-
„biologische productie”: het gebruik van productiemethoden die in overeenstemming zijn met de in deze verordening vastgestelde voorschriften, in alle stadia van de productie, bereiding en distributie;
-
„stadia van de productie, bereiding en distributie”: alle stadia, vanaf de primaire productie van een biologisch product tot en met de opslag, de verwerking, het vervoer, de verkoop of de levering daarvan aan de eindverbruiker en, in voorkomend geval etikettering, reclame, invoer, uitvoer en onderaanneming;
-
„biologisch”: afkomstig van of verband houdend met biologische productie;
-
„marktdeelnemer”: een natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften van deze verordening in het biologisch bedrijf dat hij beheert;
-
„plantaardige productie”: de productie van landbouwgewassen, met inbegrip van het oogsten van in het wild voorkomende plantaardige producten voor commerciële doeleinden;
-
„dierlijke productie”: productie van als huisdier of in gedomesticeerde staat gehouden landdieren (met inbegrip van insecten);
-
de in Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds(1) vastgelegde definitie van „aquacultuur” is van toepassing;
-
„omschakeling”: de overgang van niet-biologische naar biologische landbouw binnen een bepaalde periode, gedurende welke de bepalingen inzake biologische productie worden toegepast;
-
„bereiding”: alle handelingen van verduurzaming en/of verwerking van biologische producten (waaronder voor dierlijke producten het slachten en het uitsnijden), alsmede verpakking, etikettering en/of wijziging van de etikettering in verband met de aanduiding van de biologische productie;
-
de in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(2) vastgelegde definities van „levensmiddel”, „diervoeder” en „in de handel brengen” zijn van toepassing;
-
„etikettering”: de begrippen, vermeldingen, aanduidingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens betreffende een product op verpakkingen, documenten, bordjes, etiketten, schildjes, ringen of banden die dat product vergezellen of er betrekking op hebben;
-
„voorverpakt levensmiddel”: voorverpakt levensmiddel in de zin van artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(3);
-
„reclame”: iedere voorstelling aan het publiek, anders dan met een etiket, die bedoeld is houdingen, overtuigingen en gedragingen te beïnvloeden en te vormen, of die daarin kunnen resulteren, teneinde rechtstreeks of onrechtstreeks de verkoop van biologische producten te bevorderen;
-
„bevoegde autoriteit”: de centrale autoriteit van een lidstaat die bevoegd is voor de organisatie van officiële controles op het gebied van biologische productie overeenkomstig de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen, dan wel iedere andere autoriteit waaraan die bevoegdheid is gedelegeerd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de betrokken autoriteiten van een derde land;
-
„controlerende autoriteit”: een overheidsinstantie van een lidstaat waaraan de bevoegde autoriteit haar controlebevoegdheid voor de inspectie en certificering op het gebied van de biologische productie overeenkomstig de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen, geheel of gedeeltelijk heeft gedelegeerd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de betrokken instanties van een derde land of de betrokken instanties die in een derde land actief zijn;
-
„controleorgaan”: een onafhankelijke particuliere derde partij die inspecties en certificering uitvoert op het gebied van biologische productie overeenkomstig de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen, met inbegrip van, in voorkomend geval, het betrokken controleorgaan van een derde land of het betrokken controleorgaan dat in een derde land actief is;
-
„merkteken van overeenstemming”: een aanduiding in de vorm van een merkteken, waaruit blijkt dat is voldaan aan een speciale reeks normen of andere normatieve documenten;
-
„ingrediënten”: ingrediënten in de zin van artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2000/13/EG;
-
„gewasbeschermingsmiddelen”: producten zoals omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(4);
-
„genetisch gemodificeerd organisme (GGO)”: een organisme zoals omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad(5) dat niet is verkregen met behulp van de in bijlage I.B van Richtlijn 2001/18/EG genoemde genetische modificatietechnieken;
-
„met GGO’s geproduceerd”: geheel of gedeeltelijk afgeleid van GGO’s maar geen GGO’s bevattend en niet uit GGO’s bestaand;
-
„door GGO’s geproduceerd”: afgeleid door gebruik te maken van een GGO als laatste levend organisme in het productieproces, maar geen GGO’s bevattend, niet uit GGO’s bestaand, noch met GGO’s geproduceerd;
-
„toevoegingsmiddelen voor diervoeders”: toevoegingsmiddelen zoals omschreven in artikel 2, punt 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding(6);
-
„gelijkwaardig”: in de beschrijving van verschillende systemen of maatregelen betekent dat daarmee aan dezelfde doelstellingen en beginselen kan worden voldaan door de toepassing van voorschriften die hetzelfde overeenstemmingsniveau garanderen;
-
„technische hulpstof”: iedere stof die op zichzelf niet als levensmiddeleningrediënt wordt geconsumeerd, maar die bij de verwerking van grondstoffen, levensmiddelen of de ingrediënten daarvan bewust wordt gebruikt om tijdens de be- of verwerking aan een bepaald technisch doel te beantwoorden, hetgeen kan leiden tot de onbedoelde, maar technologisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stof of de derivaten ervan in het eindproduct, mits die residuen geen enkel gezondheidsrisico inhouden en geen enkel technologisch gevolg voor het eindproduct hebben;
-
„ioniserende straling”: de straling zoals omschreven in artikel 1 van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren(7) en zoals beperkt door artikel 1, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling(8);
-
„grootkeuken-diensten”: de bereiding van biologische producten in restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke levensmiddelenbedrijven op de plaats van verkoop of levering aan de eindgebruiker.