Bij deze verordening worden de technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld die gelden voor de vangst en de aanvoer van de in bijlage I vermelde, over grote afstanden trekkende visbestanden, en voor de daarbij bovengehaalde bijvangsten.
Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001
Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001
TITEL I INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp
Artikel 2 Toepassingsgebied
Onverminderd artikel 9 geldt deze verordening voor de vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd (hierna „vissersvaartuigen van de Gemeenschap” genoemd).
Artikel 3 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
„over grote afstanden trekkende soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;
-
„tonijnachtigen en aanverwante soorten, als bedoeld door ICCAT”: de in bijlage II vermelde soorten;
-
„sportvisserij”: visserijactiviteiten waarbij levende aquatische rijkdommen als vrijetijdsbesteding of als sport worden geëxploiteerd;
-
„ringnetten”: al dan niet van een sluitlijn voorziene netten waarmee vis wordt gevangen door deze van opzij en van onderen te omsluiten;
-
„ringzegens”: ringnetten waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten. Ringzegens mogen worden gebruikt voor de vangst van kleine pelagische soorten, grote pelagische soorten en demersale soorten.
-
„beuglijnen”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met bijlijnen (sneuen) die voorzien zijn van talrijke haken en die, afhankelijk van de doelsoort, een andere lengte hebben. Een beuglijn kan verticaal of horizontaal ten opzichte van het zeeoppervlak worden uitgezet. Ze kan op of dichtbij de bodem worden uitgezet (grondbeug) of kan tussen de bodem en het oppervlak of dicht onder het oppervlak drijven (drijvende beug);
-
„haken”: een gebogen, scherp stuk staaldraad, gewoonlijk met een weerhaak. De punt van de haak kan recht of omgebogen zijn. Lengte en vorm van de schacht kunnen variëren en de dwarsdoorsnede van de schacht kan rond zijn (bij de gewone haak) of plat (bij de gesmede haak). De totale lengte van de haak is de maximale totale lengte van de schacht vanaf het uiteinde van de haak dat dient voor het vastmaken van de lijn (en gewoonlijk de vorm heeft van een oog) tot en met de punt van de kromming. De breedte van de haak is de grootste horizontale afstand vanaf het buitenste gedeelte van de schacht tot en met het buitenste gedeelte van de weerhaak;
-
„visaantrekkende structuren”: op zee drijvende uitrustingen waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;
-
„vaartuigen voor de tonijnvisserij met hengels”: vaartuigen die zijn uitgerust voor de tonijnvisserij met hengels.
Artikel 4 Gebieden
Voor de toepassing van deze verordening gelden voor de maritieme wateren de volgende definities:
-
Gebied 2
Alle wateren van de Indische Oceaan die zijn gelegen binnen het IOTC-verdragsgebied als omschreven in artikel 2 van dat verdrag.