Home

Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

  2. Voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt is het dienstig de nationale goedkeuringssystemen te vervangen door een communautaire goedkeuringsprocedure op basis van het beginsel van volledige harmonisatie.

  3. De technische voorschriften voor systemen, onderdelen, technische eenheden en voertuigen moeten worden geharmoniseerd en in regelgevingen gespecificeerd. Deze regelgevingen moeten er in de eerste plaats op zijn gericht een hoog niveau van verkeersveiligheid, gezondheidsbescherming, milieubescherming, energie-efficiëntie en beveiliging tegen ongeoorloofd gebruik te waarborgen.

  4. Richtlijn 92/53/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(4) beperkte de toepassing van de communautaire typegoedkeuringsprocedure voor volledige voertuigen tot voertuigcategorie M1, maar om de interne markt te voltooien en ervoor te zorgen dat hij naar behoren functioneert, moet het toepassingsgebied van de onderhavige richtlijn alle voertuigcategorieën omvatten, zodat de fabrikanten via de communautaire typegoedkeuring van de voordelen van de interne markt kunnen profiteren.

  5. Om de fabrikanten in staat te stellen zich aan de nieuwe geharmoniseerde procedures aan te passen, moet in een voldoende lange overgangstermijn worden voorzien voordat de communautaire typegoedkeuring van voertuigen verplicht wordt voor in één fase gebouwde voertuigen van andere categorieën dan M1. Voor voertuigen van andere categorieën dan M1 waarvoor meerfasengoedkeuring is vereist, moet in een langere overgangstermijn worden voorzien, omdat de procedure ook zal gelden voor carrosseriebouwers, die op dat gebied nog voldoende ervaring moeten opdoen om de vereiste procedures naar behoren te kunnen toepassen. Gezien het belang van de veiligheid van voertuigen van de categorieën M2 en M3 moeten deze voertuigen echter wel voldoen aan de technische voorschriften van de geharmoniseerde richtlijnen in de overgangsperiode waarin de nationale typegoedkeuring nog geldt, om de fabrikanten in staat te stellen ervaring op te doen met de communautaire typegoedkeuring van voertuigen.

  6. Tot dusver waren fabrikanten die voertuigen in kleine series bouwen, gedeeltelijk uitgesloten van de voordelen van de interne markt. De ervaring heeft geleerd dat de verkeersveiligheid en de milieuvriendelijkheid aanzienlijk kunnen worden verbeterd als in kleine series gebouwde voertuigen volledig in het communautaire typegoedkeuringssysteem voor voertuigen worden opgenomen, te beginnen met die van categorie M1.

  7. Om misbruik te voorkomen, moet de vereenvoudigde procedure voor in kleine series gebouwde voertuigen tot zeer geringe producties worden beperkt. Het begrip kleine series dient dan ook nauwkeuriger te worden gedefinieerd door het aantal geproduceerde voertuigen aan te geven.

  8. Het is belangrijk maatregelen te nemen om voertuigen op individuele basis te kunnen goedkeuren, zodat in het meerfasengoedkeuringssysteem voldoende flexibiliteit kan worden toegestaan; in afwachting van de vaststelling van geharmoniseerde, specifieke communautaire bepalingen moeten de lidstaten echter nog steeds individuele goedkeuringen overeenkomstig hun nationale regelgeving kunnen verlenen.

  9. In afwachting van de toepassing van de communautaire typegoedkeuringsprocedure voor voertuigen op andere voertuigcategorieën dan M1, moeten de lidstaten nog steeds nationale typegoedkeuringen kunnen verlenen en moeten daartoe overgangsbepalingen worden vastgesteld.

  10. De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen moeten worden vastgesteld volgens de procedure van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).

  11. Bij Besluit 97/836/EG van de Raad(6) is de Gemeenschap toegetreden tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („Herziene overeenkomst van 1958”).

    De VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap krachtens dit besluit toetreedt, en de wijzigingen van VN/ECE-reglementen waartoe de Gemeenschap al is toegetreden, dienen bijgevolg als voorschriften voor de EG-typegoedkeuring of als alternatieven voor de bestaande communautaire wetgeving in de communautaire typegoedkeuringsprocedure te worden opgenomen. In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid hebben deze richtlijn op de nodige punten aan te passen, wanneer de Gemeenschap bij besluit van de Raad beslist dat een VN/ECE-reglement deel gaat uitmaken van de EG-typegoedkeuringsprocedure voor voertuigen en in de plaats komt van bestaande communautaire wetgeving. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn of ter aanvulling van deze richtlijn met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

  12. Voor een betere regelgeving, voor de vereenvoudiging en om te voorkomen dat de bestaande communautaire wetgeving over kwesties van technische specificaties voortdurend moet worden bijgewerkt, moet het mogelijk zijn in deze richtlijn of bijzondere richtlijnen en verordeningen te verwijzen naar bestaande internationale normen en regelingen zonder deze weer te geven in het communautaire juridische kader.

  13. Om te garanderen dat de procedure voor de controle van de overeenstemming van de productie, die een van de hoekstenen van het Europese typegoedkeuringssysteem vormt, juist wordt toegepast en naar behoren functioneert, moet de bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen, geregeld verificaties verrichten bij de fabrikanten.

  14. Het hoofddoel van wetgeving inzake goedkeuring van voertuigen is ervoor te zorgen dat nieuwe voertuigen, onderdelen en technische eenheden die op de markt worden gebracht een hoog niveau van veiligheid en milieubescherming bieden. Het bereiken van die doelstelling mag niet in het gedrang worden gebracht doordat bepaalde onderdelen of uitrustingsstukken worden bevestigd nadat voertuigen op de markt of in het verkeer zijn gebracht. Daarom moeten passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat onderdelen of uitrustingsstukken die op voertuigen kunnen worden bevestigd en die de werking van voor de veiligheid of de milieubescherming essentiële systemen in aanzienlijke mate nadelig kunnen beïnvloeden, door een goedkeuringsinstantie vooraf worden gecontroleerd voordat zij te koop worden aangeboden. Die maatregelen moeten technische bepalingen bevatten betreffende de voorschriften waaraan die onderdelen of uitrustingsstukken moeten voldoen.

  15. Die maatregelen mogen alleen gelden voor een beperkt aantal onderdelen of uitrustingsstukken. De lijst van deze onderdelen of uitrustingsstukken en latere vereisten moeten worden vastgesteld na raadpleging van belanghebbenden. Bij de vaststelling van de lijst moet de Commissie de belanghebbenden raadplegen op basis van een rapport en naar een eerlijk evenwicht streven tussen de vereisten op het gebied van de verbetering van de veiligheid op de weg en op het gebied van milieubescherming, evenals de belangen van consumenten, producenten en verdelers bij de instandhouding van de concurrentie op de secundaire onderdelenmarkt.

  16. De lijst van onderdelen en uitrustingsstukken, de desbetreffende essentiële systemen en de test- en uitvoeringsmaatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn of ter aanvulling van deze richtlijn met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van dit besluit vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

  17. Deze richtlijn bevat een reeks specifieke veiligheidsvoorschriften als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid(7), waarin specifieke voorschriften voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van consumenten zijn vastgesteld. Daarom is het van belang bepalingen vast te stellen om te waarborgen dat wanneer een voertuig voor consumenten een ernstig risico vormt als gevolg van de toepassing van deze richtlijn of de regelgevingen in bijlage IV, de producent doeltreffende beschermingsmaatregelen heeft genomen, inclusief het terugroepen van voertuigen. Goedkeuringsinstanties moeten daarom kunnen beoordelen of de voorgestelde maatregelen al dan niet volstaan.

  18. Het is van belang dat de fabrikanten de eigenaars van voertuigen relevante informatie verstrekken om verkeerd gebruik van veiligheidsvoorzieningen te voorkomen. Het is dienstig bepalingen dienaangaande in deze richtlijn op te nemen.

  19. Voor fabrikanten van uitrustingsstukken is het ook van belang toegang te hebben tot bepaalde informatie die alleen de voertuigfabrikant kan verstrekken, dat wil zeggen technische informatie en tekeningen die nodig zijn om onderdelen voor de secundaire onderdelenmarkt te ontwikkelen.

  20. Even belangrijk is dat de fabrikanten informatie beschikbaar stellen aan onafhankelijke ondernemingen, om ervoor te zorgen dat voertuigen hersteld en onderhouden worden op een volledig concurrerende markt. Deze informatievereisten zijn reeds opgenomen in communautaire wetgeving, met name in Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte passagiers- en commerciële voertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie(8), waarbij de Commissie uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van die verordening een verslag voorlegt over de werking van de regeling voor toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig en zal nagaan of het wenselijk is alle bepalingen met betrekking tot de toegang tot zulke informatie in het kader van een herziene kaderrichtlijn inzake typegoedkeuring te consolideren.

  21. Om de procedure te vereenvoudigen en te versnellen, dienen maatregelen om enerzijds de bijzondere richtlijnen of verordeningen uit te voeren en anderzijds de bijlagen bij deze richtlijn en die bij de bijzondere richtlijnen of verordeningen aan te passen, in het bijzonder aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis, te worden goedgekeurd overeenkomstig Besluit 1999/468/EG. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen of verordeningen of ter aanvulling van deze met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van dat besluit vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing. Dezelfde procedure moet van toepassing zijn op aanpassingen die nodig zijn voor de typegoedkeuring van voertuigen voor personen met een handicap.

  22. De ervaring leert dat soms onmiddellijk passende maatregelen ter bescherming van de weggebruikers moeten worden genomen wanneer tekortkomingen in de bestaande wetgeving zijn geconstateerd. In dergelijke spoedgevallen moeten de vereiste wijzigingen op de bijzondere richtlijnen of verordeningen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG worden goedgekeurd. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van de bijzondere richtlijnen of verordeningen of ter aanvulling van deze met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van dat besluit vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

  23. Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de voltooiing van de interne markt, door de invoering van een verplicht communautair typegoedkeuringssysteem voor alle voertuigcategorieën, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  24. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

  25. In overeenstemming met punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven”(9) dient de Raad de lidstaten ertoe aan te sporen om, voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap, hun eigen tabellen op te stellen waarin, voor zover mogelijk, de correlatie tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen is weergegeven, en deze tabellen openbaar te maken.

  26. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XX, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.

  27. De vereisten in deze richtlijn zijn in overeenstemming met de principes die zijn vastgesteld in het actieplan „Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving”.

  28. Het is van bijzonder belang dat toekomstige maatregelen die op grond van deze richtlijn worden voorgesteld of procedures die als toepassing ervan moeten worden gevolgd, stroken met deze principes, die in de mededeling van de Commissie „Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw” zijn herhaald,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp

Deze richtlijn stelt een geharmoniseerd kader vast voor de bestuursrechtelijke bepalingen en de algemene technische voorschriften voor de goedkeuring van alle nieuwe voertuigen die binnen haar toepassingsgebied vallen, en van de systemen, onderdelen en technische eenheden die voor die voertuigen zijn bestemd, met als doel de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen ervan in de Gemeenschap te vergemakkelijken.

In deze richtlijn worden ook de bepalingen vastgesteld voor de verkoop en in het verkeer brengen van onderdelen en uitrustingsstukken voor voertuigen die overeenkomstig deze richtlijn zijn goedgekeurd.

Specifieke technische vereisten betreffende de bouw en de werking van voertuigen worden ter toepassing van deze richtlijn neergelegd in regelgevingen, waarvan de limitatieve lijst is opgenomen in bijlage IV.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn is van toepassing op de typegoedkeuring van in een of meer fasen ontworpen en gebouwde voertuigen die bestemd zijn voor gebruik op de weg, en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn ontworpen en gebouwd.

Zij is ook van toepassing op de individuele goedkeuring van dergelijke voertuigen.

Deze richtlijn is tevens van toepassing op onderdelen en uitrustingsstukken die bestemd zijn voor voertuigen die onder deze richtlijn vallen.

2.

Deze richtlijn is niet van toepassing op de typegoedkeuring of individuele goedkeuring van de volgende voertuigen:

  1. landbouw- of bosbouwtrekkers, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan(10), en aanhangwagens die specifiek voor deze trekkers zijn ontworpen en gebouwd;

  2. vierwielers, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen(11);

  3. rupsvoertuigen.

3.

De typegoedkeuring of individuele goedkeuring overeenkomstig deze richtlijn is facultatief voor de volgende voertuigen:

  1. voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd om hoofdzakelijk op bouwplaatsen, in steengroeven, in havens of op luchthavens te worden gebruikt;

  2. voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik door de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en de ordehandhavingsdiensten, en

  3. mobiele machines,

in de mate dat deze voertuigen aan de vereisten van deze richtlijn kunnen voldoen. Deze facultatieve goedkeuringen laten de toepassing van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines(12) onverlet.

4.

De individuele goedkeuring overeenkomstig deze richtlijn is facultatief voor de volgende voertuigen:

  1. voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor wegraces;

  2. prototypes van voertuigen die onder verantwoordelijkheid van de fabrikant op de weg worden gebruikt om een specifiek testprogramma uit te voeren, mits zij speciaal daarvoor zijn ontworpen en gebouwd.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn en de in bijlage IV genoemde regelgevingen, tenzij daarin anders is bepaald, wordt verstaan onder:

  1. „regelgeving”: een bijzondere richtlijn of verordening of een aan de Herziene Overeenkomst van 1958 gehecht VN/ECE-reglement;

  2. „bijzondere richtlijn of verordening”: een richtlijn of verordening vermeld in bijlage IV, deel I. Deze term omvat ook uitvoeringsbesluiten daarvan;

  3. „typegoedkeuring”: de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet;

  4. „nationale typegoedkeuring”: een in de nationale wetgeving van een lidstaat vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid beperkt is tot het grondgebied van die lidstaat;

  5. „EG-typegoedkeuring”: de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften van deze richtlijn en van de in bijlage IV of XI vermelde regelgevingen voldoet;

  6. „individuele goedkeuring”: de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een bepaald voertuig, al dan niet uniek, aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet;

  7. „meerfasentypegoedkeuring”: de procedure waarbij een of meer lidstaten certificeren dat een incompleet of voltooid type voertuig, al naar gelang de staat van voltooiing, aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;

  8. „stapsgewijze typegoedkeuring”: een voertuiggoedkeuringsprocedure die bestaat uit het stapsgewijze verzamelen van de hele reeks EG-typegoedkeuringscertificaten voor de systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig en die uiteindelijk resulteert in de goedkeuring van het volledige voertuig;

  9. „eenstapstypegoedkeuring”: een procedure voor de goedkeuring van een voertuig in zijn geheel in één handeling;

  10. „gemengde typegoedkeuring”: een stapsgewijze goedkeuringsprocedure waarbij in de laatste fase van de goedkeuring van het gehele voertuig een of meer systemen worden goedgekeurd zonder dat voor deze systemen een EG-typegoedkeuringscertificaat moet worden afgegeven;

  11. „motorvoertuig”: een gemotoriseerd voertuig dat zich op eigen kracht voortbeweegt, ten minste vier wielen heeft, compleet, voltooid of incompleet is en een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h kan bereiken;

  12. „aanhangwagen”: een niet-zelfaangedreven voertuig op wielen dat is ontworpen en gebouwd om door een motorvoertuig te worden getrokken;

  13. „voertuig”: een motorvoertuig of een aanhangwagen daarvan, zoals gedefinieerd in de punten 11 en 12;

  14. „hybride motorvoertuig”: een voertuig met ten minste twee verschillende energieomzetters en twee verschillende energieopslagsystemen (aan boord) ten behoeve van de aandrijving van het voertuig;

  15. „hybride elektrisch voertuig”: een hybride voertuig dat ten behoeve van de mechanische aandrijving energie put uit beide van de volgende aan boord opgeslagen energiebronnen/krachtbronnen:

    • een verbruiksbrandstof;

    • een opslagvoorziening voor elektrische energie/kracht (bv. accu, condensator, vliegwiel/generator, enz.);

  16. „mobiele machine”: een zelfaangedreven voertuig dat speciaal is ontworpen en gebouwd voor werkzaamheden en dat door zijn bouw niet geschikt is voor personen- of goederenvervoer. Machines die op het chassis van een motorvoertuig zijn gemonteerd, worden niet als mobiele machines beschouwd;

  17. „voertuigtype”: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, deel B, vermelde essentiële punten identiek zijn. Een voertuigtype kan varianten en uitvoeringen zoals omschreven in bijlage II, deel B, omvatten;

  18. „basisvoertuig”: een voertuig dat in de eerste fase van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure wordt gebruikt;

  19. „incompleet voertuig”: een voertuig dat nog minstens één voltooiingsfase moet ondergaan om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze richtlijn te voldoen;

  20. „voltooid voertuig”: een voertuig dat na de meerfasentypegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan de toepasselijke technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;

  21. „compleet voertuig”: een voertuig dat niet hoeft te worden voltooid om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze richtlijn te voldoen;

  22. „voertuig uit restantvoorraad”: een voertuig dat deel uitmaakt van een voorraad en dat niet kan worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor het niet is goedgekeurd;

  23. „systeem”: een geheel van inrichtingen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van de regelgevingen moet voldoen;

  24. „onderdeel”: een inrichting die aan de voorschriften van een regelgeving moet voldoen, en die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor onafhankelijk van een voertuig typegoedkeuring kan worden verleend indien de regelgeving daarin uitdrukkelijk voorziet;

  25. „technische eenheid”: een inrichting die aan de voorschriften van een regelgeving moet voldoen, die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor afzonderlijk, maar alleen met betrekking tot een of meer specifieke voertuigtypes, typegoedkeuring kan worden verleend indien de regelgeving daarin uitdrukkelijk voorziet;

  26. „originele onderdelen of uitrustingsstukken”: onderdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrustingsstukken geproduceerd zijn. Tot het bewijs van het tegendeel wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn, indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd;

  27. „fabrikant”: persoon of instantie die tegenover de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeurings- en vergunningsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of instantie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid dat/die aan de goedkeuringsprocedure wordt onderworpen;

  28. „vertegenwoordiger van de fabrikant”: een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen. Wanneer de term „fabrikant” wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan;

  29. „goedkeuringsinstantie”: de instantie van een lidstaat die bevoegd is voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid als de individuele goedkeuring van een voertuig; voor de vergunningsprocedure, de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten; die bevoegd is te fungeren als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten; die bevoegd is voor de aanwijzing van de technische diensten, en die ervoor moet zorgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van productie;

  30. „bevoegde instantie”: de in artikel 42 bedoelde bevoegde instantie is ofwel de goedkeuringsinstantie of een aangewezen autoriteit, ofwel een accrediteringsorgaan dat namens hen handelt;

  31. „technische dienst”: een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat is aangewezen om namens haar als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen;

  32. „virtuele testmethode”: computersimulatie, daaronder begrepen berekeningen die aantonen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van een regelgevingshandeling. Voor testdoeleinden hoeft bij de virtuele methode geen gebruik te worden gemaakt van fysieke voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden;

  33. „typegoedkeuringscertificaat”: het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend;

  34. „EG-typegoedkeuringscertificaat”: het certificaat in bijlage VI of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn of verordening, dan wel het als gelijkwaardig beschouwde mededelingenformulier in de relevante bijlage bij een van de in bijlage IV bij deze richtlijn, deel I of II, genoemde VN/ECE-reglementen;

  35. „individuelegoedkeuringscertificaat”: het document waarmee de goedkeuringsinstantie certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend;

  36. „certificaat van overeenstemming”: het document in bijlage IX dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig behorende tot de reeks waarvoor overeenkomstig deze richtlijn typegoedkeuring is verleend, op het ogenblik van de productie aan alle regelgevingen voldoet;

  37. „inlichtingenformulier”: het formulier in bijlage I of III of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn of verordening, waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt. Het inlichtingenformulier mag in elektronische vorm worden ingediend;

  38. „informatiedossier”: het complete dossier met het inlichtingenformulier, het bestand en de gegevens, tekeningen, foto’s enz. die door de aanvrager zijn verstrekt. Het informatiedossier mag in elektronische vorm worden ingediend;

  39. „informatiepakket”: het informatiedossier met de testrapporten en alle andere documenten die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitoefening van haar functie aan het informatiedossier heeft toegevoegd. Het informatiepakket mag in elektronische vorm worden ingediend;

  40. „inhoudsopgave bij het informatiepakket”: het document met de inhoudsopgave van het informatiepakket, waarvan alle bladzijden zijn genummerd of van andere tekens zijn voorzien. Dit document geeft een overzicht van de opeenvolgende stappen in het beheer van de EG-typegoedkeuringsprocedure, met name de data van alle herzieningen en bijwerkingen.

HOOFDSTUK II ALGEMENE VERPLICHTINGEN

Artikel 4 Verplichtingen van de lidstaten

Artikel 5 Verplichtingen van de fabrikanten

HOOFDSTUK III EG-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

Artikel 6 Procedures voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen

Artikel 7 Procedure voor de EG-typegoedkeuring van systemen, onderdelen of technische eenheden

HOOFDSTUK IV VERLOOP VAN DE EG-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

Artikel 8 Algemene bepalingen

Artikel 9 Bijzondere bepalingen voor voertuigen

Artikel 10 Bijzondere bepalingen voor systemen, onderdelen en technische eenheden

Artikel 11 Voor EG-typegoedkeuring vereiste tests

Artikel 12 Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie

HOOFDSTUK V WIJZIGINGEN VAN EG-TYPEGOEDKEURINGEN

Artikel 13 Algemene bepalingen

Artikel 14 Bijzondere bepalingen voor voertuigen

Artikel 15 Bijzondere bepalingen voor systemen, onderdelen en technische eenheden

Artikel 16 Afgifte en kennisgeving van wijzigingen

HOOFDSTUK VI GELDIGHEID VAN EEN EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

Artikel 17 Einde van de geldigheid

HOOFDSTUK VII CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING EN MARKERINGEN

Artikel 18 Certificaat van overeenstemming

Artikel 19 EG-typegoedkeuringsmerk

HOOFDSTUK VIII NIEUWE TECHNOLOGIEËN OF CONCEPTEN DIE ONVERENIGBAAR ZIJN MET DE BIJZONDERE RICHTLIJNEN

Artikel 20 Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten

Artikel 21 Te nemen maatregelen

HOOFDSTUK IX IN KLEINE SERIES GEBOUWDE VOERTUIGEN

Artikel 22 EG-typegoedkeuring van kleine series

Artikel 23 Nationale typegoedkeuring van kleine series

HOOFDSTUK X INDIVIDUELE GOEDKEURINGEN

Artikel 24 Individuele goedkeuringen

Artikel 25 Bijzondere bepalingen

HOOFDSTUK XI REGISTRATIE, VERKOOP EN IN HET VERKEER BRENGEN

Artikel 26 Registratie, verkoop en in het verkeer brengen van voertuigen

Artikel 27 Registratie, verkoop en in het verkeer brengen van voertuigen uit restantvoorraden

Artikel 28 Verkoop en in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden

HOOFDSTUK XII VRIJWARINGSCLAUSULES

Artikel 29 Voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die aan deze richtlijn voldoen

Artikel 30 Voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type

Artikel 31 Verkoop en in het verkeer brengen van onderdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijk risico kunnen vormen voor de correcte werking van essentiële systemen

Artikel 32 Terugroepen van voertuigen

Artikel 33 Kennisgeving van besluiten en beschikbare rechtsmiddelen

HOOFDSTUK XIII INTERNATIONALE REGELGEVING

Artikel 34 VN/ECE-reglementen die deel uitmaken van de EG-typegoedkeuring

Artikel 35 Gelijkwaardigheid van VN/ECE-reglementen met richtlijnen of verordeningen

Artikel 36 Gelijkwaardigheid met andere regelgeving

HOOFDSTUK XIV HET VERSTREKKEN VAN TECHNISCHE INFORMATIE

Artikel 37 Informatie voor gebruikers

Artikel 38 Informatie voor fabrikanten van onderdelen of technische eenheden

HOOFDSTUK XV UITVOERINGSMAATREGELEN EN WIJZIGINGEN

Artikel 39 Uitvoeringsmaatregelen voor en wijzigingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen en verordeningen

Artikel 40 Comité

HOOFDSTUK XVI AANWIJZING EN AANMELDING VAN TECHNISCHE DIENSTEN

Artikel 41 Aanwijzing van technische diensten

Artikel 42 Beoordeling van de vaardigheden van de technische diensten

Artikel 43 Aanmeldingsprocedures

HOOFDSTUK XVII SLOTBEPALINGEN

Artikel 44 Overgangsbepalingen

Artikel 45 Toepassingsdata voor de EG-typegoedkeuring

Artikel 46 Sancties

Artikel 47 Evaluatie

Artikel 48 Omzetting

Artikel 49 Intrekking

Artikel 50 Inwerkingtreding

Artikel 51 Adressaten

LIJST VAN BIJLAGEN

BIJLAGE IVOLLEDIGE LIJST VAN GEGEVENS TEN BEHOEVE VAN DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN (14)

BIJLAGE II

Aanhangsel 1
Aanhangsel 2

BIJLAGE IIIINLICHTINGENFORMULIER VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN(Voor de toelichting: zie de laatste bladzijde van bijlage I)

BIJLAGE IVVOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

BIJLAGE V

Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
Aanhangsel 3

BIJLAGE VIMODELLEN VAN HET TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

BIJLAGE VIINUMMERINGSSYSTEEM VOOR EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICATEN (200)

AanhangselEG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen en technische eenheden
Addendum bij aanhangsel 1Voorbeeld van een typegoedkeuringsmerk van een onderdeel of technische eenheid

BIJLAGE VIIITESTRESULTATEN

BIJLAGE IX

BIJLAGE X

BIJLAGE XILIJST VAN REGELGEVINGEN TOT VASTSTELLING VAN DE VOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN VOOR SPECIALE DOELEINDEN

Aanhangsel 1Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens
Aanhangsel 2Gepantserde voertuigen
Aanhangsel 3Voor rolstoelen toegankelijke voertuigen
Aanhangsel 4Overige voertuigen voor speciale doeleinden (inclusief caravans)
Aanhangsel 5Mobiele kranen
Aanhangsel 6

BIJLAGE XIIBEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES EN RESTANTVOORRADEN

BIJLAGE XIIILIJST VAN ONDERDELEN OF UITRUSTINGSSTUKKEN DIE EEN AANZIENLIJK RISICO KUNNEN VORMEN VOOR DE CORRECTE WERKING VAN SYSTEMEN DIE ESSENTIEEL ZIJN VOOR DE VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG OF VOOR ZIJN MILIEUPRESTATIES, DE PRESTATIE-EISEN ERVAN, DE PASSENDE TESTPROCEDURES, EN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE HET MERKEN EN HET VERPAKKEN

BIJLAGE XIVLIJST VAN OP GROND VAN REGELGEVINGEN AFGEGEVEN EG-TYPEGOEDKEURINGEN

BIJLAGE XV

Aanhangsel

BIJLAGE XVI

Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
Aanhangsel 3

BIJLAGE XVIIPROCEDURES VOOR DE EG-MEERFASENTYPEGOEDKEURING

AanhangselMODEL VAN DE EXTRA PLAAT VAN DE FABRIKANT

BIJLAGE XVIIICERTIFICAAT VAN OORSPRONG VAN HET VOERTUIGVerklaring van de fabrikant van basisvoertuigen/incomplete voertuigen die niet zijn voorzien van een Certificaat van overeenstemming

BIJLAGE XIXTIJDSCHEMA VOOR DE UITVOERING VAN DEZE RICHTLIJN MET BETREKKING TOT DE TYPEGOEDKEURING

BIJLAGE XXTERMIJNEN VOOR DE OMZETTING VAN DE INGETROKKEN RICHTLIJNEN/VERORDENINGEN IN NATIONAAL RECHT

BIJLAGE XXICONCORDANTIETABEL(bedoeld in artikel 49, tweede alinea)