In deze verordening worden de voorwaarden, voorschriften en procedures vastgesteld voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie krachtens artikel 155, lid 1, van het Verdrag.
Verordening (EG) n r. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie
Verordening (EG) n r. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 156,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),
Overwegende hetgeen volgt:
De Europese Raad van 15 en 16 maart 2002 te Barcelona heeft in zijn conclusies beklemtoond dat krachtige en geïntegreerde energie- en vervoersnetwerken de ruggengraat van de Europese interne markt vormen en dat beter gebruik van de bestaande netwerken en voltooiing van de ontbrekende schakels de doeltreffendheid verbeteren, de mededinging vergroten en zorgen voor een goed kwaliteitsniveau, alsmede minder congestie en derhalve ook meer duurzaamheid op lange termijn. Deze behoeften vallen binnen het kader van de strategie welke de regeringsleiders en staatshoofden op de Europese Raad van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon hebben aangenomen en welke ze sindsdien regelmatig in herinnering brengen.
De Europese Raad van 12 en 13 december 2003 te Brussel heeft een Europese actie voor groei goedgekeurd en de Commissie verzocht, waar nodig, de uitgaven om te buigen naar investeringen in fysiek kapitaal, met name investeringen in de infrastructuur van de trans-Europese netwerken waarvan de prioritaire projecten essentiële elementen vormen voor een versterking van de samenhang van de interne markt.
De achterstand bij de verwezenlijking van goed functionerende trans-Europese aansluitingen, vooral de grensoverschrijdende gedeelten, dreigt een zware handicap te worden voor het concurrentievermogen van de Unie, de lidstaten en perifere regio's die niet — of niet langer — ten volle zullen kunnen profiteren van de gunstige effecten van de interne markt.
In Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet(3), worden de kosten voor de voltooiing van het trans-Europese vervoersnet tussen 2007 en 2020 geraamd op 600 miljard EUR. Alleen al voor de prioritaire projecten, zoals bedoeld in bijlage III van deze beschikking, zijn in de periode 2007-2013 investeringen vereist ten bedrage van bijna 160 miljard EUR.
Zowel het Europees Parlement als de Raad heeft er met nadruk op gewezen dat het, om deze doelstellingen te bereiken, noodzakelijk is bestaande financieringsinstrumenten te versterken en aan te passen door een verhoging van het medefinancieringspercentage van de Gemeenschap, waarbij wordt voorzien in de mogelijkheid een hoger communautair medefinancieringspercentage toe te passen, met name voor projecten die worden gekenmerkt door hun grensoverschrijdende karakter, hun transitfunctie of door het overschrijden van natuurlijke barrières.
Overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende het bevorderen van de binnenvaart „Naiades” en gezien het duurzame karakter van de binnenvaart moet bijzondere aandacht uitgaan naar prioritaire binnenvaartprojecten.
In zijn resolutie van 8 juni 2005 over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013(4), heeft het Europees Parlement het strategisch belang onderstreept van vervoersnetwerken voor de voltooiing van de interne markt en voor nauwere betrekkingen van de Europese Unie met kandidaat-, prekandidaat- en bevriende landen. Het Parlement verklaarde bovendien bereid te zijn innovatieve financieringsinstrumenten, zoals leninggaranties, Europese concessies, Europese leningen en een rentesteunfonds te onderzoeken.
Met de bedragen die in het meerjarige financiële kader 2007-2013 aan de trans-Europese vervoers- en energienetwerken (hierna TEN-V en -E) zijn toegekend, is het niet mogelijk te voorzien in alle behoeften aangaande de tenuitvoerlegging van de in Beschikking nr. 1692/96/EG (TEN-V) en Beschikking nr. 1364/2006/EG(5) (TEN-E) vastgestelde prioriteiten. Daarom moet de financiële bijstand, ter aanvulling van de nationale publieke en private financiële middelen, in de eerste plaats worden toegespitst op bepaalde categorieën projecten die de grootste toegevoegde waarde voor de hele netwerken opleveren, met name de grensoverschrijdende gedeelten — inclusief maritieme snelwegen — en projecten voor het wegwerken van knelpunten, zoals natuurlijke grenzen, teneinde de continuïteit van de infrastructuur van de TEN-V of TEN-E te garanderen. Teneinde de gecoördineerde uitvoering van bepaalde projecten te vergemakkelijken, kunnen Europese coördinatoren worden aangewezen overeenkomstig artikel 17 bis van Beschikking nr. 1692/96/EG.
Aangezien de resterende TEN-V investeringen in prioritaire projecten geraamd worden op ongeveer 250 miljard EUR en het Europese financiële referentiebedrag voor vervoer voor de periode 2007-2013 van 8 013 miljoen EUR slechts een klein gedeelte is van de begroting die nodig is voor de voltooiing van de prioritaire projecten, wordt de Commissie verzocht om — met de hulp van Europese coördinatoren waar deze zijn aangesteld — acties uit te voeren ter ondersteuning van, en met het oog op de coördinatie van de inspanningen van de lidstaten om de geplande TEN-V's — volgens het vastgelegde tijdschema — te financieren en te voltooien. De Commissie wordt verzocht uitvoering te geven aan de in Beschikking nr. 1692/96/EG genoemde bepalingen betreffende de Europese coördinatoren. De Commissie moet ook, samen met de lidstaten, een studie wijden aan en een oplossing zoeken voor het financiële probleem op lange termijn van de opbouw en de exploitatie van het volledige TEN-V, indachtig het feit dat de bouwperiode ten minste twee zevenjarige begrotingsperioden bestrijkt en de verwachte levensduur van de nieuwe infrastructuur ten minste een eeuw bedraagt.
In Beschikking nr. 1364/2006/EG zijn de doelstellingen, prioritaire acties en projecten van gemeenschappelijk belang voor de voltooiing en ontwikkeling van TEN-E's vastgesteld, inclusief de prioritaire projecten, en is passende prioriteit gegeven aan projecten van Europees belang. Alleen al voor de prioritaire projecten bedragen de investeringen die van 2007 tot 2013 nodig zijn om alle lidstaten in staat te stellen volledig deel te nemen aan de interne markt en om de koppelingen met de buurlanden te voltooien, circa 28 miljard EUR.
De Europese Raad van 12-13 december 2003 heeft de Commissie bovendien verzocht verder te onderzoeken of het nodig is een specifiek garantie-instrument van de Gemeenschap te ontwikkelen ter afdekking van bepaalde risico's die zich na de aanleg in projecten van TEN-V's kunnen voordoen. Met betrekking tot energie heeft de Europese Raad de Commissie verzocht, waar nodig, de uitgaven om te buigen naar groeibevorderende investeringen in fysiek kapitaal.
Veorening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken(6), betekent al een reële stap voorwaarts omdat ze het mogelijk maakt het financieringspercentage te verhogen tot 20 % voor prioritaire projecten. De tenuitvoerlegging van de verordening blijft echter afhankelijk van uitvoeringsregels die moeten worden vereenvoudigd en van beperkte begrotingsmiddelen. Om de nationale publieke en private financiering aan te vullen is het noodzakelijk de communautaire bijstand te verhogen, zowel wat de bedragen als wat de steunpercentages betreft; op die manier kan het hefboomeffect van de communautaire fondsen worden versterkt en kunnen de vastgestelde prioritaire projecten worden verwezenlijkt.
In het kader van deze verordening dient een programma te worden opgezet voor het vaststellen van de algemene regels voor toekenning van communautaire financiële bijstand op het gebied van de TEN-V en -E. Dit programma dient te worden uitgevoerd overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, met name wat het milieu betreft, moet bijdragen tot de versterking van de interne markt en moet een stimulerend effect hebben op het concurrentievermogen en de groei van de Gemeenschap.
De financiële bijstand van de Gemeenschap uit de begroting voor de trans-Europese netwerken moet zich toespitsen op de projecten of projectonderdelen met de uit Europees oogpunt grootste toegevoegde waarde, en moet de betrokkenen ertoe aanzetten de uitvoering van de prioritaire projecten in de Beschikking nr. 1692/96/EG en Beschikking nr. 1364/2006/EG te bespoedigen. Dit programma moet tevens financiering mogelijk maken van andere Europese infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang, zoals omschreven in de genoemde beschikkingen.
Financiële bijstand van de Gemeenschap wordt verleend met het doel investeringsprojecten in TEN-V en -E te ontwikkelen, vaste financiële verbintenissen aan te gaan, institutionele investeerders te mobiliseren en financieringspartnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector te bevorderen. In de energiesector moet de financiële bijstand vooral de financiële hinderpalen helpen overwinnen die zich bij de voorbereiding van projecten en bij de aan de feitelijke bouwfase voorafgaande ontwikkeling ervan kunnen voordoen. Deze bijstand moet worden geconcentreerd op de grensoverschrijdende gedeelten van de prioritaire projecten en op de koppelingen met de buurlanden.
In haar Mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2005 betreffende de invoering van het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen ERTMS/ETCS benadrukt de Commissie het belang van een snelle en gecoördineerde omschakeling naar dit systeem teneinde de interoperabiliteit van het TEN-V te garanderen. Dit vereist gerichte en in de tijd beperkte communautaire bijstand, zowel voor de infrastructuurelementen als voor de boordelementen.
Voor bepaalde projecten mogen de lidstaten door internationale organisaties worden vertegenwoordigd. Voor welbepaalde projecten, mag de Commissie de uitvoering toevertrouwen aan gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Door deze bijzondere situatie is het noodzakelijk het begrip begunstigde van de communautaire financiële bijstand in deze verordening uit te breiden.
Om te beantwoorden aan de specifieke eisen van ieder project, alsmede om de efficiëntie en de waarde van de financiële bijstand van de Gemeenschap te vergroten, kan deze bijstand verschillende vormen aannemen: subsidies voor studies en werkzaamheden, subsidies voor beschikbaarheidsbetalingen, verlaging van rentepercentages, garanties voor leningen of deelnemingen in risicokapitaalfondsen. Ongeacht de vorm waarin deze wordt gegoten, moet de communautaire financiële bijstand worden verstrekt in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7) en de uitvoeringsbepalingen daarvan, behalve in de gevallen waarin de onderhavige verordening uitdrukkelijk van die regels afwijkt. Het stellen van garanties voor leningen en de deelneming in risicokapitaalfondsen geschiedt in overeenstemming met de beginselen van de vrije markt en beogen op langere termijn zelf financiering.
Voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap aan grote projecten die over meerdere jaren zijn gespreid, dient te worden voorzien in de mogelijkheid voor de Gemeenschap om meerjarige verbintenissen aan te gaan, waarbij een onderscheid wordt gemaakt op basis van het gefinancierde project en de jaarlijks toegestane vastleggingskredieten. Alleen een vaste, aantrekkelijke verbintenis die de Gemeenschap op lange termijn verbindt, kan namelijk de onzekerheden wegnemen die aan de verwezenlijking van deze projecten zijn verbonden, en zowel openbare als particuliere investeerders mobiliseren. De in het meerjarenprogramma opgenomen projecten genieten de hoogste prioriteit in het kader van de ontwikkeling van TEN-V's als bedoeld in Beschikking nr. 1692/96/EG en vergen een voortdurend optreden van de Gemeenschap om ervoor te zorgen dat deze op vlotte en efficiënte wijze worden voltooid.
Er dient te worden voorzien in institutionele of contractuele middelen ter aanmoediging van publiek-private financiering die hun effectiviteit hebben bewezen, met behulp van wettelijke garanties die verenigbaar zijn met het mededingingsrecht en de internemarktwetgeving, alsook in de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan een doeltreffende coördinatie van alle communautaire maatregelen die gevolgen hebben voor de trans-Europese netwerken, met name de middelen van de structuurfondsen, het Cohesiefonds en de Europese Investeringsbank (EIB).
Deze verordening stelt voor de gehele duur van de tenuitvoerlegging ervan de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(8).
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(9).
In het licht van de ontwikkelingen van elke component van de TEN-V en -E en de intrinsieke kenmerken ervan, en met het oog op een efficiënter beheer, is het raadzaam afzonderlijke verordeningen vast te stellen voor elk gebied dat tot dusver alleen behandeld is door Verordening (EG) nr. 2236/95.
Bij deze verordening dienen de algemene regels te worden vastgesteld voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van TEN-V en -E, overeenkomstig het communautaire recht en beleid, met name op het gebied van mededinging, milieubescherming en volksgezondheid, duurzame ontwikkeling, de gunning van openbare aanbestedingen en overeenkomstig de doeltreffende tenuitvoerlegging van het communautaire beleid inzake interoperabiliteit.
Aangezien de doelstelling van deze verordening inzake de totstandbrenging van de TEN-V en -E niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege met name de noodzakelijke coördinatie van de nationale acties, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
„project van gemeenschappelijk belang”: een project of projectonderdeel dat van gemeenschappelijk belang voor de Gemeenschap wordt geacht, op het gebied van vervoer in het kader van Beschikking nr. 1692/96/EG en op het gebied van energie in het kader van Beschikking nr. 1364/2006/EG;
-
„prioritair project”: op het gebied van vervoer, een project van gemeenschappelijk belang behorend tot een as voor prioritaire projecten of enig ander project opgenomen in de lijst van bijlage III bij Besluit nr. 1692/96/EG of, op het gebied van energie, een project van gemeenschappelijk belang dat voor de Gemeenschap als prioritair wordt beschouwd in de zin van Beschikking nr. 1364/2006/EG;
-
„project van Europees belang voor energie”: rijpe projecten, behorend tot assen voor prioritaire projecten in de zin van Beschikking nr. 1364/2006/EG die een grensoverschrijdend karakter en een aanzienlijk effect op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit hebben;
-
„projectonderdeel”: elke in financieel of technisch opzicht of in de tijd zelfstandige activiteit die bijdraagt tot de verwezenlijking van het project;
-
„grensoverschrijdend gedeelte”: de grensoverschrijdende gedeelten als bedoeld in artikel 19 ter van Beschikking nr. 1692/96/EG alsmede de grensoverschrijdende gedeelten die via een derde land de continuïteit van een prioritair project tussen twee lidstaten garanderen;
-
„knelpunt”: op het gebied van vervoer, obstakel, in termen van snelheid en/of capaciteit, dat het onmogelijk maakt de continuïteit van de vervoersstromen te garanderen;
-
„begunstigde”: een of meerdere lidstaten, internationale organisaties, gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag, ondernemingen of publieke of private organen die de volledige verantwoordelijkheid voor een project dragen en eigen middelen of door derden verstrekte middelen investeren met het oog op de uitvoering van het project;
-
„studies”: activiteiten die nodig zijn ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, met inbegrip van voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies, evaluatie- en validatiestudies en andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn voor de volledige vaststelling en ontwikkeling van een project en de besluitvorming inzake de financiering ervan, zoals verkenningen ter plaatse en het opzetten van het financieringsplan;
-
„werkzaamheden”: de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en diensten en de uitvoering van de bouw- en installatiewerkzaamheden in verband met een project, alsmede de oplevering van de installaties en de inbedrijfstelling van een project;
-
„projectkosten”: de totale kosten van de studies of werkzaamheden die in direct verband staan met en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van een project en die werkelijk door de begunstigde worden gedragen;
-
„in aanmerking komende kosten”: het gedeelte van de projectkosten dat de Commissie in aanmerking neemt voor de berekening van de financiële bijstand van de Gemeenschap;
-
„garantie-instrument voor leningen”: een door de EIB gestelde garantie ten bate van een stand-by liquiditeitsfaciliteit voor projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van vervoer. Zij dekt het risico dat wegens een terugval van de vraag een beroep moet worden gedaan op een schuldendienst en de daaruit resulterende onvoorziene inkomstenderving tijdens de initiële exploitatiefase van het project. Het garantie-instrument voor leningen wordt uitsluitend gebruikt voor projecten waarvan de financiële levensvatbaarheid geheel of ten dele wordt gebaseerd op opbrengsten, tolheffingen of andere door of namens de gebruikers/begunstigden betaalde inkomsten;
-
„regelingen voor beschikbaarheidsbetalingen”: financieringsregelingen voor infrastructuurprojecten, gebouwd en geëxploiteerd door een particuliere investeerder die na de aanlegfase voor de geleverde infrastructuurdienst periodieke betalingen ontvangt. Het betalingsniveau is afhankelijk van de mate waarin de contractueel overeengekomen prestatieniveaus worden bereikt. De beschikbaarheidsbetalingen worden tijdens de duur van het contract verricht tussen de instantie die de overeenkomst toewijst en de projectpromotor, en dient om de aanlegkosten, de financieringskosten, de onderhoudskosten en de operationele kosten te dekken;
-
„risicodelingsinstrument voor projectobligaties”: een gezamenlijk instrument van de Commissie en de EIB dat zorgt voor een toegevoegde waarde als een optreden van de Unie, voorziet in een oplossing voor suboptimale investeringssituaties wanneer projecten er niet in slagen voldoende financiering op de markt aan te trekken, en additionaliteit biedt door financiering door de lidstaten of de particuliere sector aan te vullen of aan te trekken. Het gaat concurrentievervalsing tegen, streeft naar een multiplicatoreffect en verenigt belangen. Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties neemt de vorm aan van een reductie van het kredietrisico voor projecten van algemeen belang, matigt het risico van de schuldendienst van een project en het kredietrisico van de obligatiehouders en wordt alleen gebruikt voor projecten waarvan de financiële levensvatbaarheid is gebaseerd op de opbrengsten van het project;
-
„reductie van het kredietrisico”: de verbetering van de kredietkwaliteit van een projectschuld door middel van een ondergeschikte faciliteit in de vorm van een schuldinstrument of een garantie van de EIB of beide, gesteund met een bijdrage uit de begroting van de Unie.