Home

Beschikking van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 669) (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst) (2008/185/EG)

Beschikking van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 669) (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst) (2008/185/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens(1) en met name op artikel 8, artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Beschikking 2001/618/EG van de Commissie van 23 juli 2001 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens en houdende intrekking van de Beschikkingen 93/24/EEG en 93/244/EEG(2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze beschikking te worden overgegaan.

  2. Het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE) is een internationale organisatie die in het kader van de op grond van de GATT 1994 gesloten overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen is aangewezen om internationale veterinaire voorschriften voor de handel in dieren en dierlijke producten vast te stellen. Die voorschriften zijn gepubliceerd in de Internationale Diergezondheidscode.

  3. Het hoofdstuk over de ziekte van Aujeszky in de Internationale Diergezondheidscode is grondig gewijzigd.

  4. De aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky die voor varkens in het intracommunautaire handelsverkeer vereist zijn, dienen te worden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de internationale voorschriften ter zake en om de ziekte in de Gemeenschap efficiënter te bestrijden.

  5. Voor de door de lidstaten overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 64/432/EEG te verstrekken gegevens over de ziekte van Aujeszky moeten criteria worden vastgesteld.

  6. De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Fok- of gebruiksvarkens die worden verzonden naar lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en die zijn opgenomen in bijlage I moeten uit een in die bijlage opgenomen lidstaat of regio daarvan afkomstig zijn of moeten aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:

  1. voor de ziekte van Aujeszky geldt in de lidstaat van oorsprong een aangifteplicht;

  2. een plan voor de bestrijding en de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky, dat beantwoordt aan de criteria van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG, wordt uitgevoerd onder toezicht van de bevoegde autoriteit. Voor het vervoer en de verplaatsing van varkens moeten passende maatregelen overeenkomstig dit plan worden toegepast om te voorkomen dat de ziekte wordt overgebracht tussen bedrijven met een verschillende status;

  3. inzake het bedrijf van oorsprong van de varkens:

    1. mogen er in de voorbije twaalf maanden geen klinische, pathologische of serologische indicaties voor de ziekte van Aujeszky zijn waargenomen;

    2. mogen in de bedrijven in een gebied van 5 km rond het bedrijf van oorsprong van de varkens in de voorbije twaalf maanden geen klinische, pathologische of serologische indicaties voor de ziekte van Aujeszky zijn waargenomen. Deze bepaling is echter niet van toepassing als in die bedrijven onder toezicht van de bevoegde autoriteit en overeenkomstig het in punt 2 genoemde plan regelmatig maatregelen ter bestrijding en uitroeiing van de ziekte zijn toegepast en die maatregelen effectief hebben voorkomen dat de ziekte naar het betrokken bedrijf werd overgebracht;

    3. is de voorbije twaalf maanden niet tegen de ziekte van Aujeszky gevaccineerd;

    4. zijn de varkens minstens twee keer met een tussenpoos van ten minste vier maanden onderworpen aan een serologisch onderzoek naar de aanwezigheid van ADV-gE-, ADV-gB- of ADV-gD-antilichamen of het volledige Aujeszky-virus. Uit dit onderzoek moet gebleken zijn dat de ziekte van Aujeszky niet aanwezig is en dat gevaccineerde varkens vrij zijn van gE-antilichamen;

    5. zijn in de voorbije twaalf maanden geen varkens binnengebracht van bedrijven met een lagere gezondheidsstatus ten aanzien van de ziekte van Aujeszky, tenzij zij op de ziekte van Aujeszky zijn getest met negatief resultaat;

  4. de te verplaatsen varkens:

    1. zijn niet gevaccineerd;

    2. zijn in de 30 dagen vóór de verplaatsing in een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde ruimte zodanig afgezonderd dat het risico van overbrenging van de ziekte op deze varkens uitgesloten is;

    3. moeten sinds hun geboorte op het bedrijf van oorsprong of een bedrijf met een gelijkwaardige gezondheidsstatus zijn gehouden en moeten op het bedrijf van oorsprong gebleven zijn gedurende ten minste:

      1. 30 dagen in het geval van gebruiksvarkens;

      2. 90 dagen in het geval van fokvarkens;

    4. zijn met negatief resultaat onderworpen aan ten minste twee serologische tests op ADV-gB of ADV-gD of het volledige virus van de ziekte van Aujeszky met een tussentijd van ten minste 30 dagen. Voor minder dan vier maanden oude varkens kan echter een serologische test op ADV-gE worden gebruikt. De bemonstering voor de laatste test mag niet langer dan 15 dagen vóór de verzending worden uitgevoerd. Er moeten voldoende varkens in de isolatieinrichting worden getest om:

      1. in het geval van gebruiksvarkens, met 95 % zekerheid 2 % seroprevalentie in de isolatieinrichting te kunnen opsporen;

      2. in het geval van gebruiksvarkens, met 95 % zekerheid 0,1 % seroprevalentie in de isolatieinrichting te kunnen opsporen.

      De eerste van de twee tests is echter overbodig als:

      1. in het kader van het in punt 2 vermelde plan in het bedrijf van oorsprong in de periode van de 170e tot de 45e dag vóór de verzending een serologisch onderzoek is verricht waaruit blijkt dat er geen antilichamen van de ziekte van Aujeszky aanwezig zijn en dat de gevaccineerde varkens vrij zijn van gE-antilichamen;

      2. de te verplaatsen varkens sinds hun geboorte op het bedrijf van oorsprong zijn gehouden;

      3. er geen varkens naar het bedrijf van oorsprong zijn verplaatst zolang de te verplaatsen varkens daar in afzondering werden gehouden.

Artikel 2

Slachtvarkens die worden verzonden naar lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en die zijn opgenomen in bijlage I moeten uit een in die bijlage opgenomen lidstaat of regio daarvan afkomstig zijn of moeten aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:

  1. voor de ziekte van Aujeszky geldt in de lidstaat van oorsprong een aangifteplicht;

  2. in de lidstaat of regio van oorsprong moet een plan voor de bestrijding en de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky dat beantwoordt aan de criteria van artikel 1, punt 2, worden uitgevoerd;

  3. alle betrokken varkens moeten rechtstreeks naar het slachthuis van bestemming worden vervoerd en

    1. afkomstig zijn van een bedrijf dat beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 1, punt 3, of

    2. minstens 15 dagen vóór de verzending tegen de ziekte van Aujeszky gevaccineerd zijn, en afkomstig zijn van een bedrijf waar:

      1. in het kader van het in punt 2 vermelde plan in de voorbije twaalf maanden onder toezicht van de bevoegde autoriteit regelmatig maatregelen voor de bestrijding en de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky zijn toegepast;

      2. zij ten minste gedurende de 30 dagen vóór de verzending gehouden zijn en waar geen klinische of pathologische indicaties voor de aanwezigheid van deze ziekte zijn waargenomen op het ogenblik dat het in artikel 7 bedoelde gezondheidscertificaat wordt opgesteld, of

    3. niet gevaccineerd zijn en afkomstig zijn van een bedrijf waar:

      1. in het kader van het in punt 2 vermelde plan in de voorbije twaalf maanden onder toezicht van de bevoegde autoriteit regelmatig maatregelen voor de bestrijding en de uitroeiing van de ziekte zijn toegepast en in de voorbije zes maanden geen klinische, pathologische of serologische indicaties voor de ziekte van Aujeszky zijn waargenomen;

      2. vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky en binnenbrengen van gevaccineerde varkens verboden is door de bevoegde autoriteit aangezien het bedrijf op weg is om de hoogste status ten aanzien van de ziekte van Aujeszky te bereiken overeenkomstig het in punt 2 bedoelde plan;

      3. zij gedurende ten minste 90 dagen vóór de verzending gehouden zijn.

Artikel 3

Fokvarkens die bestemd zijn voor de in bijlage II vermelde lidstaten of regio’s waar goedgekeurde programma’s voor de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky worden uitgevoerd, moeten:

  1. afkomstig zijn uit in bijlage I vermelde lidstaten of regio’s, of

  2. afkomstig zijn uit:

    1. in bijlage II vermelde lidstaten of regio’s en van

    2. een bedrijf dat voldoet aan de vereisten van artikel 1, punt 3, of

  3. aan de volgende voorwaarden voldoen:

    1. voor de ziekte van Aujeszky geldt in de lidstaat van oorsprong een aangifteplicht;

    2. in de lidstaat of regio van oorsprong moet een plan voor de controle op en de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky, dat aan de criteria van artikel 1, punt 2, beantwoordt, worden uitgevoerd;

    3. in het bedrijf van oorsprong van de betrokken varkens mogen in de voorbije twaalf maanden geen klinische, pathologische of serologische indicaties voor de ziekte van Aujeszky zijn waargenomen;

    4. de varkens moeten in de 30 dagen vóór de verplaatsing zodanig in een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde inrichting zijn afgezonderd dat overbrenging van de ziekte uitgesloten is;

    5. een serologische test op de aanwezigheid van gE-antilichamen moet met negatief resultaat verricht zijn. De bemonstering voor de laatste test mag niet langer dan 15 dagen vóór de verzending worden uitgevoerd. Er moeten voldoende varkens worden getest om met 95 % zekerheid 2 % seroprevalentie te kunnen opsporen;

    6. de varkens moeten sinds hun geboorte op het bedrijf van oorsprong of een bedrijf met een gelijkwaardige gezondheidsstatus zijn gehouden en moeten gedurende ten minste 90 dagen op het bedrijf van oorsprong gebleven zijn.

Artikel 4

Gebruiksvarkens die bestemd zijn voor de in bijlage II vermelde lidstaten of regio’s, waar goedgekeurde programma’s voor de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky worden uitgevoerd, moeten:

  1. afkomstig zijn uit in bijlage I vermelde lidstaten of regio’s, of

  2. afkomstig zijn uit:

    1. in bijlage II vermelde lidstaten of regio’s en van

    2. een bedrijf dat voldoet aan de vereisten van artikel 1, punt 3, of

  3. aan de volgende voorwaarden voldoen:

    1. voor de ziekte van Aujeszky geldt in de lidstaat van oorsprong een aangifteplicht;

    2. in de lidstaat of regio van oorsprong moet een plan voor de controle op en de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky, dat aan de criteria van artikel 1, punt 2, beantwoordt, worden uitgevoerd;

    3. in het bedrijf van oorsprong van de betrokken varkens mogen in de voorbije twaalf maanden geen klinische, pathologische of serologische indicaties voor de ziekte van Aujeszky zijn waargenomen;

    4. in het bedrijf van oorsprong is in de periode van de 170e tot de 45e dag vóór de verzending een serologisch onderzoek naar de ziekte van Aujeszky verricht waaruit blijkt dat de ziekte niet aanwezig is en dat de gevaccineerde varkens vrij zijn van gE-antilichamen;

    5. de varkens moeten sinds hun geboorte op het bedrijf van oorsprong zijn gehouden of ten minste 30 dagen na de verplaatsing van een bedrijf met een gelijkwaardige gezondheidsstatus op een dergelijk bedrijf zijn gebleven waar een serologische test zoals bedoeld onder d) is verricht.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI