Deze richtlijn is van toepassing op extractiemiddelen die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan.
Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (Herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (Herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),
Overwegende hetgeen volgt:
Richtlijn 88/344/EEG van de Raad van 13 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(4). Aangezien de genoemde richtlijn opnieuw wordt gewijzigd, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking ervan te worden overgegaan.
Verschillen tussen de nationale wetgevingen ten aanzien van extractiemiddelen belemmeren het vrije verkeer van levensmiddelen en kunnen aanleiding geven tot ongelijke concurrentievoorwaarden en aldus rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt.
Een onderlinge aanpassing van die wetgevingen is dus nodig om het vrije verkeer van levensmiddelen te bewerkstelligen.
Wettelijke regelingen betreffende het gebruik van extractiemiddelen in levensmiddelen moeten in de eerste plaats de volksgezondheid dienen, maar moeten daarnaast, binnen de door de bescherming van de gezondheid gestelde grenzen, aan economische en technische behoeften tegemoetkomen.
Ten behoeve van een dergelijke aanpassing moet één lijst worden opgesteld van extractiemiddelen voor de bereiding van levensmiddelen of andere voedingsbestanddelen. Er moeten tevens algemene zuiverheidseisen worden geformuleerd.
Bij een goed productieprocedé moet het gebruik van een extractiemiddel inhouden dat oplosmiddelrestanten volledig of grotendeels uit de levensmiddelen of bestanddelen daarvan worden verwijderd.
Zelfs dan bestaat de kans op de onbedoelde, maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen of derivaten in de uiteindelijke levensmiddelen of bestanddelen.
Een specifieke beperking, hoewel over het algemeen nuttig, is niet nodig voor de in deel I van bijlage I genoemde stoffen die uit het oogpunt van veiligheid voor de consument aanvaardbaar worden geacht indien zij bij een verantwoord productieprocedé worden gebruikt.
Ter wille van de bescherming van de volksgezondheid moeten de gebruiksvoorwaarden voor andere, in deel II en deel III van bijlage I genoemde extractiemiddelen en de in levensmiddelen en bestanddelen maximaal toegestane restgehalten daarvan worden vastgesteld.
Er dienen specifieke zuiverheidseisen voor extractiemiddelen alsmede analysemethoden en regels voor de monsterneming van extractiemiddelen in en op levensmiddelen te worden vastgesteld.
Indien uit nieuwe gegevens blijkt dat het gebruik van een in deze richtlijn genoemd extractiemiddel gevaar oplevert voor de gezondheid, moeten de lidstaten in staat zijn dit gebruik op te schorten of te beperken of de gestelde grenzen te verlagen, zulks in afwachting van een besluit op Gemeenschapsniveau.
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om over te gaan tot wijziging van de lijst van extractiemiddelen die mogen worden gebruikt bij de bewerking van grondstoffen, levensmiddelen of componenten van levensmiddelen, of bestanddelen daarvan, alsook de gedetailleerde beschrijving van de gebruiksvoorwaarden en maximale restgehalten, en tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor extractiemiddelen en de analysemethoden die nodig zijn voor de controle op de naleving van de algemene en specifieke zuiverheidseisen, alsmede de methoden voor analyse en monsterneming van extractiemiddelen in en op levensmiddelen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen worden ingekort voor de aanneming van wijzigingen van de lijst van extractiemiddelen die mogen worden gebruikt bij de bewerking van grondstoffen, levensmiddelen of componenten van levensmiddelen, of bestanddelen daarvan, alsook van de gedetailleerde beschrijving van de gebruiksvoorwaarden en maximale restgehalten, en voor de vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor extractiemiddelen.
Wanneer om dwingende urgente redenen de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen niet kunnen worden nageleefd, moet de Commissie voor de aanneming van wijzigingen van de lijst van extractiemiddelen die mogen worden gebruikt bij de bewerking van grondstoffen, levensmiddelen of componenten van levensmiddelen, of bestanddelen daarvan, alsook van de gedetailleerde beschrijving van de gebruiksvoorwaarden en maximale restgehalten, en voor de vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor extractiemiddelen, alsmede voor de aanneming van wijzigingen van deze richtlijn wanneer wordt aangenomen dat het gebruik in levensmiddelen van één of meer van de in bijlage I genoemde stoffen of de aanwezigheid in deze stoffen van één of meer van de in artikel 3 genoemde componenten gevaar voor de gezondheid kan opleveren hoewel aan de eisen van deze richtlijn is voldaan, de in artikel 5 bis, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bepaalde urgentieprocedure kunnen toepassen.
Daar de nieuwe onderdelen van deze richtlijn slechts de comitéprocedure betreffen, is omzetting door de lidstaten niet nodig.
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Deze richtlijn is niet van toepassing op extractiemiddelen die worden gebruikt voor de productie van levensmiddelenadditieven, vitaminen en andere voedingsadditieven, behalve indien deze levensmiddelenadditieven, vitaminen en andere voedingsadditieven voorkomen op een van de lijsten in bijlage I.
De lidstaten zien er evenwel op toe dat het gebruik van levensmiddelenadditieven, vitaminen en andere voedingsadditieven niet leidt tot de aanwezigheid in de levensmiddelen van residuen van extractiemiddelen waarvan het gehalte gevaarlijk is voor de gezondheid van de mens.
Deze richtlijn is van toepassing onverminderd de bepalingen in meer specifieke communautaire regelingen.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
„oplosmiddel”: elke stof die een levensmiddel of enige component van een levensmiddel kan oplossen, met inbegrip van elke contaminant die in of op dat levensmiddel aanwezig is;
-
„extractiemiddel”: een oplosmiddel dat tijdens de bewerking van grondstoffen, levensmiddelen, componenten of bestanddelen daarvan wordt gebruikt voor extracties en vervolgens wordt verwijderd, maar dat de onbedoelde, doch technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen of derivaten in het levensmiddel of bestanddeel tot gevolg kan hebben.
Artikel 2
De lidstaten geven toestemming voor het gebruik van de in bijlage I genoemde stoffen als extractiemiddel bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan onder de daarin aangegeven gebruiksvoorwaarden en met inachtneming van de eventueel in die bijlage genoemde maximale restgehalten.
De lidstaten mogen het in de handel brengen van levensmiddelen en bestanddelen daarvan niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van de gebruikte extractiemiddelen of van de residuen daarvan als deze voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn.
De lidstaten verbieden het gebruik van andere dan de in bijlage I genoemde stoffen als extractiemiddel; zij staan ook geen ruimere gebruiksvoorwaarden of hogere maximale restgehalten toe dan in de bijlage zijn aangegeven.
Water, waaraan stoffen ter regeling van de aciditeit of de alkaliciteit kunnen zijn toegevoegd, en andere voedingsstoffen die als oplosmiddel kunnen dienen, zijn toegestaan als extractiemiddel bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan.
Artikel 3
De lidstaten treffen de maatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat de in bijlage I als extractiemiddelen genoemde stoffen aan de volgende algemene en specifieke zuiverheidseisen voldoen:
-
zij mogen geen toxicologisch gevaarlijke hoeveelheden van elementen of stoffen bevatten;
-
zij mogen, afgezien van eventuele uitzonderingsgevallen op grond van de overeenkomstig artikel 4, onder d), vastgestelde specifieke zuiverheidseisen, niet meer dan 1 mg arseen of 1 mg lood per kg bevatten;
-
zij moeten voldoen aan de specifieke overeenkomstig artikel 4, onder d), vastgestelde zuiverheidseisen.
Artikel 4
De Commissie stelt het volgende vast:
-
de wijzigingen van bijlage I die nodig zijn in verband met de vooruitgang van wetenschap en techniek op het gebied van het gebruik van extractiemiddelen, de gebruiksvoorwaarden daarvoor en de maximale restgehalten;
-
de analysemethoden die nodig zijn voor de controle op de naleving van de in artikel 3 bedoelde algemene en specifieke zuiverheidseisen;
-
de bij de monsterneming te volgen procedure en de methoden voor kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de in bijlage I genoemde extractiemiddelen, welke in levensmiddelen en bestanddelen daarvan zijn gebruikt;
-
indien nodig, de specifieke zuiverheidseisen voor de in bijlage I genoemde extractiemiddelen, met name grenswaarden voor kwik en cadmium in oplosmiddelen.
De in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
De in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Indien nodig, worden de in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde maatregelen vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 4, bedoelde urgentieprocedure.