Bij deze verordening worden voorschriften inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot het elektriciteitsverbruik in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand vastgesteld voor het in de handel brengen van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur.
Verordening (EG) n r. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat de voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand betreft (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) n r. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat de voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand betreft (Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad(1), en met name op artikel 15, lid 1,
Na raadpleging van het overlegforum inzake ecologisch ontwerp,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens Richtlijn 2005/32/EG dient de Commissie voorschriften inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor energieverbruikende producten met een significant omzet- en handelsvolume, een significant milieueffect en een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect, zonder dat dit buitensporige kosten met zich brengt.
In artikel 16, lid 2, tweede streepje, van Richtlijn 2005/32/EG is bepaald dat de Commissie overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde procedure en de criteria van artikel 15, lid 2, en na raadpleging van het overlegforum, een afzonderlijke uitvoeringsmaatregel dient vast te stellen ter vermindering van de verliezen in de stand by-stand voor een groep producten.
De Commissie heeft in een voorbereidende studie de technische, milieutechnische en economische aspecten van het energieverlies van apparaten in de stand by-stand en de uit-stand geanalyseerd. De studie is verricht in samenwerking met de belanghebbende en betrokken partijen uit de Europese Unie en derde landen, en de bevindingen ervan zijn bekendgemaakt.
Volgens de voorbereidende studie gaat bij de meeste in de Gemeenschap verkochte elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur energie verloren in de stand by- en de uit-stand en bedroeg dit energieverlies voor de hele Gemeenschap in 2005 naar raming 47 TWh of, omgerekend naar uitstoot, 19 Mt CO2. Voorspeld wordt dat, wanneer geen tegenmaatregelen worden genomen, dit verbruik tegen 2020 tot 49 TWh zal zijn gestegen. De conclusie luidde dat het elektriciteitsverbruik in de stand by- en de uit-stand significant kan worden teruggebracht.
Het elektriciteitsverbruik van apparaten in de stand by- en de uit-stand dient te worden verbeterd aan de hand van bestaande, niet aan eigendomsrechten gebonden, kostenefficiënte technologieën die de gecombineerde uitgaven voor de aankoop en de werking van de apparatuur verlagen.
Met de vaststelling van voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by- en de uit-stand wordt beoogd de toepassing van dergelijke voorschriften in de hele Gemeenschap te harmoniseren, de werking van de interne markt te bevorderen en de milieuprestatie van de betrokken producten te verbeteren.
De voorschriften inzake ecologisch ontwerp mogen geen negatieve invloed hebben op de werking van het product, noch op de gezondheid, de veiligheid en het milieu. Zo moeten met name de voordelen van een lager elektriciteitsverbruik in de gebruiksfase meer dan opwegen tegen een eventuele aanvullende milieu-impact in de fase waarin apparaten met een elektriciteitsverlies in de stand by- en/of de uit-stand worden geproduceerd.
Deze verordening dient slechts van toepassing te zijn op voor de thuisomgeving bestemde huishoud- en kantoorapparatuur die, wat IT-apparatuur betreft, valt onder klasse B van EN-55022:2006. Het toepassingsgebied moet zo worden afgebakend dat apparatuur die nog niet in de handel is, maar op een vergelijkbare manier werkt als de expliciet in deze verordening genoemde producten, overeenkomstig de voorschriften inzake ecologisch ontwerp moet worden ontworpen. Zo nodig kan de in deze verordening opgenomen lijst van producten op grond van een wijziging worden aangevuld.
Werkingsstanden die niet onder deze verordening vallen, zoals de ACPI S3-stand bij computers, moeten worden behandeld in productspecifieke uitvoeringsmaatregelen die krachtens Richtlijn 2005/32/EG worden vastgesteld.
In beginsel mogen de voorschiften inzake de stand by- en de uit-stand die in productspecifieke maatregelen krachtens Richtlijn 2005/32/EG worden vastgesteld, niet minder ambitieus zijn dan de in deze verordening opgenomen voorschriften.
Om onnodig energieverbruik te voorkomen, moeten producten die geen functie uitvoeren, idealiter in een „0 watt”-verbruiksstand worden geschakeld. Of een en ander technisch haalbaar en wenselijk is, moet voor elk product apart worden nagegaan in het kader van de betrokken uitvoeringsmaatregel die krachtens Richtlijn 2005/32/EG wordt vastgesteld.
De over twee fasen gespreide inwerkingtreding van de voorschriften inzake ecologisch ontwerp moet de fabrikanten voldoende tijd geven om het ontwerp van producten bij te stellen met het oog op een lager verbruik in stand by- en de uit-stand. De inwerkingtreding moet zo worden gefaseerd dat de werking van de in de handel gebrachte apparatuur geen schade ondervindt, dat rekening wordt gehouden met de kostenimpact voor de fabrikanten, met name de kmo’s, en dat de beleidsdoelstellingen tijdig worden verwezenlijkt. Het elektriciteitsverbruik moet worden gemeten aan de hand van de algemeen aanvaarde stand van de techniek; de fabrikanten mogen gebruikmaken van geharmoniseerde normen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2005/32/EG.
Dankzij deze verordening moet de marktpenetratie van technologieën die de energie-efficiëntie van apparaten in de stand by- en de uit-stand verbeteren, in die mate toenemen dat tegen 2020 35 TWh minder energie wordt verbruikt dan in het kader van het „business-as-usual”-scenario.
Krachtens artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG dient in de onderhavige verordening te worden gepreciseerd dat de interne ontwerpcontrole en het beheersysteem, als beschreven in, respectievelijk, bijlage IV en bijlage V bij Richtlijn 2005/32/EG als overeenstemmingsbeoordelingsprocedures worden beschouwd.
Om de nalevingscontroles te vergemakkelijken, worden de fabrikanten verzocht om de in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde technische documentatiegegevens te verstrekken over functies die onder de definitie van stand by-/uit-stand vallen, en over het elektriciteitsverbruik van deze functies.
Er moeten benchmarks worden vastgesteld voor momenteel beschikbare technologieën die zorgen voor een laag elektriciteitsverbruik in de stand by- en de uit-stand. Dit is bevorderlijk voor een brede verspreiding van vlot toegankelijke informatie, met name voor kmo’s en zeer kleinschalige bedrijven, wat op zijn beurt zal zorgen voor een grootschaliger toepassing van de beste ontwerptechnologieën ter verlaging van het energieverbruik in de stand by- en de uit-stand.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2005/32/EG ingestelde comité,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Onderwerp en werkingssfeer
Deze verordening is niet van toepassing op elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur die in de handel wordt gebracht met een externe laagspanningsstroomvoorziening om als bedoeld te werken.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de in Richtlijn 2005/32/EG vastgestelde definities. De volgende definities zijn eveneens van toepassing:
-
„elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur” (hierna „apparatuur” genoemd): energieverbruikende producten die
-
in de handel beschikbaar zijn als aparte functionele eenheden en bestemd zijn voor de eindgebruiker;
-
worden genoemd in de in bijlage I opgenomen lijst van energieverbruikende producten;
-
aan het elektriciteitsnet moeten worden gekoppeld om naar behoren te kunnen functioneren, en
-
zijn ontworpen voor gebruik met een nominale spanning van maximaal 250 V;
tevens wanneer zij in de handel worden gebracht om buiten het huishouden of het kantoor te worden gebruikt;
-
-
„stand by-stand(en)”: stand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te kunnen functioneren, en gedurende onbepaalde tijd uitsluitend de volgende functies uitvoert:
-
de reactiveringsfunctie, hetzij de reactiveringsfunctie in combinatie met, uitsluitend, de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, en/of
-
de informatie- of toestandweergave;
-
-
„reactiveringsfunctie”: functie die de activering van andere standen, inclusief de aan-stand, aan de hand van een schakelaar-op-afstand, waaronder afstandsbediening, een interne sensor of een timer mogelijk maakt en aanvullende functies, waaronder de hoofdfunctie, inschakelt;
-
„informatie- of toestandweergave”: doorlopende functie die zorgt voor de weergave van informatie of van de toestand van de apparatuur op een scherm, inclusief klokken;
-
„aan-stand(en)”: stand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en ten minste één van de hoofdfuncties waarvoor de apparatuur is bedoeld, geactiveerd is;
-
„uit-stand”: stand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en geen functie uitvoert; de volgende standen worden eveneens als uit-stand beschouwd:
-
standen waarin slechts wordt aangegeven dat de apparatuur zich in de uit-stand bevindt,
-
standen waarin uitsluitend functies worden uitgevoerd om de elektromagnetische compatibiliteit in de zin van Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad(2) te garanderen;
-
-
„informatietechnologieapparatuur”: apparatuur met als hoofdfunctie het invoeren, opslaan, weergeven, opvragen, versturen, verwerken, doorschakelen of beheren van gegevens en telecommunicatieboodschappen of een combinatie van deze functies, die kan zijn uitgerust met één of meer voor informatieoverdracht bestemde terminalpoorten;
-
„thuisomgeving”: een omgeving waar radio- en televisietoestellen een verwacht ontvangstbereik van 10 m hebben;
-
Onder „externe laagspanningsstroomvoorziening”: wordt een externe stroomvoorziening verstaan met een nominale uitgangsspanning van minder dan 6 Volt en een nominale uitgangsstroom van minstens 550 milliampère;
-
„netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocols);
-
„netwerkgebonden stand-by”: een toestand waarin een apparaat in staat is een functie te reactiveren na een via een netwerkverbinding gegeven trigger-op-afstand;
-
„trigger-op-afstand”: een signaal dat komt van buiten het apparaat via een netwerk;
-
„netwerkpoort”: een bedrade of draadloze fysieke interface van de netwerkverbinding, gelokaliseerd op het apparaat, waardoor dat apparaat vanop afstand kan worden geactiveerd;
-
„logische netwerkpoort” de netwerktechniek die loopt via een fysieke netwerkpoort;
-
„fysieke netwerkpoort” het fysieke (hardware) medium van een netwerkpoort. Een fysieke netwerkpoort kan twee of meer netwerktechnologieën hosten;
-
„netwerkbeschikbaarheid” de capaciteit van het apparaat om functies te reactiveren nadat door een netwerkpoort een trigger-op-afstand is gedetecteerd;
-
„netwerkgebonden apparatuur” apparatuur die zich met een netwerk in verbinding kan stellen en die over één of meer netwerkpoorten beschikt;
-
„netwerkgebonden apparatuur met hoge netwerkbeschikbaarheid” (HiNA-apparatuur (HiNA: high network availability)) apparatuur met één of meer van de volgende functionaliteiten, maar geen andere, als de voornaamste functie(s): router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt, hub, modem, VoIP-telefoon, videotelefoon;
-
„netwerkgebonden apparatuur met hoge-netwerkbeschikbaarheidsfunctionaliteit”(apparatuur met HiNA-functionaliteit)apparatuur met daarin opgenomen de functionaliteit van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt of combinatie daarvan, die geen HiNA-apparatuur is;
-
„router” een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is het optimale pad voor het netwerkverkeer te kiezen. Routers verzenden datapakketten van één netwerk naar een ander, gebaseerd op netwerklaaginformatie (L3);
-
„netwerkswitch” een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is om frames op basis van het adres van bestemming van elk frame te filteren, door te sturen en te verspreiden. Alle switches werken minimaal op de datalinklaag (L2);
-
„draadloos netwerktoegangspunt” een apparaat waarvan de hoofdfunctie is om IEEE 802.11 (Wi-Fi)-connectiviteit te verstrekken aan meerdere clients;
-
„hub” een netwerkapparaat dat meerdere poorten bevat en wordt gebruikt om segmenten van een lokaal netwerk (LAN) onderling te verbinden;
-
„modem” een apparaat waarvan de hoofdfunctie is digitaal gemoduleerde analoge signalen over een bedraad netwerk door te sturen en te ontvangen;
-
„printapparatuur” apparatuur die een elektronische input omzet in een papieren output. Printapparatuur kan over extra functies beschikken en kan in de handel worden gebracht als een multifunctioneel apparaat of multifunctioneel product;
-
„grootformaatprinter”printapparatuur die ontworpen is voor het afdrukken op dragers van A2-formaat of groter, met inbegrip van apparatuur die ontworpen is voor kettingformulieren met een breedte van 406 mm of meer;
-
„teleaanwezigheidssysteem” een specifiek systeem voor hogedefinitievideoconferencing en -samenwerking dat een gebruikersinterface, een hogedefinitiecamera, een beeldscherm, een geluidssysteem en verwerkingscapaciteit voor het coderen en decoderen van video en audio omvat;
-
„huishoudelijke koffiezetmachine” een niet-commercieel apparaat voor het zetten van koffie;
-
„huishoudelijke koffiezetmachine met druppelfilter” een huishoudelijke koffiezetmachine die gebruik maakt van percollatie om de koffie te extraheren;
-
„verwarmingselement” een onderdeel van de koffiezetmachine dat met het oog op de opwarming van water elektriciteit omzet in warmte;
-
„voorverwarming voor kopjes”een functie voor het opwarmen van kopjes die op of bij de koffiezetmachine zijn geplaatst;
-
„koffiezetcyclus” het proces dat moet worden doorlopen om koffie te zetten;
-
„zelfreiniging”het door de koffiezetmachine uitgevoerde proces om zich intern te reinigen. Dit proces kan hetzij een eenvoudige spoelbeurt, hetzij een wasproces met gebruikmaking van specifieke additieven zijn;
-
„ontkalking” het door de koffiezetmachine uitgevoerde proces om potentiële interne kalkaanslag geheel of gedeeltelijk te verwijderen;
-
„desktop thin client” een computer die voor zijn primaire functionaliteit afhankelijk is van een verbinding met computerapparatuur op afstand (bv. een computerserver of een werkstation op afstand) en niet beschikt over een ingebouwde vaste schijf. De hoofdeenheid van een desktop thin client moet bedoeld zijn voor plaatsing op een permanente locatie (bv. op een bureau) en niet zijn ontworpen met het oog op draagbaarheid. Desktop thin clients kunnen informatie uitvoeren naar ofwel een extern beeldscherm, ofwel een intern beeldscherm, indien het product daarover beschikt;
-
„werkstation” een voor één gebruiker bestemde computer met hoge prestaties die primair wordt gebruikt voor grafische toepassingen, computerondersteund ontwerp, ontwikkeling van software, financiële en wetenschappelijke toepassingen of andere intensieve rekentaken, en die de volgende kenmerken heeft:
-
een gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) van ten minste 15 000 uur;
-
ondersteuning van geheugen met foutcorrectiecode (ECC) en/of gebufferd geheugen;
-
het systeem voldoet aan drie van de volgende vijf kenmerken:
-
het systeem beschikt over een extra voeding voor geavanceerde grafische voorzieningen (bv. een extra PCIe (Peripheral Component Interconnect Express) 6-pins 12 V-stroomaansluiting);
-
het systeem is bekabeld voor meer dan × 4 PCIe op het moederbord, naast de slots voor grafische kaarten en/of voor ondersteuning van PCI-X;
-
het systeem ondersteunt geen grafische toepassingen die gebruikmaken van Uniform Memory Access (UMA);
-
het systeem bevat vijf of meer slots voor PCI, PCIe of PCI-X;
-
het systeem biedt multiprocessorondersteuning voor twee of meer CPU’s (het moet fysiek afzonderlijke processorpakketten/processorsockets ondersteunen, dat wil zeggen dat niet aan het criterium is voldaan wanneer slechts ondersteuning voor één multikernprocessor wordt geboden);
-
-
-
„mobiel werkstation” een onafhankelijke computer met hoge prestaties die primair wordt gebruikt voor grafische toepassingen, computerondersteund ontwerp, ontwikkeling van software, financiële en wetenschappelijke toepassingen of andere intensieve rekentaken, met uitzondering van gaming, en die specifiek is ontworpen met het oog op draagbaarheid en om gedurende langere tijd met of zonder directe aansluiting op het elektriciteitsnet te functioneren. Mobiele werkstations hebben een geïntegreerd beeldscherm en kunnen werken met een geïntegreerde batterij of een andere draagbare stroombron. De meeste mobiele werkstations hebben een externe stroomvoorziening en een geïntegreerd toetsenbord en aanwijsapparaat.
Mobiele werkstations hebben de volgende kenmerken:
-
een gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) van ten minste 13 000 uur;
-
ten minste één afzonderlijke grafische kaart (dGfx) die voldoet aan de classificatie G3 (met een framebufferbandbreedte van meer dan 128 bits), G4, G5, G6 of G-7;
-
ondersteuning van de plaatsing van drie of meer interne opslagapparaten;
-
ondersteuning van ten minste 32 GB systeemgeheugen;
-
-
„kleinschalige server” een type computer dat doorgaans gebruikmaakt van voor desktopcomputers ontworpen onderdelen en het formaat van een desktopcomputer heeft, maar primair is ontworpen om als opslaghost voor andere computers te dienen en functies te vervullen zoals het verlenen van netwerkinfrastructuurdiensten en het hosten van data/media, en dat de volgende kenmerken heeft:
-
het product is ontworpen als sokkel, tower of een andere vorm die vergelijkbaar is met die van desktopcomputers, zodat alle gegevensverwerking, opslag en netwerkinterfacing in één behuizing is vervat;
-
het product is ontworpen om 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel te zijn;
-
het product is primair ontworpen om te functioneren in een simultane multi-useromgeving waarbij verscheidene gebruikers via clienteenheden in een netwerk worden bediend;
-
wanneer het product op de markt wordt gebracht met een besturingssysteem, is het besturingssysteem ontworpen voor servertoepassingen voor thuis of aan de onderkant van het marktsegment;
-
het product wordt niet op de markt gebracht met een afzonderlijke grafische kaart (dGfx) die aan een hogere classificatie dan G1 beantwoordt;
-
-
„computerserver” een computerproduct dat aan clientapparaten, zoals desktopcomputers, notebookcomputers, desktop thin clients, IP (internetprotocol)-telefoons of andere computerservers, diensten verleent en in netwerken georganiseerde systeemelementen biedt. Computerservers worden doorgaans op de markt gebracht voor gebruik in datacentra en kantoor- en bedrijfsomgevingen. Computerservers worden primair bediend via netwerkverbindingen en niet met direct ermee verbonden gebruikersinvoerapparaten zoals een toetsenbord of een muis;
Computerservers hebben de volgende kenmerken:
-
zij zijn ontworpen om besturingssystemen voor computerservers en/of hypervisors te ondersteunen en bedoeld voor het uitvoeren van door de gebruiker geïnstalleerde bedrijfstoepassingen;
-
zij ondersteunen geheugen met foutcorrectiecode (ECC) en/of gebufferd geheugen (waaronder zowel gebufferde dual in-line memory modules (DIMM’s) als buffered-on-board (BOB)-configuraties;
-
zij worden op de markt gebracht met één of meer stroomvoorzieningen die wisselspanning in gelijkspanning omzetten;
-
alle processoren hebben toegang tot het gedeelde systeemgeheugen en zijn afzonderlijk aanspreekbaar door één besturingssysteem of hypervisor.
-
Artikel 3 Voorschriften inzake ecologisch ontwerp
De voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand zijn vastgesteld in bijlage II.
Artikel 4 Overeenstemmingsbeoordeling
De in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure is de in bijlage IV bij Richtlijn 2005/32/EG beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij Richtlijn 2005/32/EG beschreven beheersysteem.