In deze verordening worden specifieke voorschriften vastgesteld voor de productie en het in de handel brengen van de producten bedoeld in deel XII van bijlage I van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
Verordening (EG) n r. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999
Verordening (EG) n r. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Overwegende hetgeen volgt:
De communautaire regeling voor de wijnsector is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt(3) en de desbetreffende uitvoeringsverordeningen.
Het wijnverbruik in de Gemeenschap is voortdurend gedaald en de uitvoer van wijn uit de Gemeenschap is sinds 1996 in een veel trager tempo gestegen dan de invoer. Dit heeft tot een toenemend gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod geleid, waardoor de prijzen en de inkomens van de producenten onder druk zijn komen te staan.
Niet alle instrumenten die momenteel in Verordening (EG) nr. 1493/1999 zijn opgenomen, zijn doeltreffend gebleken om in de sector een concurrentiegerichte en duurzame ontwikkeling op gang te brengen. De marktmechanismemaatregelen, zijn vaak middelmatig in kostenefficiëntie gebleken in de zin dat zij tot structurele overschotten hebben aangezet zonder dat structurele verbeteringen werden opgelegd. Voorts hebben sommige van de bestaande voorschriften de activiteiten van concurrerende producenten al te zeer belemmerd.
Het lijkt dus niet mogelijk om binnen het huidige rechtskader de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag, en met name de stabilisering van de wijnmarkt en het verzekeren van een redelijke levensstandaard aan de betrokken landbouwbevolking, op duurzame wijze te bereiken.
In het licht van de opgedane ervaring is het daarom dienstig de communautaire regeling voor de wijnsector ingrijpend te wijzigen om de volgende doelstellingen te bereiken: versterking van het concurrentievermogen van de wijnproducenten van de Gemeenschap; versterking van de reputatie van kwaliteitswijn uit de Gemeenschap als de beste ter wereld; herovering van oude markten en verovering van nieuwe markten in de Gemeenschap en de rest van de wereld; instelling van een wijnregeling die aan de hand van duidelijke, eenvoudige en doeltreffende regels vraag en aanbod met elkaar in evenwicht brengt; instelling van een wijnregeling die de beste tradities van de wijnproductie in de Gemeenschap in stand houdt, het sociale weefsel in vele plattelandsgebieden versterkt en borg staat voor een milieuvriendelijke productie. Daarom dient Verordening (EG) nr. 1493/1999 te worden ingetrokken en door deze verordening te worden vervangen.
In de aanloop naar deze verordening vonden evaluaties en raadplegingen plaats met de bedoeling de behoeften van de wijnsector nauwkeuriger te kunnen bepalen en er beter aan te kunnen beantwoorden. Er werd opdracht gegeven een extern evaluatieverslag op te stellen, dat in november 2004 is gepubliceerd. Om de belanghebbenden de gelegenheid te geven hun standpunten naar voren te brengen, heeft de Commissie op 16 februari 2006 een seminar georganiseerd. Op 22 juni 2006 werd een mededeling van de Commissie met als titel „Naar een duurzame Europese wijnsector” gepubliceerd, samen met een effectbeoordeling waarin een aantal opties voor de hervorming van de sector werd beschreven.
Van juli tot en met november 2006 vonden besprekingen plaats op het niveau van de Raad. In december 2006 hebben het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s verslagen goedgekeurd over de in de mededeling van de Commissie voorgestelde opties voor de hervorming van de wijnsector. Op 15 februari 2007 heeft het Europees Parlement zijn initiatiefverslag over de mededeling goedgekeurd, en met de conclusies daarvan is in deze verordening rekening gehouden.
De voorschriften voor de wijnsector zouden uiteindelijk ook moeten worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale GMO-verordening)(4). De integrale GMO-verordening bevat horizontale bepalingen, met name over handel met derde landen, mededingingsvoorschriften, controle- en sanctiebepalingen en regels inzake uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten. Met het oog op een vlotte opname in de integrale GMO-verordening moeten de in deze verordening vastgestelde horizontale bepalingen zo goed mogelijk worden afgestemd op die in de integrale GMO-verordening.
Het is van belang te zorgen voor steunmaatregelen die erop gericht zijn de concurrentiestructuren te versterken. Hoewel deze maatregelen door de Gemeenschap moeten worden gefinancierd en vastgesteld, moet het aan de lidstaten worden overgelaten om een passend geheel aan maatregelen te kiezen om te voorzien in de behoeften van hun regionale groeperingen, met inachtneming van hun regionale bijzonderheden, en om deze maatregelen in de nationale steunprogramma’s te integreren. De lidstaten moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de uitvoering van dergelijke programma’s.
De verdeling van de financiële middelen voor de nationale steunprogramma’s over de lidstaten moet in de eerste plaats gerelateerd zijn aan het historische aandeel van het wijnsectorbudget, en vervolgens aan de met wijnstokken beplante oppervlakte en de historische productie. Deze verdeling moet evenwel worden aangepast in situaties waarin het gebruik van het historisch aandeel van het wijnsectorbudget als voornaamste criterium zou leiden tot een onbillijke verdeling van de financiële middelen.
Een belangrijke maatregel die in aanmerking komt voor nationale steunprogramma’s, moet de afzetbevordering en de marketing van wijnen uit de Gemeenschap in derde landen zijn. Herstructurerings- en omschakelingsactiviteiten moeten verder worden gefinancierd op grond van hun positieve structurele effecten op de wijnsector. Er moet ook steun beschikbaar zijn voor investeringen in de wijnsector die erop gericht zijn de economische prestatie van de ondernemingen als zodanig te verbeteren. Steun voor de distillatie van bijproducten moet een maatregel zijn die ter beschikking staat van de lidstaten die dit instrument willen gebruiken om de kwaliteit van de wijn te waarborgen en tegelijkertijd het milieu in stand willen houden.
Preventie-instrumenten zoals de oogstverzekering, onderlinge fondsen en groen oogsten, moeten ter bevordering van een verantwoordelijke aanpak van crisissituaties in aanmerking komen voor steun in het kader van de steunprogramma’s.
Het is gerechtvaardigd om voor een overgangsperiode bepaalde traditionele maatregelen te behouden, teneinde de anders zeer plotselinge beëindiging van de gebruikelijke, tot dan toe uit communautaire middelen gefinancierde marktmaatregelen te verzachten. De bedoelde maatregelen zijn steun voor de distillatie tot drinkalcohol, steun voor crisisdistillatie en steun voor het gebruik van geconcentreerde druivenmost.
Ten slotte kunnen de lidstaten er om uiteenlopende redenen de voorkeur aan geven landbouwers niet-productiegebonden steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling te verlenen. Die mogelijkheid moet derhalve voor de lidstaten open staan, en gezien de bijzondere kenmerken van de bedrijfstoeslagregeling moet iedere overdracht van dien aard onomkeerbaar zijn en gepaard gaan met een dienovereenkomstige verlaging van de begroting die in de daaropvolgende jaren voor de nationale steunprogramma's beschikbaar is.
De financiering van de subsidiabele maatregelen door de Gemeenschap moet, voor zover mogelijk, worden gekoppeld aan de naleving door de betrokken producenten van bepaalde geldende milieuvoorschriften. Als inbreuken worden vastgesteld, moeten de betalingen dienovereenkomstig worden verlaagd.
Voorts moet aan de wijnsector steun worden verleend via de structuurmaatregelen in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(5).
De volgende maatregelen in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 kunnen voor de wijnsector interessant zijn: vestiging van jonge landbouwers, investeringen in technische voorzieningen en verbetering van de afzet, beroepsopleiding, voorlichtings- en afzetbevorderingssteun voor producentenorganisaties die tot een kwaliteitsregeling zijn toegetreden, agromilieusteun, vervroegde uittreding voor landbouwers die besluiten om definitief met alle commerciële landbouw te stoppen met het oog op overdracht van het bedrijf aan andere landbouwers.
Ter verhoging van de financiële middelen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 ter beschikking worden gesteld, moeten geleidelijk middelen worden overgeboekt naar het budget dat voor die verordening is uitgetrokken wanneer de betrokken bedragen hoog genoeg zijn.
In de wijnsector moeten bepaalde voorschriften gelden, vooral omwille van gezondheids- en kwaliteitsoverwegingen en de verwachtingen van de consument.
Lidstaten die meer dan 50 000 hectoliter per jaar produceren, moeten verantwoordelijk blijven voor de indeling van de wijndruivenrassen waaruit op hun grondgebied wijn mag worden gemaakt. Sommige wijndruivenrassen moeten worden uitgesloten.
Bepaalde onder deze verordening vallende producten moeten in de Gemeenschap in de handel worden gebracht overeenkomstig een specifieke indeling van de wijnbouwproducten in categorieën en de overeenkomstige specificaties.
De onder deze verordening vallende producten moeten worden vervaardigd overeenkomstig oenologische procedés en beperkingen die garanderen dat wordt voldaan aan de gezondheidsvereisten en aan de verwachtingen van de consument met betrekking tot kwaliteit en productiemethoden. Omwille van de flexibiliteit moeten de actualisering van deze praktijken en de goedkeuring van nieuwe praktijken worden geregeld op het niveau van de uitvoeringsvoorschriften, behalve op politiek gevoelige gebieden als verrijking en aanzuring, waarvoor de Raad zijn bevoegdheid tot wijziging van de desbetreffende bepalingen moet behouden.
Het alcoholgehalte van de wijn mag slechts worden verhoogd binnen bepaalde grenzen, en alleen door aan de wijn geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost toe te voegen, dan wel sacharose in gevallen waarin dat is toegestaan. De grenzen voor toegestane verrijkingsverhogingen moeten strenger worden dan tot nu toe het geval was.
Gezien de slechte kwaliteit van wijn die door te intense persing van de druiven wordt verkregen, moet deze praktijk worden verboden.
Om te voldoen aan de internationale normen op dit gebied dient de Commissie zich in de regel te baseren op de oenologische procedés die zijn aanbevolen door de Internationale Organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding (OIV).
Het versnijden van wijn van oorsprong uit een derde land met een wijn uit de Gemeenschap en het versnijden van wijnen van oorsprong uit derde landen moeten in de Gemeenschap verboden blijven. Evenmin mogen sommige soorten druivenmost, druivensap en verse druiven van oorsprong uit derde landen op het grondgebied van de Gemeenschap tot wijn worden verwerkt of aan wijn worden toegevoegd.
Het concept van kwaliteitswijn in de Gemeenschap is onder meer gebaseerd op de specifieke kenmerken die zijn toe te schrijven aan de geografische oorsprong van de wijn. Dergelijke wijn wordt ten behoeve van de consumenten geïdentificeerd met beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, waarbij moet worden opgemerkt dat de huidige regeling op dit punt nog niet volledig is. Om de kwaliteitsaanspraken voor de betrokken producten te onderbouwen met een transparant en beter uitgewerkt kader, dient een regeling te worden vastgesteld in het raam waarvan aanvragen voor een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding op dezelfde wijze worden onderzocht als bij het horizontale kwaliteitsbeleid van de Gemeenschap voor andere levensmiddelen dan wijn en gedistilleerde dranken, dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(6).
Om de specifieke kwaliteitskenmerken van wijn met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding te handhaven, moet het de lidstaten worden toegestaan op dit gebied stringentere regels toe te passen.
Om in de Gemeenschap beschermd te kunnen worden, moeten oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen op communautair niveau worden erkend en geregistreerd. Om te garanderen dat de betrokken namen aan de voorwaarden van deze verordening voldoen, is het zaak dat de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaat de aanvragen onderzoeken, voor zover aan gemeenschappelijke minimumbepalingen, waaronder een nationale bezwaarprocedure, wordt voldaan. De Commissie moet daarna deze beslissingen verifiëren om te waarborgen dat de aanvragen aan de voorwaarden van deze verordening voldoen en de lidstaten er een uniforme benadering toepassen.
Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van derde landen dienen ook voor bescherming in aanmerking te komen, op voorwaarde dat deze namen in het land van oorsprong beschermd zijn.
De registratieprocedure moet iedere natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang in een lidstaat of een derde land de gelegenheid bieden zijn rechten te doen gelden door bezwaar aan te tekenen.
Geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij onterecht wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de eisen voldoen. Om eerlijke concurrentie te bevorderen en de consument niet te misleiden, moet deze bescherming ook gelden voor niet onder deze verordening vallende producten en diensten, met inbegrip van die welke niet in bijlage I bij het Verdrag zijn opgenomen.
Er moeten procedures worden vastgesteld die het mogelijk maken het productdossier van reeds beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen te wijzigen en deze benamingen of aanduidingen te schrappen, met name wanneer de naleving van het betrokken productdossier niet langer gegarandeerd is.
De op het grondgebied van de Gemeenschap beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden gecontroleerd, indien mogelijk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn(7), en dit controlesysteem moet onder meer voorzien in controles om te waarborgen dat het productdossier voor de wijn in kwestie wordt nageleefd.
De lidstaten moeten leges kunnen heffen om de gemaakte kosten te dekken, met inbegrip van de kosten voor de behandeling van beschermingsaanvragen, bezwaarschriften, wijzigingsaanvragen en verzoeken tot intrekking uit hoofde van deze verordening.
Met het oog op de rechtszekerheid moet worden bepaald dat de nieuwe onderzoeksprocedure niet hoeft te worden toegepast op reeds bestaande communautaire oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. De betrokken lidstaten moeten de Commissie evenwel de basisgegevens en -besluiten verstrekken op grond waarvan die benamingen en aanduidingen op nationaal niveau zijn erkend, anders verliezen deze de bescherming als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding. Het schrappen van reeds bestaande oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moet met het oog op de rechtszekerheid worden beperkt.
Het kwaliteitsbeleid wordt in een aantal lidstaten op nationaal niveau geregeld overeenkomstig nationale bepalingen en gebruiken. Die bepalingen en gebruiken mogen gehandhaafd blijven.
Bepaalde aanduidingen die in de Gemeenschap traditioneel worden gebruikt, verstrekken de consument informatie over bijzondere kenmerken en de kwaliteit van wijnen die een aanvulling vormt op de informatie die in de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen besloten ligt. Teneinde de werking van de interne markt en de eerlijke concurrentie te garanderen en te voorkomen dat consumenten worden misleid, dienen deze traditionele aanduidingen in aanmerking te komen voor bescherming in de Gemeenschap.
De omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van de onder deze verordening vallende producten kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de verkoopbaarheid van deze producten op de markt. Verschillen tussen de nationale wettelijke bepalingen over de etikettering van wijnproducten kunnen de goede werking van de interne markt belemmeren.
Bijgevolg moeten regels worden vastgesteld waarin de rechtmatige belangen van de consumenten en de producenten in aanmerking worden genomen. Daarom is het passend te werken met communautaire etiketteringsvoorschriften.
Deze voorschriften moeten het gebruik van sommige begrippen verplicht stellen teneinde het product overeenkomstig de verkoopscategorieën te identificeren en de consumenten bepaalde belangrijke informatie te verstrekken. Het gebruik van sommige andere, facultatieve gegevens moet ook op communautair niveau worden geregeld.
Tenzij anders wordt bepaald, moeten de voorschriften inzake etikettering in de wijnsector een aanvulling vormen op de horizontaal geldende bepalingen in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(8). De ervaring heeft geleerd dat een differentiëring van de etiketteringsvoorschriften naargelang van de categorie waartoe het wijnproduct behoort, vaak niet doeltreffend is. De voorschriften dienen derhalve in beginsel voor al de verschillende wijncategorieën te gelden, met inbegrip van de ingevoerde producten. Met name moeten zij het mogelijk maken dat op wijn zonder oorsprongsbenaming of geografische aanduiding de wijndruivenrassen en het oogstjaar worden vermeld, waarbij echter de eisen en uitzonderingsbepalingen inzake de waarheidsgetrouwheid van de etikettering en het desbetreffende toezicht alsook het risico van verwarring bij de consument in aanmerking dienen te worden genomen.
Bestaande en nieuw op te richten producentenorganisaties kunnen nog steeds bijdragen tot het vervullen van de behoeften van de wijnsector zoals die op communautair niveau zijn omschreven. Hun nut moet liggen in de werkingssfeer en de efficiëntie van de diensten die zij aan hun leden aanbieden. Hetzelfde geldt voor brancheorganisaties. Daarom dienen de lidstaten de organisaties te erkennen die aan bepaalde op communautair niveau vastgestelde eisen voldoen.
Om de werking van de markt voor wijn te verbeteren, moeten de lidstaten in staat zijn besluiten van brancheorganisaties uit te voeren. Die besluiten mogen evenwel geen betrekking hebben op praktijken die de concurrentie kunnen verstoren.
Als gevolg van de eenmaking van de communautaire markt moet een regeling worden ingevoerd om het handelsverkeer aan de buitengrenzen van de Gemeenschap te regelen. Deze regeling moet onder meer betrekking hebben op de toepassing van invoerrechten en dient in beginsel de communautaire markt te stabiliseren. Bij deze regeling moet worden uitgegaan van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, met name in het kader van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
Het toezicht op de handelsstromen is bovenal een beheerskwestie, die op flexibele wijze moet worden aangepakt. Bijgevolg moet de Commissie bij het nemen van een besluit om certificaatverplichtingen op te leggen, nagaan of invoer- en uitvoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten. De algemene voorwaarden met betrekking tot deze certificaten moeten evenwel in deze verordening worden vastgesteld.
Als invoer- en uitvoercertificaten worden opgelegd, moet het stellen van een zekerheid verplicht zijn om te garanderen dat de transacties waarvoor die certificaten worden afgegeven, werkelijk worden uitgevoerd.
Het stelsel van invoerrechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de interne markt en het stelsel van rechten echter tekortschieten. Om de communautaire markt in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen eventuele verstoringen, moet de Gemeenschap in staat worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.
Om eventuele nadelen voor de communautaire markt als gevolg van met name de invoer van druivensap en druivenmost te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een aanvullend recht worden geheven.
Om de goede werking van de wijnmarkt te waarborgen en met name marktverstoringen te voorkomen, moet het mogelijk worden gemaakt de toepassing van de regeling actieve of passieve veredeling te verbieden. Dit soort instrumenten voor marktbeheer is doorgaans enkel succesvol als het zonder al te veel vertraging wordt ingezet. Bijgevolg moet de Commissie de daartoe vereiste bevoegdheden krijgen.
Uit derde landen ingevoerde producten moeten voldoen aan de communautaire regels inzake productcategorieën, etikettering en oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. Zij moeten vergezeld gaan van een analyseverslag.
Onder bepaalde voorwaarden dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om tariefcontingenten te openen en te beheren die voortvloeien uit overeenkomstig het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere besluiten van de Raad.
In de Gemeenschap wordt steeds meer overtollige wijn geproduceerd als gevolg van inbreuken op het voorlopige verbod op nieuwe aanplant. De talrijke onrechtmatig aangeplante oppervlakten in de Gemeenschap leiden tot oneerlijke concurrentie en verscherpen de problemen van de wijnsector.
Wat de onrechtmatig aangeplante oppervlakten betreft, moet met betrekking tot de verplichtingen van de producenten een onderscheid worden gemaakt tussen de oppervlakten die vóór en die ná 31 augustus 1998 zijn aangeplant. Voor oppervlakten die vóór 1 september 1998 onrechtmatig werden aangeplant, moet een laatste mogelijkheid tot regularisatie worden geboden onder de voorwaarden van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999. De overeenkomstige bepalingen van deze verordening moeten derhalve met terugwerkende kracht van toepassing zijn.
Tot dusver gold voor oppervlakten die vóór 1 september 1998 onrechtmatig werden aangeplant, geen rooiverplichting. De betrokken producenten moeten worden verplicht die oppervlakten te regulariseren tegen betaling van een vergoeding. Dergelijke oppervlakten die niet voor 31 december 2009 zijn geregulariseerd, moeten door de producenten op eigen kosten worden gerooid. Als deze rooiverplichting niet wordt nageleefd, moeten dwangsommen worden opgelegd.
De oppervlakten die na 31 augustus 1998 in strijd met het betrokken verbod zijn aangeplant, moeten worden gerooid, aangezien dit de sanctie is waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1493/1999. Als deze rooiverplichting niet wordt nageleefd, moeten dwangsommen worden opgelegd.
In afwachting van de uitvoering van de maatregelen inzake regularisering en rooiing mag wijn van oppervlakten die in strijd met het verbod zijn aangeplant en niet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1493/1999 zijn geregulariseerd, niet op de markt worden gebracht tenzij voor distillatie op kosten van de betrokken producent. Door de producenten te verplichten distillatiecontracten voor te leggen, moet het mogelijk worden een beter toezicht op dit voorschrift uit te oefenen dan tot dusver het geval was.
Het voorlopige verbod op nieuwe aanplant heeft weliswaar enig effect gesorteerd op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de wijnmarkt, maar tegelijk vormt het een obstakel voor competitieve producenten die flexibel willen inspelen op de toegenomen vraag.
Aangezien er nog geen marktevenwicht is bereikt en het enige tijd zal duren voordat de begeleidende maatregelen, waaronder de rooiregeling, resultaten opleveren, moet het verbod op nieuwe aanplant worden gehandhaafd tot en met 31 december 2015, met dien verstande dat het dan definitief moet worden opgeheven om competitieve producenten in staat te stellen vrij op de marktsituatie in te spelen. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid krijgen het verbod voor hun grondgebied te verlengen tot en met 31 december 2018 indien zij zulks nodig achten.
De bestaande toelating voor nieuwe aanplant met het oog op het kweken van entstokken, ruilverkaveling, onteigening of wijnbouwexperimenten blijkt de wijnmarkt niet ernstig te hebben verstoord en moet derhalve worden gehandhaafd, mits de nodige controles worden verricht.
Er moeten verder herbeplantingsrechten worden toegekend aan producenten die zich ertoe verbinden equivalente met wijnstokken beplante oppervlakten te rooien, aangezien het netto-effect van die aanplant op de productie doorgaans nihil is.
Voorts moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om toestemming te verlenen voor de overdracht van herbeplantingsrechten aan een ander bedrijf, mits strenge controles worden verricht en deze overdracht past in het kwaliteitsbeleid, betrekking heeft op oppervlakten die bestemd zijn voor het kweken van entstokken of gekoppeld is aan de overdracht van een deel van het bedrijf. Deze overdrachten dienen plaats te vinden binnen een en dezelfde lidstaat.
Om het beheer van het wijnbouwpotentieel te verbeteren, een efficiënt gebruik van de aanplantrechten te bevorderen en zodoende de gevolgen van de voorlopige aanplantbeperking te verzachten, moet de regeling van nationale of regionale reserves worden gehandhaafd.
Mits de nodige controles worden verricht, moeten de lidstaten over een ruime beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van de reserves blijven beschikken om het gebruik van de aanplantrechten uit de reserve beter op de plaatselijke behoeften te kunnen afstemmen. Dit houdt ook de mogelijkheid in om aanplantrechten aan te kopen voor de bevoorrading van de reserve, en om aanplantrechten uit de reserves te verkopen. Daartoe moet de lidstaten verder de vrijheid worden gelaten het reservesysteem niet toe te passen, mits zij kunnen aantonen dat zij reeds beschikken over een doeltreffend systeem voor het beheer van de aanplantrechten.
Aangezien de toekenning van specifieke voordelen aan jonge wijnproducenten niet alleen hun vestiging, maar ook de structurele aanpassing van hun bedrijf na hun eerste vestiging kan vergemakkelijken, moeten deze producenten in aanmerking komen voor gratis rechten uit de reserve.
Om te waarborgen dat de middelen op de meest doeltreffende wijze worden gebruikt en om het aanbod beter op de vraag af te stemmen, moeten de aanplantrechten binnen een redelijke termijn door de houders ervan worden benut. Anders moeten ze aan de reserves worden toegewezen of opnieuw aan de reserve worden toegewezen. Om dezelfde redenen moeten de rechten in de reserves binnen een redelijke termijn worden toegekend.
Lidstaten waar de aanplantrechtenregeling voor 31 december 2007 niet van toepassing was, dienen te worden vrijgesteld van het voorlopige verbod op nieuwe aanplant.
Als extra begeleidende maatregel om de wijnsector op de markt af te stemmen, dient een rooiregeling te worden ingevoerd. Producenten die menen dat de omstandigheden in sommige gebieden niet erg bevorderlijk zijn voor een rendabele productie, dienen de mogelijkheid te krijgen hun kosten te verlagen door deze oppervlakten permanent uit de wijnproductie te nemen, andere activiteiten in het betrokken gebied te verrichten of zich helemaal uit de landbouwproductie terug te trekken.
Uit ervaring is gebleken dat, als het aan de lidstaten wordt overgelaten om toestemming te verlenen voor rooiing tegen betaling van een premie, de maatregel mogelijk geen effect heeft, ook niet op het aanbod. Daarom moeten de producenten, in tegenstelling tot wat geldt in de huidige regeling, algemene toegang tot de rooiregeling hebben en het exclusieve recht krijgen om te beslissen of ze die regeling al dan niet toepassen. In ruil daarvoor moet hun een premie per hectare gerooide wijnstokken worden verleend. Lidstaten die minder dan 50 000 hectoliter wijn per jaar produceren, moeten evenwel geen toegang tot de rooiregeling hebben, aangezien zij geen wezenlijke invloed op de productie in de Gemeenschap hebben.
De lidstaten moeten op basis van objectieve criteria de specifieke bedragen van de rooipremie kunnen bepalen binnen de door de Commissie vastgestelde niveaus.
Om te garanderen dat op verantwoorde wijze met de gerooide oppervlakten wordt omgegaan, moet de toekenning van de premie worden gebonden aan de voorwaarde dat de betrokken producenten de toepasselijke milieuvoorschriften naleven. Als wordt geconstateerd dat de voorwaarden niet worden nageleefd, moet de rooipremie dienovereenkomstig worden verlaagd.
Om milieuproblemen te voorkomen, moeten lidstaten overeenkomstig specifieke voorwaarden kunnen uitsluiten dat wordt gerooid in berggebieden, gebieden met steile hellingen en op een aantal kleine eilanden of oppervlakten waarop het rooien specifieke milieuproblemen zou creëren. Overeenkomstig het beleid ten aanzien van de ultraperifere gebieden van de Gemeenschap, is de rooiregeling niet van toepassing op de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Lidstaten waar in totaal 8 % van de met wijnstokken beplante oppervlakte is gerooid (10 % op regionaal niveau), moeten het rooien kunnen stopzetten.
Wanneer de gerooide oppervlakte in een lidstaat 15 % van de totale met wijnstokken beplante oppervlakte te boven zou gaan, moet de mogelijkheid bestaan om het rooien in die lidstaat te beperken tot maximaal 15 %, teneinde een onevenredige concentratie van rooipremies ten nadele van andere lidstaten te voorkomen. Bovendien moet het rooien in elk jaar kunnen worden stopgezet wanneer de gerooide oppervlakte in dat jaar 6 % van de totale met wijnstokken beplante oppervlakte van een lidstaat bereikt.
De vroeger voor de wijnbouw gebruikte landbouwoppervlakte moet na de rooiing in aanmerking komen voor subsidiëring in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en dus voor toekenning van de gemiddelde regionale ontkoppelde rechtstreekse betaling, die om budgettaire redenen niet meer dan een bepaald bedrag mag bedragen.
De goede werking van de eengemaakte markt zou door de onbeperkte toekenning van nationale steun in gevaar worden gebracht. Daarom dienen de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in beginsel te gelden voor de producten die onder de gemeenschappelijke marktordening voor wijn vallen. Toch mogen de bepalingen inzake de rooipremie en bepaalde maatregelen in het kader van de steunprogramma’s op zich geen beletsel vormen voor de toekenning van nationale steun voor dezelfde doeleinden.
Voor een beter beheer van het wijnbouwpotentieel is het wenselijk dat de lidstaten bij de Commissie een inventaris van hun productiepotentieel indienen. Deze gegevens moeten gebaseerd zijn op het wijnbouwkadaster, dat in stand gehouden en geregeld bijgewerkt moet worden. De nadere regelingen met betrekking tot het kadaster moeten worden vastgesteld bij een uitvoeringsverordering van de Commissie. Verordening (EEG) nr. 2392/86 van de Raad van 24 juli 1986 tot instelling van het communautaire wijnbouwkadaster(9) dient derhalve te worden ingetrokken. Om de lidstaten aan te moedigen de inventaris op te sturen, moet worden bepaald dat de herstructurerings- en omschakelingssteun slechts wordt verleend aan de lidstaten die de inventaris hebben ingediend.
Om ervoor te zorgen dat de gegevens die nodig zijn voor de desbetreffende beleidstechnische en administratieve keuzen, voorhanden zijn, moeten producenten van voor wijnbereiding bestemde druiven en producenten van most en wijn oogstaangiften indienen. De lidstaten moeten de handelaren in voor wijnbereiding bestemde druiven ertoe kunnen verplichten elk jaar opgave te doen van de hoeveelheden van de jongste oogst die in de handel zijn gebracht. Producenten van druivenmost en wijn en andere handelaren dan kleinhandelaren moeten melden hoeveel druivenmost en wijn zij in voorraad hebben.
Om ervoor te zorgen dat de betrokken producten voldoende traceerbaar zijn, met name met het oog op de bescherming van de consument, moet worden bepaald dat alle onder deze verordening vallende producten die zich binnen de Gemeenschap in het verkeer bevinden, vergezeld moeten gaan van een begeleidend document.
Om in gerechtvaardigde gevallen een crisis te kunnen aanpakken, ook nadat de tijdelijke steunmaatregel voor crisisdistillatie die uit hoofde van de steunprogramma's kon worden toegepast, in 2012 is beëindigd, moeten de lidstaten steun voor crisisdistillatie kunnen verlenen binnen een totale begrotingsgrens van 15 % van de respectieve waarde van de desbetreffende jaarbegroting van de lidstaat voor zijn nationale steunprogramma. Deze steun moet ter kennis van de Commissie worden gebracht en uit hoofde van deze verordening worden goedgekeurd voordat zij wordt verleend.
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10).
De uitgaven van de lidstaten die voortvloeien uit hun verplichtingen op grond van deze verordening, moeten door de Gemeenschap worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(11).
De lidstaten en de Commissie moeten elkaar de voor de toepassing van deze verordening vereiste gegevens verstrekken.
Om te garanderen dat de in deze verordening vastgestelde verplichtingen worden nagekomen, moeten controles worden verricht en sancties worden toegepast in geval van niet-naleving van die verplichtingen. Daarom moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de desbetreffende voorschriften vast te stellen, onder meer die met betrekking tot de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en de rapporteringsverplichtingen voor de lidstaten.
De autoriteiten van de lidstaten moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de naleving van deze verordening en er moeten regelingen worden getroffen opdat de Commissie die naleving kan controleren en garanderen.
Met het oog op de opname van de wijnsector in de bedrijfstoeslagregeling, moeten alle actief bebouwde wijnbouwoppervlakten in aanmerking worden genomen voor de bedrijfstoeslagregeling die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers(12).
Wijnbouwers in Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije moeten van de opname van de wijncomponent in de bedrijfstoeslagregeling kunnen profiteren op dezelfde wijze als de wijnbouwers van de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004. Daarom mag de toenameregeling die is vastgesteld in artikel 143 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003, niet worden toegepast op de wijncomponent in de bedrijfstoeslagregeling.
Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen(13) moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Bij de overgang van de bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 en de andere verordeningen in de wijnsector vastgestelde regelingen naar die in de onderhavige verordening kunnen zich moeilijkheden voordoen waarmee in de onderhavige verordening geen rekening is gehouden. Met het oog op deze mogelijkheid moet worden bepaald dat de Commissie de nodige overgangsmaatregelen kan vaststellen. De Commissie dient ook te worden gemachtigd om specifieke praktische problemen op te lossen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp en werkingssfeer
Deze verordening voorziet voor de in lid 1 vermelde producten in:
-
steunmaatregelen,
-
regelgevingsmaatregelen,
-
voorschriften voor de handel met derde landen,
-
voorschriften betreffende het productiepotentieel.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities in bijlage I.