2006 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EG) n r. 1991/2006 van de Raad van 21 december 2006 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 10, lid 1, wordt punt b) vervangen door:

    1. die zijn gecontroleerd in het kader van de in artikel 9 bedoelde inspectieregeling of in overeenstemming met het bepaalde in artikel 11 zijn ingevoerd;

      voor producten die overeenkomstig artikel 11, lid 6, zijn ingevoerd, dient bij de toepassing van de inspectieregeling evenwel te worden voldaan aan eisen die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in artikel 9, en in het bijzonder in lid 4 van dat artikel;”

  2. Artikel 11 wordt vervangen door:

    1.

    Een uit een derde land ingevoerd product mag in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als een product voorzien van aanduidingen die verwijzen naar de biologische productiemethode mits:

    1. het product in overeenstemming is met het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van deze verordening;

    2. alle marktdeelnemers, inclusief de exporteurs, hun activiteiten aan controle door een overeenkomstig lid 2 erkend inspectieorgaan of -autoriteit hebben onderworpen, en

    3. de betrokken marktdeelnemers te allen tijde aan de importeurs of de nationale instanties bewijsstukken kunnen voorleggen waarmee de marktdeelnemer die de laatste bewerking heeft verricht en het type producten dat of de reeks producten die hij onder zijn controle heeft, kunnen worden geïdentificeerd, alsook de naleving door deze marktdeelnemer van de punten a) en b) en de geldigheidsperiode kunnen worden geverifieerd.

    2.

    De Commissie erkent volgens de procedure van artikel 14, lid 2, de in lid 1, onder b), genoemde inspectieorganen en -autoriteiten, waaronder de in artikel 9 bedoelde inspectieorganen en -autoriteiten, die bevoegd zijn om inspecties te verrichten en de in lid 1, onder c), bedoelde bewijsstukken in derde landen op te stellen, en stelt een lijst van deze inspectieorganen en -autoriteiten op.

    De inspectieorganen worden geaccrediteerd overeenkomstig de Europese Norm EN 45011 of ISO Guide 65 „Algemene voorschriften voor instanties die productcertificeringssystemen toepassen” in de versie waarvan het meest recent kennis is gegeven door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-reeks. De inspectieorganen worden op geregelde tijdstippen onderworpen aan evaluatie op het terrein, toezicht en meerjarige herbeoordeling van hun activiteiten door de accrediteringsinstantie.

    In het kader van de behandeling van een verzoek om erkenning verzoekt de Commissie het inspectieorgaan of de inspectieautoriteit haar alle nodige informatie te verstrekken. De Commissie kan deskundigen machtigen de productievoorschriften en de door het inspectieorgaan of de inspectieautoriteit in kwestie in het derde land verrichte controleactiviteiten ter plaatse te onderzoeken.

    De erkende inspectieorganen of -autoriteiten zorgen voor de evaluatieverslagen die ter beschikking worden gesteld door de accrediteringsinstantie of, in voorkomend geval, door het orgaan dat bevoegd is voor de regelmatige evaluatie ter plaatse, het toezicht en de meerjarige herbeoordeling van hun activiteiten.

    Aan de hand van de evaluatieverslagen zorgt de Commissie met de hulp van de lidstaten voor het passend toezicht op de erkende inspectieorganen en -autoriteiten door hun erkenning op geregelde tijdstippen opnieuw te evalueren. De aard van het toezicht wordt bepaald op basis van een beoordeling van het risico dat zich onregelmatigheden voordoen of de in of uit hoofde van deze verordening vastgestelde bepalingen worden geschonden.

    3.

    Een uit een derde land ingevoerd product mag ook in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als een product met aanduidingen die verwijzen naar de biologische productiemethode mits:

    1. het product is geproduceerd overeenkomstig productienormen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de artikelen 5 en 6 zijn opgenomen en gelden voor biologische productie in de Gemeenschap;

    2. de marktdeelnemers aan inspectieregelingen zijn onderworpen die even efficiëntie zijn als de in de artikelen 8 en 9 bedoelde regelingen en deze inspectieregelingen permanent en effectief zijn toegepast;

    3. de marktdeelnemers in alle stadia van de productie, bereiding en distributie in het derde land hun activiteiten hebben onderworpen aan een inspectiesysteem dat overeenkomstig lid 4 is erkend of aan een of meer inspectieorganen of -autoriteiten die overeenkomstig lid 5 zijn erkend; en

    4. voor het product een inspectiecertificaat is afgegeven door de bevoegde autoriteiten of inspectieorganen van het derde land dat overeenkomstig lid 4 is erkend, of door een inspectieorgaan dat of de inspectieautoriteit die overeenkomstig lid 5 is erkend, waaruit blijkt dat het product voldoet aan de in dit lid gestelde voorwaarden. Het origineel van het certificaat moet de goederen vergezellen naar het gebouw van de eerste ontvanger; daarna moet de importeur het certificaat voor een periode van ten minste twee jaar ter beschikking houden van het inspectieorgaan c.q. de inspectieautoriteit.

    4.

    Volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure kan de Commissie de derde landen erkennen waarvan het productiesysteem voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die welke in de artikelen 5 en 6 zijn beschreven en waarvoor de inspectieregelingen even efficiënt zijn als de in de artikelen 8 en 9 beschreven regelingen, en kan de Commissie een lijst van deze landen opstellen. Bij de beoordeling van de gelijkwaardigheid wordt rekening gehouden met de richtsnoeren van de Codex Alimentarius CAC/GL 32.

    In het kader van de behandeling van een verzoek om erkenning verzoekt de Commissie het derde land alle nodige informatie te verstrekken. De Commissie kan deskundigen machtigen de productievoorschriften en de inspectieregelingen van het betrokken derde land ter plaatse te onderzoeken.

    De erkende derde landen zenden de Commissie ieder jaar vóór 31 maart een beknopt jaarverslag toe betreffende de uitvoering en de handhaving van hun inspectieregelingen.

    Op basis van de gegevens in deze evaluatieverslagen zorgt de Commissie met de hulp van de lidstaten voor het passend toezicht op de erkende derde landen door hun erkenning op geregelde tijdstippen opnieuw te evalueren. De aard van het toezicht wordt bepaald op basis van een beoordeling van het risico dat zich onregelmatigheden voordoen of de in of uit hoofde van deze verordening vastgestelde bepalingen worden geschonden.

    5.

    Voor producten die niet overeenkomstig lid 1 zijn ingevoerd en die niet zijn ingevoerd uit een overeenkomstig lid 4 erkend derde land, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 14, lid 2, de inspectieorganen en -autoriteiten, waaronder de in artikel 9 bedoelde inspectieorganen en -autoriteiten, erkennen die bevoegd zijn om inspecties te verrichten en in derde landen certificaten te verstrekken voor de toepassing van lid 3, alsook een lijst van deze inspectieorganen en -autoriteiten opstellen. Bij de beoordeling van de gelijkwaardigheid wordt rekening gehouden met de richtsnoeren van de Codex Alimentarius CAC/GL 32.

    De Commissie onderzoekt alle verzoeken om erkenning die door een inspectieorgaan of -autoriteit in een derde land zijn ingediend.

    In het kader van de behandeling van een verzoek om erkenning verzoekt de Commissie het inspectieorgaan of de inspectieautoriteit haar alle nodige informatie te verstrekken. Het inspectieorgaan of de inspectieautoriteit worden op geregelde tijdstippen onderworpen aan evaluatie op het terrein, toezicht en meerjarige herbeoordeling van hun activiteiten door een accrediteringsinstantie of in voorkomend geval door een bevoegde autoriteit. De Commissie kan deskundigen machtigen de productievoorschriften en de door het inspectieorgaan of de inspectieautoriteit in kwestie in het derde land verrichte inspectieactiviteiten ter plaatse te onderzoeken.

    De erkende inspectieorganen of -autoriteiten zorgen voor de evaluatieverslagen die ter beschikking worden gesteld door de accrediteringsinstantie of, in voorkomend geval, door het orgaan dat bevoegd is voor de regelmatige evaluatie ter plaatse, het toezicht en de meerjarige herbeoordeling, om de zoveel jaar, van hun activiteiten.

    Op basis van deze evaluatieverslagen zorgt de Commissie met de hulp van de lidstaten voor het passend toezicht op de erkende inspectieorganen en inspectieautoriteiten door hun erkenning op geregelde tijdstippen opnieuw te evalueren. De aard van het toezicht wordt bepaald op basis van een beoordeling van het risico dat zich onregelmatigheden voordoen of de in of uit hoofde van deze verordening vastgestelde bepalingen worden geschonden.

    6.

    Voor een periode die begint op 1 januari 2007 en eindigt twaalf maanden na de bekendmaking van de eerste lijst van de op grond van lid 5 erkende inspectieorganen of inspectieautoriteiten mag de bevoegde instantie van een lidstaat importeurs in die lidstaat waar de invoerder overeenkomstig artikel 8, lid 1, kennis heeft gegeven van zijn activiteit, toestaan dat producten die zijn ingevoerd uit derde landen die niet op de in lid 4 bedoelde lijst staan, in de handel worden gebracht, mits de importeur voldoende bewijs levert waaruit blijkt dat aan de in lid 3, onder a) en b), genoemde voorwaarden is voldaan. Indien niet langer aan die voorwaarden wordt voldaan, wordt de toestemming onmiddellijk ingetrokken. De toestemmingen vervallen uiterlijk 24 maanden na de bekendmaking van de eerste lijst van overeenkomstig lid 5 erkende inspectieorganen en -autoriteiten. Voor het ingevoerde product wordt een inspectiecertificaat afgegeven dat is opgesteld door de autoriteit die of het orgaan dat daartoe is erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat die toestemming heeft verleend. Het origineel van het certificaat moet de goederen vergezellen naar het gebouw van de eerste ontvanger; daarna moet de importeur het certificaat voor een periode van ten minste twee jaar ter beschikking houden van het inspectieorgaan c.q. de inspectieautoriteit.

    Elke lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend, met inbegrip van informatie over de betrokken productienormen en inspectieregelingen.

    Op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie wordt een overeenkomstig dit lid verleende toestemming door het in artikel 14 bedoelde comité onderzocht. Als uit dit onderzoek blijkt dat niet aan de in lid 3, onder a) en b), van dit artikel bedoelde voorwaarden is voldaan, eist de Commissie van de lidstaat die de toestemming heeft verleend, dat die wordt ingetrokken.

    Een toestemming voor het op de markt brengen van uit een derde land ingevoerde producten die vóór 31 december 2006 door de bevoegde autoriteit van de respectieve lidstaat uit hoofde van dit lid is verleend, blijft geldig tot uiterlijk 31 december 2007.

    7.

    Volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure stelt de Commissie bepalingen ter uitvoering van dit artikel vast, met name met betrekking tot:

    1. de criteria en procedures die moeten worden gehanteerd voor de erkenning van derde landen en inspectieorganen en -autoriteiten, waaronder de bekendmaking van de lijsten van erkende derde landen en inspectieorganen en -autoriteiten; en

    2. de in lid 1 bedoelde bewijsstukken en het in lid 3, onder d), en lid 6 van dit artikel bedoelde certificaat, waarbij rekening wordt gehouden met de voordelen van elektronische certificering, waaronder de betere bescherming tegen fraude.”.

  3. De tweede alinea van artikel 16, lid 3, wordt geschrapt.

  4. Punt C van bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

    1. in de eerste alinea wordt het tweede streepje vervangen door:

      • „eerste geadresseerde” (of „eerste ontvanger”): de in artikel 11, lid 3, onder d), en artikel 11, lid 6, bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de zending wordt geleverd en die deze in ontvangst zal nemen met het oog op de verdere bereiding en/of het in de communautaire handel brengen ervan.”;

    2. in punt 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

      „De controleorganisatie of -instantie moet de in punt 2 van deze afdeling C bedoelde voorraadboekhouding en financiële boekhouding en het in artikel 11, lid 3, onder d), of artikel 11, lid 6, bedoelde inspectiecertificaat en de in artikel 11, lid 1, bedoelde bewijsstukken controleren.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.