DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren(1), en met name op artikel 21, lid 1, artikel 22, lid 3, artikel 23, artikel 24, lid 2, en de artikelen 26 en 27 bis,
Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG(2), en met name op de artikelen 10 en 18,
Gelet op Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG(3), en met name op artikel 29, lid 1, vierde alinea,
Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht(4), en met name op artikel 22, lid 1,
Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong(5), en met name op artikel 8 en artikel 9, lid 2, onder b), en lid 4,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers(6), en met name op artikel 10, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(7), en met name op artikel 9,
Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong(8), en met name op artikel 11, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Richtlijn 90/539/EEG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van pluimvee en broedeieren uit derde landen in de Gemeenschap. Pluimvee en broedeieren moeten aan de voorwaarden van die richtlijn voldoen en afkomstig zijn uit derde landen of delen van derde landen die voorkomen op een overeenkomstig die richtlijn opgestelde lijst.
Richtlijn 2002/99/EG van de Raad bevat voorschriften voor het binnenbrengen van producten van dierlijke oorsprong en daaruit verkregen voor menselijke consumptie bestemde producten uit derde landen. Die producten mogen alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd als zij voldoen aan de bepalingen voor alle stadia van de productie, verwerking en distributie van dergelijke producten in de Gemeenschap dan wel gelijkwaardige waarborgen voor de diergezondheid bieden.
Beschikking 2006/696/EG van de Commissie van 28 augustus 2006 tot vaststelling van een lijst van derde landen waaruit pluimvee, broedeieren, eendagskuikens, vlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren (SPF-eieren) kunnen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap en van de toepasselijke voorschriften inzake veterinaire certificering(9) bevat een lijst van derde landen waaruit de betrokken producten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap en stelt de veterinaire certificeringsvoorschriften vast.
Beschikking 93/342/EEG van de Commissie van 12 mei 1993 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning van een bepaalde gezondheidsstatus aan derde landen ten aanzien van aviaire influenza en „Newcastle disease” (ziekte van Newcastle) met betrekking tot de invoer van levend pluimvee en broedeieren(10) en Beschikking 94/438/EG van de Commissie van 7 juni 1994 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning aan derde landen of delen daarvan van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee(11) bevatten criteria voor de toekenning van een gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en Newcastle disease aan derde landen met het oog op de invoer van levend pluimvee, broedeieren en vlees van pluimvee.
De Gemeenschapswetgeving ter bestrijding van aviaire influenza is recentelijk geactualiseerd met Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza(12) in verband met de jongste wetenschappelijke inzichten en ontwikkelingen in de epidemiologie van aviaire influenza in de Gemeenschap en de rest van de wereld. Er moeten nu niet alleen bij uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) maar ook bij die van laagpathogene aviaire influenza (LPAI) bestrijdingsmaatregelen worden genomen; verder zijn verplichte actieve bewaking in verband met aviaire influenza en een ruimere toepassing van vaccinatie tegen de ziekte ingevoerd.
De invoer uit derde landen moet dus voldoen aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften in de Gemeenschap en in overeenstemming zijn met de herziene eisen voor de internationale handel in pluimvee en producten daarvan zoals die zijn opgenomen in de normen van de Terrestrial Animal Health Code(13) en het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals(14) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE).
Argentinië en Israël hebben hun bewakingsprogramma’s voor aviaire influenza ter beoordeling aan de Commissie voorgelegd. De Commissie heeft die programma’s bestudeerd en geconstateerd dat zij aan de communautaire bepalingen voldoen; daarom moet in deel 1, kolom 7, van bijlage I bij deze verordening worden aangegeven dat de programma’s positief beoordeeld zijn.
Artikel 21, lid 2, van Richtlijn 90/539/EEG bevat criteria om te bepalen of een derde land of deel daarvan kan worden geplaatst op de lijst van derde landen waaruit pluimvee en broedeieren in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, zoals de gezondheidstoestand van het pluimvee, de regelmaat en de snelheid waarmee het derde land informatie verstrekt over de aanwezigheid van bepaalde besmettelijke dierziekten, waaronder aviaire influenza en Newcastle disease, en de voorschriften van het betrokken derde land met betrekking tot preventie en bestrijding van dierziekten.
Artikel 8 van Richtlijn 2002/99/EG bepaalt dat bij de opstelling van lijsten van derde landen of regio's van derde landen waaruit de invoer van bepaalde producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap is toegestaan, met name rekening moet worden gehouden met onder andere de gezondheidsstatus van het vee, de regelmaat en snelheid waarmee het derde land informatie verschaft, en de betrouwbaarheid van die informatie, over besmettelijke dierziekten op zijn grondgebied, met name aviaire influenza en Newcastle disease, en aspecten van de algemene gezondheidstoestand in het betrokken derde land die een gevaar kunnen opleveren voor de volksgezondheid en diergezondheid in de Gemeenschap.
In het belang van de diergezondheid moet deze verordening bepalen dat producten alleen in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten die beschikken over bewakingsprogramma's voor aviaire influenza en in voorkomend geval vaccinatieprogramma's voor die ziekte.
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 hangt de toelating of handhaving op de in de communautaire regelgeving opgenomen lijsten van derde landen waaruit de lidstaten bepaalde onder die verordening vallende pluimveeproducten mogen invoeren af van de indiening door het betrokken land bij de Commissie van een programma dat gelijkwaardig is aan de nationale salmonellabestrijdingsprogramma's die de lidstaten moeten opstellen en van de goedkeuring van het programma door de Commissie. Als die programma's positief beoordeeld zijn, moet dat in bijlage I, deel 1, bij deze verordening worden aangegeven.
De Gemeenschap en bepaalde derde landen willen de handel in pluimvee en producten daarvan afkomstig uit erkende compartimenten toestaan, zodat het compartimenteringsbeginsel voor de invoer van pluimvee en producten daarvan nader in de Gemeenschapswetgeving moet worden geregeld. Het compartimenteringsbeginsel is onlangs door de OIE vastgelegd om de wereldhandel in pluimvee en producten daarvan te vergemakkelijken en moet daarom ook in de Gemeenschapswetgeving worden opgenomen.
Certificaten voor de invoer in de Gemeenschap van gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild zijn om bepaalde gezondheidsredenen, met name de traceerbaarheid van het voor die producten gebruikte vlees, nog niet in de Gemeenschapswetgeving opgenomen. Daarom moet deze verordening voorzien in modellen van veterinaire certificaten voor die producten op basis van nader wetenschappelijk onderzoek.
Om de bevoegde autoriteiten bij de veterinaire certificering in bepaalde situaties meer flexibiliteit te geven, iets waarom is verzocht door verscheidene derde landen die eendagskuikens van pluimvee en loopvogels naar de Gemeenschap exporteren, moet in deze verordening worden bepaald dat die producten worden onderzocht op het tijdstip van verzending in plaats van op het tijdstip waarop het veterinair certificaat wordt opgesteld.
Om onderbreking van het handelsverkeer te voorkomen moet de invoer in de Gemeenschap van producten die zijn vervaardigd voordat de veterinairrechtelijke beperkingen in bijlage I, deel 1, bij deze verordening zijn geïntroduceerd, nog gedurende negentig dagen nadat de invoerbeperkingen voor het betrokken product van kracht zijn geworden, worden toegestaan.
In verband met de geografische ligging van Kaliningrad moeten er speciale voorwaarden komen voor de doorvoer van zendingen door de Gemeenschap van en naar Rusland; dit betreft alleen Letland, Litouwen en Polen.
Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening)(15) bevat algemene communautaire gezondheidsvoorschriften voor de invoer in en doorvoer door de Gemeenschap van de onder die verordening vallende producten
Bovendien is in Richtlijn 96/93/EG van de Raad van 17 december 1996 inzake de certificering van dieren en dierlijke producten(16) bepaald aan welke normen moet worden voldaan om geldig te kunnen certificeren en fraude te voorkomen. Daarom moet er in deze verordening voor worden gezorgd dat de voorschriften en principes die worden gevolgd door certificerende ambtenaren in derde landen, garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan de in die richtlijn vastgelegde garanties en dat de modellen van veterinaire certificaten van deze verordening uitsluitend gegevens bevatten die op het moment waarop het certificaat wordt afgegeven, kunnen worden bevestigd.
Voor de duidelijkheid en samenhang van de Gemeenschapswetgeving moeten de Beschikkingen 93/342/EEG, 94/438/EG en 2006/696/EG worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.
Er moet een overgangsperiode komen zodat de lidstaten en het bedrijfsleven de nodige maatregelen kunnen nemen om aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake veterinaire certificering te voldoen.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: