Home

Verordening (EG) n r. 657/2008 van de Commissie van 10 juli 2008 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen

Verordening (EG) n r. 657/2008 van de Commissie van 10 juli 2008 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen

2008R0657 — NL — 17.10.2009 — 001.002


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Gewijzigd bij:


Gerectificeerd bij:




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 657/2008 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2008

houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 102 juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2707/2000 van de Commissie van 11 december 2000 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen (2) is meermaals ingrijpend gewijzigd (3). Aangezien extra wijzigingen noodzakelijk zijn, moet de genoemde verordening met het oog op de duidelijkheid en de logische samenhang worden ingetrokken en vervangen door een andere verordening.

(2)

De steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen moet worden verleend aan kleuterscholen, andere instellingen voor voorschoolse kinderopvang, lagere scholen en middelbare scholen. In het kader van de strijd tegen obesitas en de inspanningen om kinderen van gezonde zuivelproducten te voorzien, moeten dergelijke scholen gelijk worden behandeld en toegang krijgen tot de regeling. Ter vereenvoudiging van het beheer van de regeling dient het verbruik van deze producten door leerlingen die in een vakantiekamp verblijven, van de regeling te worden uitgesloten.

(3)

Omwille van de duidelijke toepassing van de regeling moet worden beklemtoond dat de steun slechts bestemd is voor de verstrekking van deze producten gedurende schooldagen. Bovendien moet het totale aantal schooldagen, exclusief vakantiedagen, worden bevestigd door het regelende gezag of de onderwijsinstelling van elke lidstaat.

(4)

Er werden controleproblemen geconstateerd met betrekking tot het gebruik van gesubsidieerde zuivelproducten bij de bereiding van schoolmaaltijden. Een dergelijk gebruik van deze producten kan niet worden beschouwd als bevorderlijk voor het bereiken van de educatieve doelstelling van de regeling. Het gebruik van de producten bij de bereiding van maaltijden moet daarom worden beperkt.

(5)

Om rekening te houden met de verschillende gewoonten die in de Gemeenschap op het gebied van de consumptie van melk en bepaalde zuivelproducten bestaan en om in te spelen op de huidige gezondheids- en voedingstendensen, moet de lijst van subsidiabele producten worden uitgebreid en vereenvoudigd, met behoud van de mogelijkheid voor de lidstaten om hun eigen assortiment producten vast te stellen overeenkomstig die lijst.

(6)

Om een hoog gezondheidsbeschermingsniveau van de subsidiabele producten te garanderen, moeten deze producten worden bereid overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (4), en moeten zij voorzien zijn van het identificatiemerk als bedoeld in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygienevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5).

(7)

Met het oog op het beheer en de controle van de steunregeling moet een procedure voor de erkenning van de aanvragers worden vastgesteld.

(8)

Het steunbedrag voor de verschillende subsidiabele producten moet worden bepaald met inachtneming van de in artikel 102 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde steun voor melk en de technische verbanden tussen de producten.

(9)

Wat de betaling van de steun betreft, moet worden vastgesteld aan welke voorwaarden de aanvragers moeten voldoen, welke formaliteiten moeten worden vervuld voor de indiening van de aanvragen, welke controles en sancties de bevoegde autoriteiten moeten toepassen en welke voorschriften voor de betaling gelden.

(10)

Krachtens artikel 102, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedraagt de maximale gesubsidieerde hoeveelheid die per dag per leerling mag worden verstrekt, 0,25 liter melkequivalent. De equivalentie tussen melk en de andere producten moet worden gespecificeerd.

(11)

De lidstaten moeten voorschriften voor de controle van de steunregeling vaststellen om te waarborgen dat het steunbedrag in de door de begunstigden te betalen prijs wordt verrekend en dat de gesubsidieerde producten niet aan de voorgeschreven bestemming worden onttrokken.

(12)

Om de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen, moeten passende controlemaatregelen ter bestrijding van onregelmatigheden en fraude worden genomen. Deze controlemaatregelen dienen exhaustieve administratieve controles te omvatten, aangevuld met controles ter plaatse. Met het oog op een billijke en gelijke behandeling van de lidstaten moeten de omvang, de inhoud, het tijdschema en de rapportagevoorschriften betreffende deze controlemaatregelen worden vastgesteld, rekening houdend met de verschillen in de tenuitvoerlegging van de regeling door de lidstaten. Bovendien moeten ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd en moeten sancties worden vastgesteld om fraude door de aanvragers te ontraden.

(13)

Om de administratieve last van de lidstaten te vereenvoudigen, moet de subsidieerbare maximumhoeveelheid worden berekend op basis van het door de aanvrager vastgestelde aantal regelmatig aanwezige, ingeschreven leerlingen.

(14)

De begunstigden blijken zich niet voldoende bewust te zijn van de inbreng van de Europese Unie in de melkschoolregeling. Elke onderwijsstelling die aan de schoolmelkregeling deelneemt, dient daarom duidelijk te vermelden dat de Europese Unie financiële ondersteuning voor deze regeling verleent.

(15)

Jaarlijks dienen voor controledoeleinden bepaalde gegevens over de schoolmelkregeling aan de Commissie te worden verstrekt.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgesteld met betrekking tot de verlening, op grond van artikel 102 van die verordening, van communautaire steun voor de verstrekking van bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen (hierna „de steun” genoemd).

Artikel 2

Begunstigden

De begunstigden van de steun zijn leerlingen die regelmatig aanwezig zijn in een onderwijsinstelling van één van de volgende categorieën: door de bevoegde autoriteit van de lidstaat georganiseerde of erkende kleuterscholen/andere instellingen voor voorschoolse kinderopvang, lagere scholen en middelbare scholen.

Artikel 3

Subsidiabele producten

1. De in bijlage I bedoelde producten komen in aanmerking voor betaling van de steun door de lidstaten. De lidstaten mogen strengere eisen toepassen overeenkomstig de voorschriften voor de in bijlage I bedoelde subsidiabele producten.

2. In de Franse overzeese departementen mag de in bijlage I bedoelde melk waaraan chocolade is toegevoegd of die op een andere wijze is gearomatiseerd, gereconstitueerde melk zijn.

3. De lidstaten mogen toestaan dat aan producten van categorie I maximaal 5 mg fluor per kilogram product wordt toegevoegd.

4. De in bijlage I bij de onderhavige verordening bedoelde producten komen slechts in aanmerking voor steun indien zij voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 en Verordening (EG) nr. 853/2004, en met name aan de voorschriften inzake de vervaardiging in een erkende inrichting en de in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde voorschriften inzake identificatiemerken.

Artikel 4

Steunbedrag

1. De steunbedragen staan vermeld in bijlage II.

2. Wordt het in euro uitgedrukte steunbedrag gewijzigd, dan is het steunbedrag voor alle hoeveelheden die in de lopende maand worden verstrekt, het bedrag dat van toepassing is op de eerste dag van die maand.

3. Als de hoeveelheden verstrekte producten in liter zijn uitgedrukt, wordt voor de omrekening van liter in kilogram de coëfficiënt 1,03 toegepast.

Artikel 5

De gesubsidieerde maximumhoeveelheid

1. De lidstaten controleren dat de in artikel 102, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde maximumhoeveelheid van 0,25 liter niet wordt overschreden en houden daarbij rekening met het aantal schooldagen en regelmatig aanwezige leerlingen in de door de betalingsaanvraag gedekte periode, en met de in artikel 4, lid 3, van de onderhavige verordening vastgestelde coëfficiënt.

2. Met betrekking tot producten van de in bijlage I opgenomen categorieën II tot en met V wordt bij de in lid 1 bedoelde controle gebruik gemaakt van de volgende equivalentieverhoudingen:

a)categorie II: 100 kg = 90 kg melk;

b)categorie III: 100 kg = 300 kg melk;

c)categorie IV: 100 kg = 899 kg melk;

d)categorie V: 100 kg = 765 kg melk.

3. De gesubsidieerde producten worden uitsluitend gedurende schooldagen aan de in artikel 2 bedoelde begunstigden verstrekt. Het totale aantal schooldagen, met uitzondering van vakanties, wordt door het regelende gezag of door de onderwijsinstelling aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat en, in voorkomend geval, aan de aanvrager meegedeeld. Aan leerlingen die in een vakantiekamp verblijven, worden geen subsidiabele producten verstrekt.

4. Voor bij de bereiding van maaltijden gebruikte melk en zuivelproducten wordt geen steun verleend.

Voor melk en zuivelproducten waarmee in de lokalen van de onderwijsinstellingen maaltijden worden bereid zonder warmtebehandeling, mogen echter wel subsidies worden verleend. Bovendien kan het verwarmen van producten van de in bijlage I opgenomen categorie I, punten a) en b), worden toegestaan.

5. Voor de toepassing van lid 4 kan, om een onderscheid te maken tussen in al dan niet verwarmde bereidingen gebruikte producten en voor al dan niet rechtstreekse consumptie bedoelde producten, een coëfficiënt worden toegepast die ten genoegen van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld op basis van de hoeveelheden die in het verleden werden gebruikt en/of op basis van recepten.

Artikel 6

Algemene voorwaarden voor de verlening van de steun

1. Een aanvraag is slechts geldig indien zij wordt ingediend door een aanvrager die overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 is erkend voor de levering van de in bijlage I bedoelde producten.

2. De steun kan worden aangevraagd door:

a)een onderwijsinstelling;

b)een regelend gezag, voor producten die worden verstrekt aan de tot zijn ressort behorende leerlingen;

c)de leverancier van de producten, als de voorschriften van de lidstaat daarin voorzien;

d)een organisatie die namens één of meer onderwijsinstellingen of regelende gezagsorganen optreedt en specifiek voor dit doel is opgericht, als de voorschriften van de lidstaat daarin voorzien.

Artikel 7

Erkenning van de aanvragers

De aanvragers moeten tot het aanvragen van deze steun zijn erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de onderwijsinstelling die de levering ontvangt, zich bevindt.

Artikel 8

Algemene erkenningsvoorwaarden

1. De erkenning wordt verleend indien de aanvrager zich er tegenover de bevoegde autoriteit schriftelijk toe verbindt:

a)de producten slechts te gebruiken voor consumptie, overeenkomstig deze verordening, door leerlingen die behoren tot zijn onderwijsinstelling of tot de instellingen waarvoor hij de steun aanvraagt;

b)ten onrechte betaalde steun in verhouding tot de betrokken hoeveelheden terug te betalen wanneer is geconstateerd dat de producten niet aan de in artikel 2 bedoelde begunstigden zijn verstrekt of dat de steun is betaald voor andere dan de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde hoeveelheden;

c)bewijsstukken ter beschikking van de bevoegde autoriteiten te stellen wanneer deze daarom verzoeken;

d)zich te onderwerpen aan alle door de bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalde controlemaatregelen, met name wat de verificatie van de boekhouding en de fysieke controles betreft.

2. De overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 2707/2000 verleende erkenningen blijven geldig in het kader van de toepassing van de onderhavige verordening.

Artikel 9

Specifieke voorwaarden voor de erkenning van bepaalde aanvragers

In artikel 6, lid 2, onder c) en d), bedoelde aanvragers moeten naast de in artikel 8 vastgestelde schriftelijke verbintenissen, tevens een schriftelijke verbintenis aangaan om een boekhouding te voeren met daarin de naam en het adres van de onderwijsinstellingen of, in voorkomend geval, van de regelende gezagsorganen, alsmede de aan deze instellingen of organen verkochte of geleverde producten en hoeveelheden.

Artikel 10

Schorsing en intrekking van de erkenning

Indien wordt geconstateerd dat een aanvrager niet langer aan de in de artikelen 8 en 9 vastgestelde voorwaarden voldoet of een andere uit deze verordening voortvloeiende verplichting niet nakomt, wordt de erkenning voor een periode van één tot twaalf maanden geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van de onregelmatigheid.

Deze maatregelen worden niet genomen als het gaat om overmacht of als de lidstaat constateert dat de onregelmatigheid onopzettelijk of door nalatigheid is begaan, of als de onregelmatigheid van geringe betekenis is.

In geval van intrekking kan de erkenning op verzoek van de aanvrager opnieuw worden verleend na een periode van ten minste twaalf maanden.

Artikel 11

Betalingsaanvragen

1. De betalingsaanvragen moeten op de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat voorgeschreven wijze worden gedaan en moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:

a)de verstrekte hoeveelheden, per categorie en subcategorie;

b)de naam en het adres of het unieke identificatienummer van de onderwijsinstelling of het regelende gezag waarop de onder a) bedoelde informatie betrekking heeft.

2. De lidstaat bepaalt de periodiciteit voor de betalingsaanvragen. Deze mogen betrekking hebben op een periode van één tot zeven maanden.

3. Behalve in gevallen van overmacht zijn de betalingsaanvragen slechts ontvankelijk als zij correct zijn ingevuld en zijn ingediend uiterlijk op de laatste dag van de derde maand die volgt op het einde van de periode waarop zij betrekking hebben.

Als deze termijn met minder dan twee maanden wordt overschreden, wordt de steun wel betaald, maar verminderd:

a)met 5 % bij een overschrijding met maximaal één maand;

b)met 10 % bij een overschrijding met meer dan één maand maar minder dan twee maanden.

4. De in de betalingsaanvragen vermelde bedragen moeten worden gestaafd met bewijsstukken die ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden. Deze bewijsstukken moeten de prijs van elk geleverd product afzonderlijk opvoeren en moeten zijn gekwiteerd of moeten vergezeld gaan van het bewijs van betaling.

Artikel 12

Betaling van de steun

1. Onverminderd artikel 11, lid 4, wordt de steun slechts aan de in artikel 6, lid 2, onder c) en d), bedoelde leveranciers of organisaties betaald:

a)tegen overlegging van een ontvangstbewijs voor de werkelijk geleverde hoeveelheden, of

b)op basis van een rapport over een door de bevoegde autoriteit vóór de definitieve betaling van de steun verrichte controle, dat aantoont dat aan de betalingsvoorwaarden is voldaan, of

c)na toestemming van de lidstaat, tegen overlegging van een alternatief bewijsstuk waaruit blijkt dat de voor de toepassing van deze verordening geleverde hoeveelheden zijn betaald.

2. De steun wordt door de bevoegde autoriteit betaald binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de in artikel 11 bedoelde, correct ingevulde en geldige aanvraag is ingediend, tenzij een administratief onderzoek is ingesteld.

Artikel 13

Betaling van voorschotten

1. De lidstaten mogen een voorschot dat gelijk is aan het aangevraagde steunbedrag, betalen nadat een zekerheid ten belope van 110 % van het voor te schieten bedrag is gesteld.

2. Wanneer een in artikel 6, lid 2, onder c) of d), bedoelde leverancier of organisatie een voorschot aanvraagt, mag de bevoegde autoriteit het voorschot uitkeren op basis van de geleverde hoeveelheden zonder de in artikel 12, lid 1, bedoelde bewijsstukken te verlangen. Binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de betaling van het voorschot legt de leverancier of de organisatie de voor de definitieve betaling van de steun benodigde documenten aan de bevoegde autoriteit over tenzij deze laatste het in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde rapport opstelt.

Artikel 14

Prijstoezicht

1. De lidstaat neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat het steunbedrag in de door de begunstigde te betalen prijs wordt verrekend.

2. Daartoe kan de lidstaat maximumprijzen vaststellen die de begunstigden moeten betalen voor de verschillende in bijlage I bedoelde producten die op het grondgebied van deze lidstaat worden verstrekt.

Artikel 15

Controles en sancties

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen. De maatregelen omvatten een exhaustieve administratieve controle van de aanvragen, aangevuld met controles ter plaatse overeenkomstig de leden 2 tot en met 8.

2. De administratieve controles worden verricht op alle aanvragen en omvatten een door de lidstaat bepaalde controle van de bewijsstukken met betrekking tot de levering van de producten en de naleving van de in artikel 5, lid 1, bedoelde maximumhoeveelheid per leerling per dag.

De in de eerste alinea bedoelde administratieve controle wordt aangevuld met controles ter plaatse van met name:

a)het effect van de steun op de door de begunstigde betaalde prijs;

b)de in artikel 9 bedoelde boekhouding, met inbegrip van de financiële boekhouding inzake met name aankoop- en verkoopfacturen en bankafschriften;

c)het gebruik van de gesubsidieerde producten overeenkomstig deze verordening, met name wanneer er redenen zijn voor een vermoeden van onregelmatigheid.

3. Voor elke periode van 1 augustus tot en met 31 juli moet ten minste 5 % van alle in artikel 6 bedoelde aanvragers ter plaatse worden gecontroleerd. In lidstaten met minder dan honderd aanvragers worden vijf aanvragers ter plaatse gecontroleerd. In lidstaten met minder dan vijf aanvragers, wordt 100 % van de aanvragers gecontroleerd. Voor elke periode van 1 augustus tot en met 31 juli moet het totale aantal controles ter plaatse bovendien betrekking hebben op ten minste 5 % van de op nationaal niveau verstrekte steun.

4. De controles ter plaatse worden gedurende de hele periode van 1 augustus tot en met 31 juli verricht en betreffen een periode van ten minste de vorige twaalf maanden.

5. De selectie van de ter plaatse te controleren aanvragers door de bevoegde controleautoriteit vindt plaats aan de hand van een gemotiveerde spreiding over de geografische gebieden en op basis van een risicoanalyse waarin met name rekening wordt gehouden met herhaalde fouten en met de bevindingen van de in de vorige jaren verrichte controles. In de risicoanalyse wordt tevens rekening gehouden met de verschillende steunbedragen en de aard van de in artikel 6, lid 2, bedoelde aanvragers.

6. Indien de steun wordt aangevraagd door een in artikel 6, lid 2, onder b), c) of d), bedoelde aanvrager, wordt de controle in de lokalen van de aanvrager aangevuld met controles ter plaatse in de lokalen van ten minste twee onderwijsinstellingen of ten minste 1 % van de onderwijsinstellingen waarvoor de aanvrager steun heeft aangevraagd, afhankelijk van welk aantal het grootste is.

7. Een aankondiging vooraf waarbij de aankondigingstermijn strikt beperkt blijft tot de noodzakelijke minimumduur, mag worden gedaan mits dit het doel van de controle niet schaadt.

8. De bevoegde controleautoriteit stelt over elke controle ter plaatse een controleverslag op. In het verslag worden de verschillende gecontroleerde aspecten nauwkeurig beschreven.

Het controleverslag bestaat uit de volgende gedeelten:

a)een algemeen gedeelte dat met name de volgende gegevens bevat:

i)de regeling, de betrokken periode, de gecontroleerde aanvragen, de hoeveelheden zuivelproducten waarvoor steun is betaald en het betrokken bedrag;

ii)de aanwezige verantwoordelijke personen;

b)een gedeelte met een afzonderlijke beschrijving van de verrichte controles dat met name de volgende gegevens bevat:

i)de gecontroleerde documenten,

ii)de aard en omvang van de verrichte controles,

iii)opmerkingen en bevindingen.

9. Voor de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen is artikel 73, leden 1, 3, 4 en 8, van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (6) van overeenkomstige toepassing.

Onverminderd artikel 10 betaalt de aanvrager bovenop de overeenkomstig lid 9 teruggevorderde, ten onrechte betaalde bedragen een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het oorspronkelijk betaalde bedrag en het bedrag waarop de aanvrager recht heeft.

Artikel 16

Europese schoolmelkposter

▼C1

Onderwijsinstellingen die producten overeenkomstig deze verordening verstrekken, moeten een poster maken of laten maken die overeenstemt met de in bijlage III vastgestelde minimumvoorschriften, en moeten deze permanent duidelijk zichtbaar en duidelijk leesbaar aan de hoofdingang van de instelling plaatsen.

▼B

Artikel 17

Kennisgevingen

1. Uiterlijk op 30 november na afloop van de periode van 1 augustus tot en met 31 juli stellen de lidstaten de Commissie in kennis van een overzicht van het aantal deelnemende aanvragers en onderwijsinstellingen, alsmede van de verrichte controles ter plaatse en de bevindingen daarvan.

2. Vóór 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van ten minste de volgende gegevens over de vorige periode van 1 augustus tot en met 31 juli:

a)de naar categorie en subcategorie opgesplitste hoeveelheden melk en zuivelproducten waarvoor tijdens de vorige periode van 1 augustus tot en met 31 juli steun is betaald, alsmede de toegestane maximumhoeveelheid en de berekening ervan;

b)het geraamde aantal leerlingen dat aan de schoolmelkregeling deelneemt.

3. De vorm en de inhoud van de kennisgevingen worden vastgesteld op basis van de modellen die de Commissie ter beschikking stelt van de lidstaten. Deze modellen worden pas van toepassing nadat het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten ervan in kennis is gesteld.

Artikel 18

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2707/2000 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 19

Overgangsbepaling

1. Verordening (EG) nr. 2707/2000 blijft van toepassing op leveringen die worden verricht vóór 1 augustus 2008.

2. Erkenningen die overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2707/2000 zijn verleend, blijven geldig tot en met 31 december 2008.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE I

LIJST VAN DE PRODUCTEN WAARVOOR COMMUNAUTAIRE STEUN KAN WORDEN VERLEEND

Categorie I

a)warmtebehandelde melk (7);

b)warmtebehandelde melk waaraan chocolade of vruchtensap (8) is toegevoegd of die is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtspercenten onder a) bedoelde melk en ten hoogste 7 % toegevoegde suiker (9) en/of honing bevat;

c)gefermenteerde zuivelproducten waaraan al dan niet vruchtensap (9) is toegevoegd, al dan niet gearomatiseerd, die ten minste 90 gewichtspercenten onder a) bedoelde melk en ten hoogste 7 % toegevoegde suiker (9) en/of honing bevatten.

Categorie II

Al dan niet gefermenteerde zuivelproducten waaraan vruchten (10) zijn toegevoegd en die al dan niet gearomatiseerd zijn en ten minste 75 gewichtspercenten in categorie I, onder a) bedoelde melk en ten hoogste 7 % toegevoegde suiker (11) en/of honing bevatten.

Categorie III

▼C2

Verse en verwerkte kaas die ten hoogste 10 % melkvreemde ingrediënten (12) bevat.

▼M1

Categorie IV

Grana Padano-kaas en Parmigiano Reggiano-kaas.

Categorie V

▼C2

Kaas die ten hoogste 10 % melkvreemde ingrediënten bevat en niet tot de categorieën III en IV behoort (12) .

▼B




BIJLAGE II

Steunbedragen

a)18,15 EUR/100 kg voor producten van categorie I;

b)16,34 EUR /100 kg voor producten van categorie II;

c)54,45 EUR /100 kg voor producten van categorie III;

d)163,14 EUR /100 kg voor producten van categorie IV;

e)138,85 EUR /100 kg voor producten van categorie V.




BIJLAGE III

Minimumvoorschriften voor de Europese schoolmelkposter

Grootte: A3 of groter.

Letters: 1 cm of groter.

Opschrift: Europese schoolmelk

Inhoud: Ten minste de volgende vermelding, naargelang het type onderwijsinstelling:

„In onze [type onderwijsinstelling (bv. kleuterschool/voorschoolse opvang/school] kunnen de leerlingen zuivelproducten kopen waarvoor de Europese Unie steunsubsidies heeft verleend in het kader van de Europese schoolmelkregeling.”

Aanbevolen wordt extra aandacht te besteden aan de voedingswaarde en aan voedingstips voor kinderen.

Plaatsing: Duidelijk zichtbaar en leesbaar aan de hoofdingang van de onderwijsinstelling.




BIJLAGE IV



Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2707/2000

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 3, lid 1, eerste zin

Artikel 3, lid 1, tweede zin

Artikel 3, leden 2, 3 en 4

Artikel 3, leden 2, 3 en 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 3

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 9

Artikel 9, lid 2

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12, lid 1, onder a)

Artikel 12, lid 1, onder a)

Artikel 12, lid 1, onder b)

Artikel 12, lid 1, onder b)

Artikel 12, lid 1, onder c)

Artikel 12, lid 1, onder c)

Artikel 12, lid 2

Artikel 12, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 13, lid 3

Artikel 14, lid 1, eerste alinea

Artikel 14, lid 1

Artikel 14, lid 1, tweede alinea, eerste zin

Artikel 14, lid 2

Artikel 14, lid 1, tweede alinea, tweede en derde zin

Artikel 14, leden 2 en 3

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

De artikelen 17 tot en met 20

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV



(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2) PB L 311 van 12.12.2000, blz. 37. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1544/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 64).

(3) Zie bijlage IV.

(4) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(5) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(6) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18.

(7) Met inbegrip van lactosevrije melkdrank.

(8) Het vruchtensap moet worden toegevoegd overeenkomstig Richtlijn 2001/112/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten.

(9) In het kader van deze categorie wordt onder suiker verstaan de producten van de GN-codes 1701 en 1702. In de tot deze categorie behorende producten worden zoetstoffen gebruikt overeenkomstig Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt.

(10) In het kader van deze categorie moeten zuivelproducten met vruchten altijd vruchten, vruchtenpulp, vruchtenmoes of vruchtensap bevatten. In het kader van deze categorie wordt onder vruchten verstaan de producten van hoofdstuk 8 van de gecombineerde nomenclatuur. Het vruchtensap, de vruchtenpulp en de vruchtenmoes moeten worden toegevoegd overeenkomstig Richtlijn 2001/112/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten.

(11) In het kader van deze categorie wordt onder suiker verstaan de producten van de GN-codes 1701 en 1702. De aan de vruchten toegevoegde suiker is verrekend in het maximum van 7 % toegevoegde suiker. In de tot deze categorie behorende producten worden zoetstoffen gebruikt overeenkomstig Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt.

(12) De tot deze categorie behorende producten dienen in overeenstemming te zijn met de in punt II van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde voorschriften.