Gelet op Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren(1), en met name op artikel 17, lid 2, de artikelen 22 en 25 en artikel 61, lid 3,
Richtlijn 2006/88/EG stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor het in de handel brengen en de invoer in en de doorvoer door de Gemeenschap van aquacultuurdieren en de producten daarvan. Richtlijn 2006/88/EG komt met ingang van 1 augustus 2008 in de plaats van Richtlijn 91/67/EEG van de Raad inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten(2), die op die datum wordt ingetrokken.
Op grond van Richtlijn 2006/88/EG wordt onder aquacultuurdier verstaan een waterdier, met inbegrip van een waterdier voor sierdoeleinden, in al zijn levensfases, inclusief in een kwekerij of kweekgebied van weekdieren gekweekte eieren en sperma/gameten, met inbegrip van een waterdier uit het wild dat voor een kwekerij of een kweekgebied van weekdieren bestemd is. Onder waterdieren worden vissen, weekdieren en schaaldieren verstaan.
Beschikking 1999/567/EG van de Commissie van 27 juli 1999 tot vaststelling van het model van het in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 91/67/EEG bedoelde certificaat(3) en Beschikking 2003/390/EG van de Commissie van 23 mei 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor het in de handel brengen van soorten aquacultuurdieren die niet vatbaar zijn voor bepaalde ziekten en van de producten daarvan(4) stellen voorschriften vast voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren, met inbegrip van certificeringsvoorschriften. Beschikking 2003/804/EG van de Commissie van 14 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van weekdieren en van eieren en gameten daarvan, bestemd voor verdere groei, afkweek, heruitzetting of menselijke consumptie(5), Beschikking 2003/858/EG van de Commissie van 21 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van levende vis en van eieren en gameten daarvan bestemd voor de kweek, en van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie(6) en Beschikking 2006/656/EG van de Commissie van 20 september 2006 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van vissen voor sierdoeleinden(7), stellen voorwaarden voor de invoer van aquacultuurdieren in de Gemeenschap vast. Met deze beschikkingen wordt Richtlijn 91/67/EEG uitgevoerd.
Richtlijn 2006/88/EG bepaalt dat voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren diergezondheidscertificaten moeten worden afgegeven wanneer de dieren worden binnengebracht in een lidstaat, gebied of compartiment die/dat overeenkomstig die richtlijn ziektevrij is verklaard of die/dat onderworpen is aan een bewakings- of uitroeiingsprogramma. Daarom moeten in deze verordening certificeringsvoorschriften en geharmoniseerde modellen van diergezondheidscertificaten worden vastgesteld ter vervanging van de certificeringvoorschriften die zijn vastgesteld in Richtlijn 91/67/EEG en de beschikkingen tot uitvoering van die richtlijn.
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(8) stelt voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke voorschriften op het gebied van levensmiddelen van dierlijke oorsprong vast, met inbegrip van verpakkings- en etiketteringsvoorschriften. De in deze verordening vastgestelde veterinaire certificeringsvoorschriften voor het in de handel brengen en de invoer van aquacultuurdieren en de producten daarvan, bestemd voor de verdere verwerking met het oog op menselijke consumptie dienen onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing te zijn op dieren en producten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn verpakt en geëtiketteerd.
Op grond van Richtlijn 2006/88/EG dienen de lidstaten er zorg voor te dragen dat het in de handel brengen van waterdieren voor sierdoeleinden de gezondheidsstatus van waterdieren met betrekking tot de in deel II van bijlage IV vermelde niet-exotische ziekten niet in gevaar brengt.
Waterdieren voor sierdoeleinden die in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht en die bestemd zijn voor voorzieningen die niet in rechtstreeks met de natuurlijke wateren in contact staan, gesloten siervoorzieningen genaamd, leveren niet hetzelfde risico op voor andere aquacultuursectoren in de Gemeenschap of voor natuurlijke bestanden. Daarom dient op grond van deze verordening geen diergezondheidscertificaat voor dergelijke dieren te worden voorgeschreven.
Om lidstaten waarvan het hele grondgebied of bepaalde gebieden of compartimenten daarvan vrij zijn verklaard van een of meer van de niet-exotische ziekten waarvoor waterdieren voor sierdoeleinden vatbaar zijn, te informeren over verplaatsingen naar hun grondgebied van waterdieren voor sierdoeleinden die voor gesloten siervoorzieningen zijn bestemd, is het wenselijk dat deze verplaatsingen worden gemeld via het Traces-systeem dat is opgezet overeenkomstig Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(9) en dat wordt toegepast op grond van Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem(10).
Verplaatsingen binnen de Gemeenschap vanuit gesloten siervoorzieningen naar open siervoorzieningen of voor heruitzetting in het wild kunnen een hoog risico voor andere aquacultuursectoren in de Gemeenschap opleveren, en dienen niet te worden toegestaan zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
Op grond van Richtlijn 2006/88/EG dienen de lidstaten bij bevestiging van een in deel II van bijlage IV bij die richtlijn vermelde exotische of niet-exotische ziekte van aquacultuurdieren of wilde waterdieren of bij nieuwe ziekten bepaalde minimale bestrijdingsmaatregelen toe te passen. Bovendien moeten de lidstaten op grond van die richtlijn erop toezien dat voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren diergezondheidscertificaten worden vereist wanneer de dieren met toestemming een gebied verlaten dat aan die bestrijdingsmaatregelen is onderworpen.
Deze verordening moet daarom veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften vastleggen voor zendingen aquacultuurdieren en producten daarvan die lidstaten, gebieden en compartimenten verlaten die aan ziektebestrijdingsmaatregelen zijn onderworpen.
Richtlijn 2006/88/EG bepaalt dat de lidstaten erop toe moeten zien dat aquacultuurdieren en de producten daarvan alleen in de Gemeenschap worden binnengebracht uit derde landen en delen daarvan die voorkomen op een overeenkomstig die richtlijn opgestelde lijst.
Invoer in de Gemeenschap van aquacultuurdieren mag slechts worden toegestaan uit derde landen met een diergezondheidswetgeving en een controlesysteem die gelijkwaardig zijn aan die in de Gemeenschap. Deze verordening moet daarom een lijst vaststellen van landen, grondgebieden, gebieden of compartimenten van waaruit de lidstaten aquacultuurdieren in de Gemeenschap mogen binnenbrengen voor de kweek, heruitzettingsgebieden, „put and take”-visbedrijven en open siervisvoorzieningen. Van bepaalde vissen, weekdieren en schaaldieren voor sierdoeleinden die bestemd zijn voor gesloten siervisvoorzieningen moet de invoer echter worden toegestaan vanuit derde landen die lid zijn van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE)
Derde landen en gebieden die om volksgezondheidsredenen aquacultuurdieren voor menselijke consumptie naar de Gemeenschap mogen uitvoeren, moeten ook de mogelijk krijgen op naar de Gemeenschap uit te voeren volgens de veterinairrechtelijke bepalingen van deze verordening. Aquacultuurdieren en producten daarvan die bestemd zijn voor menselijke consumptie mogen daarom slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd vanuit derde landen, grondgebieden, gebieden of compartimenten die zijn opgenomen in een lijst die is opgesteld overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong(11).
Deze lijsten zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd(12) en, gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2009, in Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004(13). Met het oog op de consistentie van de Gemeenschapswetgeving moet in deze verordening rekening worden gehouden met die lijsten.
Richtlijn 2006/88/EG bepaalt dat zendingen aquacultuurdieren en producten daarvan bij binnenkomst in de Gemeenschap vergezeld moeten gaan van een document dat een diergezondheidscertificaat bevat. In deze verordening moeten de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van aquacultuurdieren in de Gemeenschap worden vastgesteld, inclusief modellen van diergezondheidscertificaten, die de in Richtlijn 91/67/EEG vastgestelde invoervoorwaarden moeten vervangen.
Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004(14), legt modelgezondheidscertificaten voor de invoer van voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren vast. Met het oog op de samenhang van de Gemeenschapswetgeving moet deze verordening voorschrijven dat de onder deze verordening vallende ingevoerde producten vergezeld moeten gaan van deze modelgezondheidscertificaten.
Waterdieren voor sierdoeleinden, namelijk vissen, week- en schaaldieren, worden veelal vanuit derde landen en gebieden in de Gemeenschap binnengebracht. Om de diergezondheidsstatus van siervisvoorzieningen binnen de Gemeenschap te beschermen, moeten bepaalde veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van deze dieren worden vastgesteld.
Het is van belang dat de diergezondheidsstatus van aquacultuurdieren die in de Gemeenschap worden ingevoerd, niet tijdens het vervoer naar de Gemeenschap in gevaar wordt gebracht.
De uitzetting van ingevoerde aquacultuurdieren in het wild in de Gemeenschap houdt een bijzonder hoog risico voor de diergezondheidsstatus van de Gemeenschap in, aangezien ziekten in natuurlijke wateren moeilijk te bestrijden en uit te roeien zijn. Daarom moet voor dergelijke uitzettingen een specifieke toestemming van de bevoegde autoriteit worden vereist en mogen zij slechts worden toegestaan onder de voorwaarde dat er passende maatregelen worden genomen om de diergezondheidsstatus op de plaats van uitzetting veilig te stellen.
Aquacultuurdieren bestemd voor doorvoer door de Gemeenschap moeten aan dezelfde eisen voldoen als aquacultuurdieren bestemd voor invoer in de Gemeenschap.
In verband met de geografische ligging van Kaliningrad moeten er speciale voorwaarden komen voor de doorvoer van zendingen door de Gemeenschap van en naar Rusland; dit betreft alleen Letland, Litouwen en Polen. Met het oog op de consistentie van de Gemeenschapswetgeving moet in deze Verordening rekening worden gehouden met Beschikking 2001/881/EG van de Commissie van 7 december 2001 tot vaststelling van een lijst van grensinspectieposten die zijn erkend voor de veterinaire controles van dieren en dierlijke producten uit derde landen, en tot bijwerking van de uitvoeringsbepalingen inzake de door deskundigen van de Commissie te verrichten controles(15) en met Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht(16).
Richtlijn 96/93/EG van de Raad van 17 december 1996 inzake de certificering van dieren en dierlijke producten(17), waarin de voorschriften voor de verlening van diergezondheidscertificaten worden vastgelegd, dient van toepassing te zijn op diergezondheidscertificaten die op grond van deze verordening worden afgegeven.
Artikel 17 van Richtlijn 2006/88/EG bepaalt dat indien op grond van wetenschappelijke gegevens of praktische ervaring kan worden vastgesteld dat andere dan de in bijlage IV, deel II, genoemde vatbare soorten de overdracht van een specifieke ziekte kunnen veroorzaken door als ziektedragende soort te fungeren, de lidstaten erop toe moeten zien dat indien deze soorten voor de kweek of om in het wild te worden uitgezet, zijn binnengebracht in lidstaten, gebieden of compartimenten die vrij van die specifieke ziekte zijn verklaard, aan bepaalde voorwaarden in die richtlijn moet worden voldaan. Artikel 17 van Richtlijn 2006/88/EG schrijft ook de opstelling van een lijst van ziektedragende soorten (hierna: „vectorsoorten” genoemd) voor. Daarom moet een lijst van vectorsoorten worden vastgesteld.
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft hierover drie adviezen uitgebracht: Scientific Opinion of the Panel on Animal Health and Welfare on a request from the European Commission on possible vector species and live stages of susceptible species not transmitting disease as regards certain fish diseases(18), Scientific Opinion of the Panel on Animal Health and Welfare on a request from the European Commission on possible vector species and live stages of susceptible species not transmitting disease as regards certain mollusc diseases(19), en Scientific Opinion of the Panel on Animal Health and Welfare on a request from the European Commission on possible vector species and live stages of susceptible species not transmitting disease as regards certain crustacean diseases(20).
Volgens deze wetenschappelijke adviezen varieerde de waarschijnlijkheid van overdracht en vestiging van de in Richtlijn 2006/88/EG genoemde ziekten door de beoordeelde potentiële vectorsoorten of groepen vectorsoorten van verwaarloosbaar/extreem laag tot matig, in bepaalde omstandigheden. Die beoordeling had betrekking op soorten waterdieren die in de aquacultuur worden gebruikt en die voor kweekdoeleinden worden verhandeld.
Bij de opstelling van de lijst van vectorsoorten moeten de adviezen van de EFSA in aanmerking worden genomen. Bij de beslissing welke soorten in die lijst moeten worden opgenomen, moet enerzijds een passend beschermingniveau van de gezondheidsstatus van waterdieren in de Gemeenschap worden verzekerd en moet anderzijds de invoering van onnodige handelsbeperkingen worden vermeden. Daarom moeten soorten die volgens de adviezen een matig risico van ziekteoverdracht opleveren, in de lijst worden opgenomen.
Veel van de soorten die in de EFSA-adviezen zijn aangewezen als mogelijke vector van bepaalde ziekten, dienen slechts als zodanig te worden beschouwd wanneer zij afkomstig zijn van een gebied waar voor de desbetreffende ziekte vatbare soorten aanwezig zijn en bestemd zijn voor een gebied waar die vatbare soorten ook aanwezig zijn. Daarom moeten aquacultuurdieren van mogelijke vectorsoorten voor de toepassing van artikel 17 van Richtlijn 2006/88/EG alleen in die omstandigheden als vectorsoorten worden beschouwd.
Voor de duidelijkheid en samenhang van de Gemeenschapswetgeving moeten de Beschikkingen 1999/567/EG, 2003/390/EG, 2003/804/EG, 2003/858/EG en 2006/656/EG worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.
Er moet een overgangsperiode komen zodat de lidstaten en het bedrijfsleven de nodige maatregelen kunnen nemen om aan de in deze verordening vastgestelde nieuwe voorschriften te voldoen.
Gezien de omvangrijke handelsstroom van waterdieren voor sierdoeleinden van voor het epizoötisch ulceratief syndroom (EUS) vatbare soorten en de noodzaak om nadere studies te verrichten naar het risico van die ziekte voor de bedrijfstak van waterdieren voor sierdoeleinden, inclusief een herbeoordeling van de lijst van vatbare soorten, dient een onmiddellijke onderbreking van de invoer van voor EUS vatbare siervissoorten die uitsluitend voor gesloten siervisvoorzieningen bestemd zijn, te worden vermeden. Bijgevolg moet voor die zendingen een overgangsperiode voor de voorschriften met betrekking tot die ziekte worden ingevoerd. Ook is een overgangsperiode noodzakelijk om derde landen voldoende tijd te geven om de ziektevrije status ten aanzien van die ziekte te documenteren.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,