Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(3) is bepaald dat het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) op gezette tijden het beheer van levende aquatische hulpbronnen, met inbegrip van biologische, economische, milieu-, sociale en technische overwegingen beoordeelt.
In de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en in de Overeenkomst van de Verenigde Naties inzake de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden wordt gewezen op de noodzaak het onderzoek en de verzameling van gegevens te ontwikkelen om de wetenschappelijke kennis over de sector te vergroten.
Overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid ten aanzien van de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende aquatische hulpbronnen in niet-communautaire wateren moet de Gemeenschap deelnemen aan de inspanningen om de visbestanden in stand te houden, met name overeenkomstig de bepalingen die zijn goedgekeurd in het kader van de partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied of door de regionale organisaties voor visserijbeheer.
Op 23 januari 2003 heeft de Raad de conclusies goedgekeurd van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een actieplan van de Gemeenschap om milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren, waarin de grondbeginselen, de beheersmaatregelen en een werkprogramma zijn vastgelegd en waarmee voor een meer op het ecosysteem gerichte aanpak van het visserijbeheer is gekozen.
Op 13 oktober 2003 heeft de Raad de conclusies goedgekeurd betreffende de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over verbetering van het wetenschappelijk en technisch advies ten behoeve van het communautaire visserijbeheer, waarin de behoeften van de Commissie aan wetenschappelijk advies worden beschreven en waarin de mechanismen voor adviesverlening worden uiteengezet, waarbij wordt aangegeven op welke punten het systeem moet worden versterkt en waarin mogelijke oplossingen voor de korte, de middellange en de lange termijn worden gegeven.
Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(4) moet worden herzien om terdege rekening te houden met een op de vloot gebaseerde aanpak van het visserijbeheer, de noodzaak om een op het ecosysteem gebaseerde aanpak te ontwikkelen, de noodzaak om de kwaliteit, de volledigheid en de toegankelijkheid van de visserijgegevens te verbeteren, het verlenen van wetenschappelijk advies efficiënter te ondersteunen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen.
De huidige verordeningen inzake de verzameling en het beheer van gegevens op het gebied van de visserij bevatten bepalingen met betrekking tot het verzamelen en beheren van gegevens over de vissersvloten en de activiteiten en de vangsten daarvan, alsmede over de prijsontwikkeling, waarmee in de onderhavige verordening rekening moet worden gehouden om het verzamelen en het gebruik van deze gegevens in het gehele gemeenschappelijk visserijbeleid te stroomlijnen en doublures bij het verzamelen van gegevens te voorkomen. Het gaat met name om de volgende verordeningen: Verordening (EEG) nr. 2847/93 van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(5), Verordening (EG) nr. 788/96 van 22 april 1996 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over de aquacultuurproductie(6), Verordening (EG) nr. 2091/98 van 30 september 1998 betreffende de indeling van de communautaire vissersvloot en de visserijinspanning in segmenten ten behoeve van de meerjarige oriëntatieprogramma’s(7), Verordening (EG) nr. 104/2000 van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur(8), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften(9), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserijinspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap(10), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS)(11), Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot(12), Verordening (EG) nr. 812/2004 van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij(13), Verordening (EG) nr. 1921/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende de indiening van statistische gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten(14), Verordening (EG) nr. 1966/2006 van 21 december 2006 betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie(15), Verordening (EG) nr. 1100/2007 van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal(16).
De gegevens die worden verzameld voor de wetenschappelijke evaluatie omvatten onder meer informatie over vloten en hun activiteiten, biologische gegevens betreffende vangsten, met inbegrip van de overboord gezette hoeveelheden, inspectiegegevens inzake visbestanden en de eventuele milieu-effecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem. Ook moeten gegevens worden opgenomen die de prijsvorming verklaren en andere gegevens die een beoordeling van de economische situatie van het visserijbedrijf, de aquacultuur en de visverwerkende industrie vergemakkelijken, alsmede gegevens inzake de ontwikkeling van de werkgelegenheid in deze bedrijfstakken.
Om levende aquatische hulpbronnen te beschermen en in stand te houden en de duurzame exploitatie daarvan te garanderen, moet geleidelijk een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van het visserijbeheer worden ingevoerd. Met het oog daarop moeten gegevens worden verzameld om de impact van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem te kunnen beoordelen.
Communautaire programma’s voor het verzamelen, het beheer en het gebruik van visserijgegevens moeten onder directe verantwoordelijkheid van de lidstaten worden uitgevoerd. De lidstaten moeten dan ook nationale programma’s opstellen die in overeenstemming zijn met het communautaire programma.
De lidstaten moeten onderling en met derde landen samenwerken en hun nationale programma’s onderling afstemmen wat betreft de verzameling van gegevens betreffende eenzelfde mariene regio en regio’s met ter zake relevante binnenwateren.
Het is noodzakelijk op communautair niveau prioriteiten te stellen en de voor het verzamelen en verwerken van gegevens in de Gemeenschap gebruikte procedures te harmoniseren om tot een coherent overkoepelend systeem en een optimale kosten-batenverhouding te komen binnen een stabiel meerjarig regionaal kader.
De gegevens als bedoeld in de onderhavige verordening moeten worden opgenomen in nationale geautomatiseerde gegevensbanken, zodat zij toegankelijk zijn voor de Commissie en kunnen worden doorgegeven aan de eindgebruikers. Het is in het belang van de wetenschappelijke gemeenschap dat geanonimiseerde gegevens beschikbaar zijn voor partijen die belang hebben bij de analyse van dergelijke gegevens.
Voor het beheer van visserijbestanden moeten gedetailleerde gegevens worden verwerkt om specifieke onderwerpen te kunnen behandelen. In dit verband moeten de lidstaten de voor wetenschappelijke analyse benodigde gegevens verstrekken en ervoor zorgen dat zij over de technische capaciteit beschikken om dat te doen. Indien nodig zullen de gedetailleerde gegevens, voordat zij worden doorgegeven, moeten worden geaggregeerd tot het aggregatieniveau dat is aangegeven in de door de eindgebruikers bepaalde vraag.
De verplichtingen inzake de toegang tot de gegevens die onder deze verordening vallen, gelden onverminderd de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie(17) en uit Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Århus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen(18).
De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens is, voor de toepassing van deze verordening, geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(19) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(20).
De uitvoering van nationale programma’s voor het verzamelen en beheren van de visserijgegevens vergt grote uitgaven. De voordelen van deze programma’s zullen echter pas op communautaire schaal geheel tot uiting komen. Daarom moet worden bepaald dat de Gemeenschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht bijdraagt in de door de lidstaten gemaakte kosten(21).
Wanneer de Commissie van mening is dat de betrokken uitgaven verband houden met onregelmatigheden, zullen overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EG) nr. 861/2006 financiële correcties worden aangebracht.
De correcte uitvoering van de nationale programma’s, en in het bijzonder de naleving van termijnen, kwaliteitscontrole, validering en doorzending van de verzamelde gegevens, zijn bijzonder belangrijk. Daarom moet de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden gebonden aan voorwaarden inzake naleving van de termijnen, kwaliteitscontrole, naleving van de overeengekomen kwaliteitscriteria en doorzending van de gegevens. Bijgevolg moet een systeem van financiële sancties voor niet-naleving van deze voorwaarden worden ingevoerd.
Om de betrouwbaarheid te verbeteren van het wetenschappelijke advies dat nodig is om het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) uit te voeren, moeten de lidstaten en de Commissie nauw samenwerken in de betrokken internationale wetenschappelijke organen.
Er moet bij voorrang voor worden gezorgd dat de betrokken wetenschappelijke deskundigen deelnemen aan de vergaderingen van de groepen deskundigen die het voor het voeren van het GVB benodigde wetenschappelijke onderzoek uitvoeren.
De wetenschappelijke wereld moet worden geraadpleegd en de visserijsector en andere belanghebbende groepen moeten worden geïnformeerd over de uitvoering van de bepalingen inzake gegevensverzameling. De organen voor het inwinnen van adviezen zijn het WTECV, dat is opgericht bij Besluit 2005/629/EG van de Commissie(22), het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur, dat is opgericht bij Besluit 1999/478/EG van de Commissie(23), en de regionale adviesraden die zijn opgericht bij Besluit 2004/585/EG van de Raad(24).
Het comité van beheer moet zorgen voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie om de correcte uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(25).
In het licht van de in het verleden opgedane ervaring en van de nieuwe behoeften is het dienstig Verordening (EG) nr. 1543/2000 in te trekken en te vervangen door de onderhavige verordening,