Voor de toepassing van deze richtlijn en de in bijlage IV genoemde regelgevingen, tenzij daarin anders is bepaald, wordt verstaan onder:
-
„regelgeving”: een bijzondere richtlijn of verordening of een aan de Herziene Overeenkomst van 1958 gehecht VN/ECE-reglement;
-
„bijzondere richtlijn of verordening”: een richtlijn of verordening vermeld in bijlage IV, deel I. Deze term omvat ook uitvoeringsbesluiten daarvan;
-
„typegoedkeuring”: de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet;
-
„nationale typegoedkeuring”: een in de nationale wetgeving van een lidstaat vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid beperkt is tot het grondgebied van die lidstaat;
-
„EG-typegoedkeuring”: de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften van deze richtlijn en van de in bijlage IV of XI vermelde regelgevingen voldoet;
-
„individuele goedkeuring”: de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat een bepaald voertuig, al dan niet uniek, aan de relevante bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet;
-
„meerfasentypegoedkeuring”: de procedure waarbij een of meer lidstaten certificeren dat een incompleet of voltooid type voertuig, al naar gelang de staat van voltooiing, aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;
-
„stapsgewijze typegoedkeuring”: een voertuiggoedkeuringsprocedure die bestaat uit het stapsgewijze verzamelen van de hele reeks EG-typegoedkeuringscertificaten voor de systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig en die uiteindelijk resulteert in de goedkeuring van het volledige voertuig;
-
„eenstapstypegoedkeuring”: een procedure voor de goedkeuring van een voertuig in zijn geheel in één handeling;
-
„gemengde typegoedkeuring”: een stapsgewijze goedkeuringsprocedure waarbij in de laatste fase van de goedkeuring van het gehele voertuig een of meer systemen worden goedgekeurd zonder dat voor deze systemen een EG-typegoedkeuringscertificaat moet worden afgegeven;
-
„motorvoertuig”: een gemotoriseerd voertuig dat zich op eigen kracht voortbeweegt, ten minste vier wielen heeft, compleet, voltooid of incompleet is en een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h kan bereiken;
-
„aanhangwagen”: een niet-zelfaangedreven voertuig op wielen dat is ontworpen en gebouwd om door een motorvoertuig te worden getrokken;
-
„voertuig”: een motorvoertuig of een aanhangwagen daarvan, zoals gedefinieerd in de punten 11 en 12;
-
„hybride motorvoertuig”: een voertuig met ten minste twee verschillende energieomzetters en twee verschillende energieopslagsystemen (aan boord) ten behoeve van de aandrijving van het voertuig;
-
„hybride elektrisch voertuig”: een hybride voertuig dat ten behoeve van de mechanische aandrijving energie put uit beide van de volgende aan boord opgeslagen energiebronnen/krachtbronnen:
-
een verbruiksbrandstof;
-
een opslagvoorziening voor elektrische energie/kracht (bv. accu, condensator, vliegwiel/generator, enz.);
-
„mobiele machine”: een zelfaangedreven voertuig dat speciaal is ontworpen en gebouwd voor werkzaamheden en dat door zijn bouw niet geschikt is voor personen- of goederenvervoer. Machines die op het chassis van een motorvoertuig zijn gemonteerd, worden niet als mobiele machines beschouwd;
-
„voertuigtype”: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, deel B, vermelde essentiële punten identiek zijn. Een voertuigtype kan varianten en uitvoeringen zoals omschreven in bijlage II, deel B, omvatten;
-
„basisvoertuig”: een voertuig dat in de eerste fase van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure wordt gebruikt;
-
„incompleet voertuig”: een voertuig dat nog minstens één voltooiingsfase moet ondergaan om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze richtlijn te voldoen;
-
„voltooid voertuig”: een voertuig dat na de meerfasentypegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan de toepasselijke technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;
-
„compleet voertuig”: een voertuig dat niet hoeft te worden voltooid om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze richtlijn te voldoen;
-
„voertuig uit restantvoorraad”: een voertuig dat deel uitmaakt van een voorraad en dat niet kan worden geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor het niet is goedgekeurd;
-
„systeem”: een geheel van inrichtingen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van de regelgevingen moet voldoen;
-
„onderdeel”: een inrichting die aan de voorschriften van een regelgeving moet voldoen, en die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor onafhankelijk van een voertuig typegoedkeuring kan worden verleend indien de regelgeving daarin uitdrukkelijk voorziet;
-
„technische eenheid”: een inrichting die aan de voorschriften van een regelgeving moet voldoen, die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor afzonderlijk, maar alleen met betrekking tot een of meer specifieke voertuigtypes, typegoedkeuring kan worden verleend indien de regelgeving daarin uitdrukkelijk voorziet;
-
„originele onderdelen of uitrustingsstukken”: onderdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrustingsstukken geproduceerd zijn. Tot het bewijs van het tegendeel wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn, indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd;
-
„fabrikant”: persoon of instantie die tegenover de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeurings- en vergunningsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of instantie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid dat/die aan de goedkeuringsprocedure wordt onderworpen;
-
„vertegenwoordiger van de fabrikant”: een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen. Wanneer de term „fabrikant” wordt gebruikt, wordt daaronder de fabrikant of zijn vertegenwoordiger verstaan;
-
„goedkeuringsinstantie”: de instantie van een lidstaat die bevoegd is voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid als de individuele goedkeuring van een voertuig; voor de vergunningsprocedure, de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten; die bevoegd is te fungeren als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten; die bevoegd is voor de aanwijzing van de technische diensten, en die ervoor moet zorgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van productie;
-
„bevoegde instantie”: de in artikel 42 bedoelde bevoegde instantie is ofwel de goedkeuringsinstantie of een aangewezen autoriteit, ofwel een accrediteringsorgaan dat namens hen handelt;
-
„technische dienst”: een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat is aangewezen om namens haar als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten. De goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen;
-
„virtuele testmethode”: computersimulatie, daaronder begrepen berekeningen die aantonen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van een regelgevingshandeling. Voor testdoeleinden hoeft bij de virtuele methode geen gebruik te worden gemaakt van fysieke voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden;
-
„typegoedkeuringscertificaat”: het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend;
-
„EG-typegoedkeuringscertificaat”: het certificaat in bijlage VI of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn of verordening, dan wel het als gelijkwaardig beschouwde mededelingenformulier in de relevante bijlage bij een van de in bijlage IV bij deze richtlijn, deel I of II, genoemde VN/ECE-reglementen;
-
„individuelegoedkeuringscertificaat”: het document waarmee de goedkeuringsinstantie certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend;
-
„certificaat van overeenstemming”: het document in bijlage IX dat door de fabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig behorende tot de reeks waarvoor overeenkomstig deze richtlijn typegoedkeuring is verleend, op het ogenblik van de productie aan alle regelgevingen voldoet;
-
„inlichtingenformulier”: het formulier in bijlage I of III of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn of verordening, waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt. Het inlichtingenformulier mag in elektronische vorm worden ingediend;
-
„informatiedossier”: het complete dossier met het inlichtingenformulier, het bestand en de gegevens, tekeningen, foto’s enz. die door de aanvrager zijn verstrekt. Het informatiedossier mag in elektronische vorm worden ingediend;
-
„informatiepakket”: het informatiedossier met de testrapporten en alle andere documenten die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitoefening van haar functie aan het informatiedossier heeft toegevoegd. Het informatiepakket mag in elektronische vorm worden ingediend;
-
„inhoudsopgave bij het informatiepakket”: het document met de inhoudsopgave van het informatiepakket, waarvan alle bladzijden zijn genummerd of van andere tekens zijn voorzien. Dit document geeft een overzicht van de opeenvolgende stappen in het beheer van de EG-typegoedkeuringsprocedure, met name de data van alle herzieningen en bijwerkingen.