Bij de onderhavige verordening worden de bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 3/2008, met name met betrekking tot het opstellen, de selectie, de uitvoering, de financiering en de controle van de in artikel 6 van die verordening bedoelde programma’s.
Verordening (EG) n r. 501/2008 van de Commissie van 5 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen
Verordening (EG) n r. 501/2008 van de Commissie van 5 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen(1), en met name op de artikelen 4, 5, 9 en 15,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens Verordening (EG) nr. 3/2008 moeten de bepalingen voor de uitvoering van de uit de Gemeenschapsbegroting medegefinancierde voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's door de Commissie worden vastgesteld.
Gezien de opgedane ervaring, de vooruitzichten voor de marktontwikkeling binnen en buiten de Gemeenschap en het nieuwe kader voor het internationale handelsverkeer, dient voor toepassing op de binnenmarkt en in derde landen een nieuw, omvattend en samenhangend voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid te worden ontwikkeld voor landbouwproducten en de wijze waarop deze worden geproduceerd, alsmede voor op basis van landbouwproducten geproduceerde voedingsmiddelen, waarbij moet worden aangetekend dat dit beleid de consument er niet toe mag aanzetten een product te kopen vanwege de specifieke oorsprong ervan. Omwille van de duidelijkheid moeten Verordening (EG) nr. 1071/2005 van de Commissie van 1 juli 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2826/2000 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt(2) en Verordening (EG) nr. 1346/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen(3), daarom worden ingetrokken en worden vervangen door één verordening met verschillende hoofdstukken waarin de door de plaats van uitvoering bepaalde specifieke kenmerken van de acties net als tevoren in aanmerking worden genomen.
Voor een goed beheer moet worden bepaald dat de lijst van thema's, producten en markten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten worden opgezet, opgesteld en regelmatig bijgewerkt moet worden, dat de voor de toepassing van deze verordening verantwoordelijke nationale autoriteiten moeten worden aangewezen en welke de looptijd van de programma's is.
Om de consument voor te lichten en te beschermen, moet worden vastgesteld dat, wanneer in een voor de binnenmarkt bestemd programma een boodschap over het gezondheidseffect van een landbouwproduct tot de consumenten en andere doelgroepen wordt gericht, die boodschap op een erkende wetenschappelijke basis moet berusten en de bronnen van die informatie erkend moeten zijn.
Om elk gevaar van concurrentievervalsing te voorkomen, moet worden vastgesteld welke richtsnoeren en algemene richtlijnen gelden voor producten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes op de binnenmarkt worden opgezet, en welke regels in acht moeten worden genomen bij de verwijzing naar de bijzondere oorsprong van de producten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes in derde landen worden opgezet.
Met het oog op de rechtszekerheid moet worden bepaald dat de voor de binnenmarkt voorgestelde programma's met name moeten voldoen aan de gehele communautaire wetgeving inzake de betrokken producten en de afzet ervan, en aan de hierboven bedoelde richtsnoeren.
Met het oog op de nodige uniformiteit bij de selectie van de uitvoeringsorganen en van de programma’s lijkt het aangewezen om in de derde landen dezelfde voorschriften toe te passen voor alle acties die moeten worden uitgevoerd door de in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3/2008 bedoelde internationale organisaties. Met het oog op de rechtszekerheid moet worden bepaald dat de boodschappen die in het kader van de programma’s worden verspreid, in overeenstemming moeten zijn met de wetgeving van de derde landen waarvoor zij bestemd zijn.
Met het oog op het vrije dienstenverkeer en een zo ruim mogelijke concurrentie moet de procedure voor de indiening van de programma's en voor de selectie van het uitvoeringsorgaan worden vastgesteld en hierbij moet, met name wanneer de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling is, rekening worden gehouden met Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten(4).
Krachtens Verordening (EG) nr. 3/2008 kan de indienende organisatie worden toegestaan bepaalde onderdelen van het programma zelf uit te voeren, de uitvoeringsorganen in een later stadium van de procedure te selecteren, en de hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap te handhaven op een constant peil dat evenwel niet meer mag bedragen dan 50 % van de werkelijke kosten van elke fase van het programma en 60 % voor acties in de sector groenten en fruit die gericht zijn op kinderen in onderwijsinstellingen van de Gemeenschap. De desbetreffende uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld.
Om de naleving van de communautaire regels en de doeltreffendheid van de acties te garanderen, moeten de criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan de programma's door de lidstaten worden geselecteerd en de geselecteerde programma's door de Commissie worden onderzocht. Na het onderzoek van de programma's beslist de Commissie welke programma’s worden aanvaard en stelt zij de desbetreffende begrotingen vast.
Om de doeltreffendheid van de communautaire acties in het kader van op derde landen gerichte programma's te garanderen, moeten de lidstaten erop toezien dat de goedgekeurde programma’s aansluiten bij en een aanvulling vormen op de nationale of regionale programma’s, en moet worden bepaald op basis van welke criteria programma’s met het oog op een optimale impact prioriteit moeten krijgen bij de selectie.
Voor programma's waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, moeten maatregelen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat die lidstaten met het oog op de indiening en het onderzoek van de programma's onderling overleg plegen.
In het belang van een goed financieel beheer moet in de programma's worden vastgesteld hoe de lidstaten en de indienende organisaties tot de financiering van de programma's kunnen bijdragen.
Om het gevaar van dubbele financiering af te wenden, moet worden bepaald dat voorlichtings- en afzetbevorderingsacties op de binnenmarkt waarvoor steun wordt verleend in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(5), niet in aanmerking komen voor steun in het kader van Verordening (EG) nr. 3/2008.
De verschillende bepalingen voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen moeten worden vastgelegd in contracten die binnen een redelijke termijn tussen de belanghebbenden en de bevoegde nationale autoriteiten worden gesloten op basis van standaardcontracten die de Commissie ter beschikking stelt van de lidstaten.
Als garantie voor een goede uitvoering van het contract moet de contractant bij de bevoegde nationale autoriteit een zekerheid stellen ten belope van 15 % van de bijdragen van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten. Met hetzelfde doel moet hij ook een zekerheid stellen telkens wanneer hij voor een fase van twaalf maanden een voorschot aanvraagt.
De door de lidstaten uit te voeren controles moeten worden vastgesteld.
Er moet worden vastgesteld dat de uitvoering van de in de contracten opgenomen acties een primaire eis vormt in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(6).
Gelet op de eisen inzake het begrotingsbeheer moet worden voorzien in een geldstraf wanneer de aanvragen voor tussentijdse betalingen niet tijdig worden ingediend of wanneer de betalingen van de lidstaten niet tijdig worden uitgevoerd.
Ter wille van een goed financieel beheer en om te voorkomen dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap volledig wordt uitbetaald via de tussentijdse betalingen, zodat er geen saldo meer te betalen valt, moet worden vastgesteld dat het voorschot en de tussentijdse betalingen de drempel van 80 % van de bijdragen van de Gemeenschap en van de lidstaten niet mogen overschrijden. Om dezelfde reden moet de aanvraag om betaling van het saldo binnen een bepaalde termijn bij de bevoegde nationale autoriteit worden ingediend.
De lidstaten moeten al het voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal dat in het kader van de programma's is geproduceerd, verifiëren. De voorwaarden voor het gebruik ervan na afloop van de programma’s moeten worden vastgesteld.
In het licht van de opgedane ervaring en met het oog op een goede uitvoering van de programma’s moeten bepalingen worden vastgesteld inzake het toezicht door de groep die met dat doel is opgericht bij Verordening (EG) nr. 3/2008.
Het blijkt noodzakelijk dat de lidstaten de uitvoering van de acties controleren en dat de Commissie op de hoogte wordt gehouden van de resultaten van de in deze verordening vastgestelde verificatie- en controlemaatregelen. Met het oog op een goed financieel beheer dient te worden voorzien in samenwerking tussen de lidstaten wanneer de acties worden uitgevoerd in een andere lidstaat dan die waar de bevoegde contractsluitende organisatie is gevestigd.
Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap moeten gepaste maatregelen ter bestrijding van fraude en ernstige nalatigheid worden getroffen. Hiertoe moeten bepalingen inzake terugbetalingen en sancties worden vastgesteld.
Er dient duidelijk te worden vastgesteld dat voor de meerjarenprogramma's na afloop van elke fase van twaalf maanden een intern evaluatieverslag moet worden overgelegd, zelfs wanneer geen betalingsaanvraag is ingediend.
De door de begunstigde te betalen rentevoet voor onverschuldigde betalingen moet in overeenstemming worden gebracht met de in artikel 86 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7) bedoelde rentevoet voor schuldvorderingen die op de vervaldag niet zijn voldaan.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp en definitie
Onder „programma” wordt verstaan: een geheel van coherente acties met een reikwijdte die groot genoeg is om de voorlichting over de betrokken producten en de afzet ervan te helpen bevorderen.
Artikel 2 Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten
De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die met de toepassing van deze verordening worden belast (hierna „bevoegde nationale autoriteiten” genoemd).
Zij stellen de Commissie in kennis van de naam en alle contactgegevens van de aangewezen autoriteiten, alsook van eventuele veranderingen daarin.
De Commissie maakt deze gegevens in een passende vorm algemeen bekend.
Artikel 3 Looptijd van de programma’s
De programma's worden uitgevoerd over een periode van minimaal één en maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende, in artikel 16, lid 1, bedoelde contract.