Home

Verordening (EG) n r. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen

Verordening (EG) n r. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee(1), en met name op artikel 6, lid 1,

Gelet op Besluit 2007/360/EG van de Raad van 29 mei 2007 inzake de sluiting van overeenkomsten in de vorm van een proces-verbaal van overeenstemming inzake de wijziging van concessies ten aanzien van vlees van pluimvee tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië en tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994)(2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Volgens de overeenkomsten in de vorm van een proces-verbaal van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië en tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand uit hoofde van artikel XXVIII van de GATT 1994, inzake de wijziging van concessies voor pluimveevleesproducten die zijn opgenomen in de aan de GATT 1994 gehechte EG-lijst CXL, welke overeenkomsten zijn goedgekeurd bij Besluit 2007/360/EG, moet de Gemeenschap tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde hoeveelheden producten van de sector vlees van pluimvee openen. Een groot deel van deze hoeveelheden is toegekend aan Brazilië en Thailand, en de rest aan andere derde landen.

  2. Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(3) en Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten(4) zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

  3. Met het oog op een regelmatige invoer moet de contingentperiode, die van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar loopt, wat de grootste hoeveelheden onder de tariefcontingenten vallende producten betreft, in verschillende deelperioden worden onderverdeeld. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 is in ieder geval bepaald dat de certificaten geldig zijn tot en met de laatste dag van de tariefcontingentperiode.

  4. Verordening (EG) nr. 580/2007 van de Raad van 29 mei 2007 betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in de vorm van een proces-verbaal tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië, en tussen de Europese Gemeenschap en Thailand op basis van onderhandelingen uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994 (GATT 1994), en houdende wijziging en aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(5) is op 31 mei 2007 in werking getreden. Om de continuïteit van de invoer van vlees van pluimvee in de Gemeenschap te garanderen, moeten bepaalde overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor de periode van 31 mei tot en met 30 juni 2007.

  5. De tariefcontingenten moeten aan de hand van invoercertificaten worden beheerd. Hiertoe moeten uitvoeringsbepalingen inzake de indiening van de aanvragen en de in de aanvragen en certificaten op te nemen vermeldingen worden vastgesteld.

  6. Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2777/75 moet enerzijds rekening worden gehouden met de bevoorradingsbehoeften van de communautaire markt en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, en anderzijds iedere vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers worden voorkomen. De hoeveelheden van de te openen invoercontingenten komen overeen met de totale communautaire invoer van vlees van pluimvee. De verwerkers van vlees van pluimvee moeten derhalve onafhankelijk van hun activiteiten op het gebied van de handel met derde landen voor deze contingenten in aanmerking komen en invoercertificaten kunnen aanvragen. Vanwege het aan deze regeling inherente gevaar voor speculatie in de sector vlees van pluimvee moeten precieze voorwaarden worden vastgesteld waaraan de marktdeelnemers moeten voldoen om van de bedoelde regeling gebruik te kunnen maken.

  7. Met het oog op een doeltreffend beheer van het tariefcontingent moet de zekerheid voor invoercertificaten worden vastgesteld op 50 EUR per 100 kg.

  8. In het belang van de marktdeelnemers moet worden bepaald dat de Commissie de hoeveelheden vaststelt waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die aan de hoeveelheden voor de volgende deelperiode worden toegevoegd.

  9. Voor het in het vrije verkeer brengen van de producten die in het kader van bepaalde bij de onderhavige verordening geopende contingenten worden ingevoerd, moet een certificaat van oorsprong worden overgelegd dat door de Braziliaanse of Thaise autoriteiten is afgegeven overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(6).

  10. Aangezien de contingentperiode en de deelperioden op 1 juli 2007 beginnen en de certificaataanvragen vóór die datum moeten worden ingediend, moet deze verordening in werking treden op de datum van haar bekendmaking.

  11. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

De in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen tariefcontingenten worden geopend voor de invoer van de producten als bedoeld in de bij Besluit 2007/360/EG en bij Besluit 2012/792/EU van de Raad(7) goedgekeurde overeenkomsten tussen de Unie enerzijds en Brazilië en Thailand anderzijds.

De tariefcontingenten worden ieder jaar geopend voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.

2.

De hoeveelheid producten waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het percentage van het toepasselijke douanerecht, de volgnummers en de daarmee overeenstemmende nummers van de groepen zijn vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 en van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

1.

Behalve voor contingenten in de groepen 3, 4B, 5B en 6B, wordt de voor de jaarlijkse contingentperiode vastgestelde hoeveelheid als volgt over vier deelperioden verdeeld:

  1. 30 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;

  2. 30 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december;

  3. 20 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;

  4. 20 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni.

2.

De voor de contingenten in de groepen 3, 4B, 5B en 6B vastgestelde jaarlijkse hoeveelheid wordt niet over deelperioden verdeeld.

3.

De voor de contingenten in de groepen 5A en 5B vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden worden beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

Artikel 4

1.

Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 met betrekking tot de andere groepen dan de groepen 5A en 5B moet een aanvrager van een invoercertificaat bij de indiening van zijn eerste aanvraag voor een bepaalde contingentperiode bewijzen dat hij in elk van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde perioden ten minste 50 ton producten als vermeld in bijlage I, deel XX, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad(8) of bereidingen van GN-code 0210 99 39 heeft ingevoerd.

Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 met betrekking tot de groepen 5A en 5B moet een aanvrager van rechten tot invoer bij de indiening van zijn eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar bewijzen dat hij gedurende elk van beide in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde perioden ten minste 250 ton producten als vermeld in bijlage I, deel XX, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 of bereidingen van GN-code 0210 99 39 heeft ingevoerd.

In de certificaataanvraag mag slechts één van de in bijlage I bij de onderhavige verordening genoemde volgnummers worden vermeld.

2.

In afwijking van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en lid 1, eerste alinea, van het onderhavige artikel kan de aanvrager van een invoercertificaat bij de indiening van zijn eerste aanvraag voor een bepaalde contingentperiode het bewijs leveren dat hij in elk van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde perioden ten minste 1 000 ton vlees van pluimvee van de GN-codes 0207 of 0210 heeft verwerkt tot onder Verordening (EG) nr. 1234/2007 vallende bereidingen op basis van vlees van pluimvee van GN-code 1602 of tot gehomogeniseerde bereidingen van GN-code 1602 10 00 die alleen vlees van pluimvee bevatten.

Voor de doeleinden van het onderhavige lid wordt onder „verwerker” verstaan, iedere persoon die is ingeschreven in het nationale btw-register van de lidstaat waar hij is gevestigd en die door middel van welk handelsdocument dan ook ten genoegen van de betrokken lidstaat het bewijs levert dat hij de bedoelde verwerkingsactiviteiten uitvoert.

3.

Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk referentiehoeveelheden hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden gebruiken als basis voor zijn aanvraag.

4.

In afwijking van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 mag elke aanvrager met betrekking tot de groepen 3, 6A, 6B en 8 voor producten van dezelfde groep meerdere aanvragen voor invoercertificaten indienen indien deze producten van oorsprong zijn uit verschillende landen. De aanvragen, die elk slechts betrekking hebben op één land van oorsprong, worden gelijktijdig bij de bevoegde autoriteit van een lidstaat ingediend. Zij worden voor de in lid 5 van dit artikel bedoelde maximumhoeveelheid als één enkele aanvraag beschouwd.

5.

Elke invoercertificaataanvraag en elke aanvraag om rechten tot invoer moet betrekking hebben op een in ton uitgedrukte minimumhoeveelheid en op een maximumpercentage van de hoeveelheid die voor het betrokken contingent beschikbaar is in de betrokken periode of deelperiode. De hier bedoelde vereisten voor elk contingent zijn vastgesteld in bijlage I.

6.

De certificaten verplichten tot invoer uit het aangegeven land, behalve voor de groepen 3, 6A, 6B en 8. Voor de groepen waarvoor deze verplichting geldt, wordt in vak 8 van de certificaataanvraag en van het certificaat het land van oorsprong ingevuld en wordt het woord „ja” aangekruist.

7.

Vak 20 van de certificaataanvraag en van het certificaat bevat een van de in bijlage II, deel A, opgenomen vermeldingen.

Vak 24 van het certificaat bevat een van de in bijlage II, deel B, opgenomen vermeldingen.

Vak 24 van het certificaat voor de groepen 3 en 6A en voor het contingent uit groep 6B met volgnummer 09.4262 bevat een van de in bijlage II, deel C, opgenomen vermeldingen.

Vak 24 van het certificaat voor groep 8 en voor het contingent uit groep 6B met volgnummer 09.4261 bevat een van de in bijlage II, deel D, opgenomen vermeldingen.

Vak 24 van het certificaat voor de contingenten uit groep 6B met de volgnummers 09.4263, 09.4264 en 09.4265 bevat een van de in bijlage II, deel E, opgenomen vermeldingen.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

BIJLAGE I

BIJLAGE II