Home

Verordening (EG) n r. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EG) n r. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De interne markt is een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal wordt gewaarborgd. Daartoe is bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn)(3), een uitgebreid communautair systeem voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen ingesteld.

  2. Deze verordening is een bijzondere verordening voor de toepassing van de communautaire typegoedkeuringsprocedure bepaald in Richtlijn 2007/46/EG. Daarom moeten de bijlagen IV, VI, XI en XV bij die richtlijn dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  3. Deze verordening laat de eenstapsgoedkeuringsprocedure en de gemengde typegoedkeuringsprocedure voor voertuigen van artikel 6 van Richtlijn 2007/46/EG onverlet.

  4. De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot diverse veiligheids- en milieuelementen zijn op communautair niveau geharmoniseerd om te voorkomen dat de voorschriften van lidstaat tot lidstaat verschillen en om in de hele Gemeenschap een hoog verkeersveiligheids- en milieubeschermingsniveau te waarborgen.

  5. Deze verordening streeft er daarom eveneens naar het concurrentievermogen van de automobielindustrie van de Gemeenschap te verbeteren en de lidstaten tegelijkertijd in staat te stellen de markt effectief te controleren op het naleven van de gedetailleerde typegoedkeuringsvoorschriften van deze verordening voor wat het in de handel brengen van de producten in kwestie betreft.

  6. Het verdient aanbeveling voorschriften vast te stellen voor zowel de algemene veiligheid van motorvoertuigen als de milieuprestaties van banden, aangezien er bandenspanningscontrolesystemen beschikbaar zijn waarmee tegelijkertijd de veiligheid en de milieuprestaties van banden kunnen worden verbeterd.

  7. Op verzoek van het Europees Parlement is voor de communautaire voertuigwetgeving een nieuwe regelgevingsaanpak toegepast. Bij deze verordening moeten derhalve alleen fundamentele bepalingen over voertuigveiligheid en CO2- en geluidsemissies als gevolg van de banden worden vastgelegd, terwijl de technische specificaties worden vastgesteld bij volgens Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, aangenomen uitvoeringsmaatregelen(4).

  8. In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de specifieke procedures, tests en voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen, onderdelen en technische eenheden vast te stellen; om nauwkeuriger te bepalen welke eigenschappen een afzonderlijke band moet bezitten om als „band voor speciaal gebruik”, „professionele terreinband”, „versterkte band”, „band met een hoger draagvermogen”, „winterband”, „reserveband voor tijdelijk gebruik van het T-type” of „tractieband” te worden gedefinieerd; om specifieke veiligheidsvoorschriften vast te stellen voor voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg in of tussen de lidstaten; om bepaalde voertuigen of klassen van voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 vrij te stellen van de verplichting met een geavanceerd noodremsysteem en/of een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook te worden uitgerust; om de grenswaarden voor de rolweerstand en het rolgeluid van banden als gevolg van veranderingen in de testprocedures te wijzigen, zonder het niveau van de bescherming van het milieu te verlagen; om regels vast te leggen voor de procedure voor het bepalen van de geluidsniveaus van banden; om de verkoopperiode in te korten voor banden die niet in overeenstemming zijn met de nieuwe voorschriften als bepaald in deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan, en om bijlage IV aan te passen teneinde daarin de reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE-reglementen) op te nemen die verplicht zijn krachtens Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen(5). Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft die ten doel hebben niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door deze verordening aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

  9. In aanvulling op haar lopende initiatief voor de opstelling van een wegindelingssysteem, moet de Commissie binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening een voorstel indienen over de classificatie van de EU-wegen op basis van geluidsbelasting; deze classificatie dient ter aanvulling van het in kaart brengen van de geluidsbelasting van het gemotoriseerde verkeer, met als doel adequate prioriteiten en wegdekvoorschriften vast te stellen en maximumdrempels vast te leggen voor de geluidsbelasting op wegen.

  10. De technische vooruitgang op het gebied van geavanceerde voertuigveiligheidssystemen biedt nieuwe mogelijkheden om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen. Om het aantal slachtoffers zoveel mogelijk terug te dringen, moeten sommige van deze relevante nieuwe technologieën worden ingevoerd.

  11. Het verplichte en consequente gebruik van banden met lage rolweerstand en van geavanceerde technologieën voor het vervaardigen van banden is van cruciaal belang om het aandeel van het wegverkeer in de uitstoot van broeikasgassen in de transportsector te verkleinen, terwijl het tegelijkertijd bevorderlijk is voor de innovatie, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de automobielindustrie van de Gemeenschap.

  12. Om de typegoedkeuringswetgeving conform de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau CARS 21 in zijn eindverslag te vereenvoudigen, is het aangewezen diverse richtlijnen in te trekken, zonder daarmee het beschermingsniveau van de weggebruikers te verminderen. De voorschriften van die richtlijnen moeten worden opgenomen in deze verordening en waar nodig worden vervangen door verwijzingen naar de overeenkomstige VN/ECE-reglementen, zoals opgenomen in het Gemeenschapsrecht overeenkomstig Besluit 97/836/EG. Om de administratieve belasting als gevolg van de typegoedkeuringsprocedure te verminderen, moet aan automobielfabrikanten de mogelijkheid worden geboden om in voorkomend geval typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening te verwerven door een goedkeuring te verkrijgen overeenkomstig het toepasselijke VN/ECE-reglement als opgenomen in bijlage IV bij deze verordening.

  13. Het is wenselijk dat voertuigen zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de inzittenden en andere weggebruikers zo min mogelijk risico’s op verwondingen lopen. Daartoe moeten de fabrikanten ervoor zorgen dat hun voertuigen voldoen aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan. Deze bepalingen moeten onder meer voorschriften omvatten met betrekking tot de integriteit van de voertuigstructuur, systemen om de bestuurder de controle over zijn voertuig te helpen behouden, systemen om de bestuurder een groter gezichtsveld te bieden en hem informatie over de staat van het voertuig en de omgeving te verstrekken, verlichtingssystemen, beschermingssystemen voor inzittenden, de buitenkant en de accessoires van het voertuig, de massa en de afmetingen van het voertuig, banden en geavanceerde voertuigsystemen en tal van andere zaken. Bovendien moeten voertuigen al naargelang het geval voldoen aan specifieke bepalingen, zoals die voor voertuigen voor het vervoer van bepaalde goederen en de aanhangwagens daarvan of voor bussen gelden.

  14. Bij de vaststelling van het tijdschema voor de invoering van specifieke nieuwe voorschriften voor de typegoedkeuring van voertuigen moet rekening worden gehouden met de technische uitvoerbaarheid van die voorschriften. In het algemeen moeten de voorschriften aanvankelijk alleen gelden voor nieuwe voertuigtypen. Aan bestaande voertuigtypen dient een extra termijn te worden gegund om aan de voorschriften te voldoen. Voorts moet de verplichte installatie van bandenspanningscontrolesystemen aanvankelijk alleen voor personenauto’s en de verplichte installatie van andere geavanceerde veiligheidsvoorzieningen aanvankelijk alleen voor vrachtwagens gelden.

  15. De Commissie moet voortgaan met de evaluatie van de technische en economische uitvoerbaarheid en de commerciële rijpheid van andere geavanceerde veiligheidsvoorzieningen. Uiterlijk op 1 december 2012, en elke drie jaar daarna, moet zij daarover een verslag indienen, zo nodig met inbegrip van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

  16. De Commissie moet onderzoeken of het haalbaar is de verplichte installatie van bandenspanningscontrolesystemen, waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook en geavanceerde noodremsystemen uit te breiden naar andere voertuigcategorieën en, waar nodig, een wijziging van deze verordening voorstellen.

  17. De Commissie moet onderzoeken of het haalbaar is strengere voorschriften met betrekking tot de bandengrip op nat wegdek te formuleren, en, waar nodig, een wijziging van deze verordening voorstellen. De lidstaten moeten zorgen voor een doeltreffend toezicht op de markt.

  18. Een optimaal effect van de verhoging van de veiligheid, vermindering van CO2-emissies en vermindering van het verkeerslawaai kan alleen worden bereikt in combinatie met een etiketteringsysteem voor banden dat tot doel heeft de consument te informeren over de prestaties van banden.

  19. Het verdient aanbeveling de maatregelen uit te voeren die in de mededeling van de Commissie van 7 februari 2007 getiteld „Resultaten van de herziening van de communautaire strategie om de CO2-uitstoot van personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen te verminderen”, werden aangekondigd en die erop gericht zijn de CO2-emissies als gevolg van de banden te verminderen. Deze vermindering moet worden bereikt door een combinatie van banden met lage rolweerstand en het gebruik van bandenspanningscontrolesystemen. Tegelijkertijd is het ook wenselijk voorschriften om het rolgeluid van banden te verminderen alsook voorschriften vast te stellen inzake de grip op nat wegdek om de handhaving van veiligheidsniveaus voor banden te waarborgen. In het tijdschema voor de uitvoering ervan moet rekening worden gehouden met de omvang van de problemen om aan al deze voorschriften te voldoen. Vooral gezien de moeilijkheid om aan de voorschriften inzake rolgeluid te voldoen en rekening houdend met de tijd die de industrie nodig heeft om bestaande bandenproductielijnen te vervangen, dient voor de voorschriften inzake rolgeluid met betrekking tot nieuwe banden van bestaande typen een langere uitvoeringstermijn te worden vastgesteld.

  20. Sommige categorieën banden, waaronder professionele terreinbanden waarvoor een snelheidsbeperking geldt en banden die alleen bestemd zijn voor voertuigen die vóór 1990 zijn geregistreerd, worden waarschijnlijk in zeer geringe hoeveelheden geproduceerd. Daarom is het passend deze categorieën banden van bepaalde voorschriften van deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan vrij te stellen, indien die voorschriften onverenigbaar zijn met het gebruik van de banden of tot onevenredige extra lasten leiden.

  21. Wat coverbanden betreft, moet de Commissie een grondige evaluatie uitvoeren van deze sector, waarbij alle belanghebbenden worden betrokken, en beoordelen of het regelgevingskader aanpassing behoeft.

  22. Voor een aantal specifieke categorieën van banden moeten uitzonderingen worden gemaakt met betrekking tot sommige grenswaarden voor rolweerstand en rolgeluid, teneinde rekening te houden met hun ontwerp of prestatiekenmerken. Het is met name aangewezen in dergelijke uitzonderingen te voorzien voor banden die zijn ontworpen met het oog op een verbeterde tractie en remprestatie bij hevige sneeuwval.

  23. Banden voor speciaal gebruik worden gebruikt door voertuigen die toegang hebben tot bouw-, houthak- of mijnbouwterreinen en zijn bijgevolg in de eerste plaats ontworpen om beter te presteren op onverharde wegen dan banden die enkel bedoeld zijn voor gebruik op de weg. Met het oog hierop zijn deze banden opgebouwd uit materialen die hen beter beschermen tegen schade dan bij normale banden het geval is, en hebben zij een geblokt loopvlakpatroon. Aangezien deze beide essentiële ontwerpkenmerken ertoe leiden dat banden voor speciaal gebruik meer geluid maken dan normale banden, moet worden toegestaan, dat deze banden meer geluidshinder veroorzaken.

  24. Met elektronische stabiliteitscontrolesystemen, geavanceerde noodremsystemen en waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook kan het aantal verkeersslachtoffers aanzienlijk worden beperkt. Voor dergelijke systemen moet de Commissie dus in overeenstemming met de VN/ECE-reglementen voorschriften vaststellen voor de categorieën van voertuigen waarin de toepassing ervan wenselijk is en waarvoor is aangetoond dat deze voorschriften zullen leiden tot een algemene verhoging van de veiligheid. Alvorens deze voorschriften toepassing kunnen vinden, dient voldoende tijd te worden gegund om uitvoeringsmaatregelen te kunnen vaststellen en om deze complexe technologieën vervolgens te kunnen ontwikkelen en in voertuigen te kunnen toepassen.

  25. Vanaf 2011 voor nieuwe typegoedkeuringen en vanaf 2014 voor nieuwe voertuigen moeten de uitvoeringstermijnen voor de verplichte montage van elektronische stabiliteitscontrolesystemen in zware bedrijfsvoertuigen de data volgen zoals bepaald in deze verordening.

  26. Voordat elektronische stabiliteitscontrolesystemen worden ingevoerd, moet de Commissie maatregelen nemen en campagne voeren om voorlichting te geven over de doeltreffendheid ervan en om de verkoop ervan te bevorderen. Bovendien moet de Commissie de ontwikkeling van de prijzen in het oog houden om te controleren of de prijzen van nieuwe auto’s niet buitenproportioneel stijgen als gevolg van de uitrusting met voorzieningen die aan nieuwe veiligheidsnormen voldoen.

  27. Toekomstige maatregelen die op grond van deze verordening worden voorgesteld of procedures die krachtens deze verordening moeten worden uitgevoerd, moeten voldoen aan de beginselen als door de Commissie uiteengezet in haar mededeling van 7 februari 2007 getiteld „Een regelgevingskader voor een competitieve automobielindustrie in de 21e eeuw”. Met het oog op een betere regulering en vereenvoudiging en teneinde voortdurende actualisering van de communautaire wetgeving op het gebied van technische specificaties te voorkomen, moet in de verordening worden verwezen naar bestaande internationale normen en voorschriften zonder dat deze in het communautaire regelgevingskader volledig worden weergegeven.

  28. Het is belangrijk dat reserveonderdelen voor systemen die onder deze verordening vallen, aan gelijkwaardige veiligheidsvoorschriften en goedkeuringsprocedures worden onderworpen. Er moeten dus maatregelen worden genomen met het oog op de goedkeuring van reserveonderdelen en technische eenheden.

  29. De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op de bepalingen van deze verordening en ervoor zorgen dat deze worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

  30. Deze verordening houdt verband met Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie(6), en met Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken(7). Met name de maatregelen in deze verordening met betrekking tot de reductie van CO2-emissies moeten zoveel mogelijk worden gekoppeld aan de aanvullende maatregelen met het oog op een verdere reductie met 10 g van de CO2-emissies op grond van het streefcijfer van een CO2-uitstoot van 130 g.

  31. De Commissie moet te zijner tijd, in het kader van een meer geïntegreerde aanpak, aanvullende wijzigingen op deze verordening voorstellen of andere voorstellen indienen op basis van een uitgebreide impactbeoordeling van alle mogelijke bijkomende maatregelen die gericht zijn op het bereiken van de gewenste CO2-emissiestreefdoelen, welke beoordeling zich uitstrekt tot alle beschikbare technologieën op de markt, met inbegrip van technologieën ter regulering van de bandenspanning, verbeteringen van het wegdek en andere relevante nieuwe technologieën, alsook voorschriften inzake efficiënte luchtregeling, die reeds een duidelijke invloed hebben of zouden kunnen hebben op de rolweerstand van banden of het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van voertuigen.

  32. Het probleem van de geluidsbelasting op wegen moet op coherente en globale wijze worden aangepakt. ISO 10844 wordt op dit ogenblik herzien in verband met de belangrijke rol van het wegdek in de geluidsbelasting op wegen en moet in deze context worden bezien met het oog op een verdere optimalisering van het wegdek. De lidstaten moeten in het kader van de bestaande ISO-normen meer investeren om de kwaliteit van hun wegdek te verbeteren. Bovendien moet een globaal beleid inzake geluidsemissies worden ontwikkeld voor alle vervoerssystemen, dat naast de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer ook de geluidsbelasting door lucht- en spoorwegvervoer omvat.

  33. Met ingang van de datum waarop de relevante voorschriften van deze verordening van toepassing zijn op nieuwe voertuigen, nieuwe onderdelen en technische eenheden, moeten de volgende richtlijnen derhalve worden ingetrokken:

    • Richtlijn 70/221/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende reservoirs voor vloeibare brandstof en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(8);

    • Richtlijn 70/222/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de plaats en het aanbrengen van de achterste kentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(9);

    • Richtlijn 70/311/EEG van de Raad van 8 juni 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de stuurinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(10);

    • Richtlijn 70/387/EEG van de Raad van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(11);

    • Richtlijn 70/388/EEG van de Raad van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de geluidssignaalinrichting van motorvoertuigen(12);

    • Richtlijn 71/320/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(13);

    • Richtlijn 72/245/EEG van de Raad van 20 juni 1972 betreffende door voertuigenveroorzaakte radiostoring(14) (elektromagnetische compatibiliteit);

    • Richtlijn 74/60/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen(15);

    • Richtlijn 74/61/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de inrichtingen ter beveiliging tegen het gebruik van motorvoertuigen door onbevoegden(16);

    • Richtlijn 74/297/EEG van de Raad van 4 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (gedrag van de stuurinrichting bij botsingen)(17);

    • Richtlijn 74/408/EEG van de Raad van 22 juli 1974 met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunendaarvan in motorvoertuigen(18);

    • Richtlijn 74/483/EEG van de Raad van 17 september 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen(19);

    • Richtlijn 75/443/EEG van de Raad van 26 juni 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de achteruitrij-inrichtingen en de snelheidsmeter van motorvoertuigen(20);

    • Richtlijn 76/114/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de voorgeschreven platen en gegevens, en de plaats en wijze waarop zij op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan moeten worden aangebracht(21);

    • Richtlijn 76/115/EEG van de Raad van 18 december 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen(22);

    • Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(23);

    • Richtlijn 76/757/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende retroflectoren voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(24);

    • Richtlijn 76/758/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(25);

    • Richtlijn 76/759/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende richtingaanwijzers van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(26);

    • Richtlijn 76/760/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de achterkenteken-plaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(27);

    • Richtlijn 76/761/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(28);

    • Richtlijn 76/762/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende voormistlichten voor motorvoertuigen(29);

    • Richtlijn 77/389/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake sleepinrichtingen voor motorvoertuigen(30);

    • Richtlijn 77/538/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de mistlichten achter van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(31);

    • Richtlijn 77/539/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende achteruitrijlichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(32);

    • Richtlijn 77/540/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende parkeerlichten van motorvoertuigen(33);

    • Richtlijn 77/541/EEG van de Raad van 28 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen(34);

    • Richtlijn 77/649/EEG van de Raad van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen(35);

    • Richtlijn 78/316/EEG van de Raad van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)(36);

    • Richtlijn 78/317/EEG van de Raad van 21 december 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen voor het glasoppervlak van motorvoertuigen(37);

    • Richtlijn 78/318/EEG van de Raad van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende ruitenwissers en ruitensproeiers van motorvoertuigen(38);

    • Richtlijn 78/549/EEG van de Raad van 12 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de wielafschermingen van motorvoertuigen(39);

    • Richtlijn 78/932/EEG van de Raad van 16 oktober 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende hoofdsteunen van zitplaatsen van motorvoertuigen(40);

    • Richtlijn 89/297/EEG van de Raad van 13 april 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de zijdelingse afscherming (zijdelingse beschermingsinrichtingen) bij bepaalde motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(41);

    • Richtlijn 91/226/EEG van de Raad van 27 maart 1991 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake opspatafschermingssystemen bij bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(42);

    • Richtlijn 92/21/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende massa’s en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1(43);

    • Richtlijn 92/22/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende veiligheidsruiten en materialen voor ruiten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(44);

    • Richtlijn 92/23/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede betreffende de montage ervan(45);

    • Richtlijn 92/24/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen(46);

    • Richtlijn 92/114/EEG van de Raad van 17 december 1992 betreffende de naar buiten uitstekende delen die zich vóór de achterwand van de cabine van motorvoertuigen van categorie N bevinden(47);

    • Richtlijn 94/20/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 1994 betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van die inrichtingen aan deze voertuigen(48);

    • Richtlijn 95/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake de verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen(49);

    • Richtlijn 96/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1996 betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij zijdelingse botsingen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG(50);

    • Richtlijn 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij frontale botsingen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG(51);

    • Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 1997 betreffende de massa’s en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG(52);

    • Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 1998 betreffende motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(53);

    • Richtlijn 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad(54);

    • Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 78/548/EEG van de Raad(55);

    • Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en van Richtlijn 97/27/EG(56);

    • Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG(57).

  34. Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de voltooiing van de interne markt door de invoering van gemeenschappelijke technische voorschriften betreffende de veiligheid en de milieuprestaties van motorvoertuigen en banden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang ervan beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

Deze verordening stelt voorschriften vast:

  1. voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, wat de veiligheid ervan betreft,

  2. voor de typegoedkeuring van voertuigen ten aanzien van bandenspanningscontrolesystemen, wat de veiligheid, brandstofefficiëntie en CO2-emissies daarvan betreft, en ten aanzien van schakelindicatoren, wat de brandstofefficiëntie en CO2-emissies daarvan betreft, en

  3. voor de typegoedkeuring van nieuw geproduceerde banden, wat de veiligheid, de prestaties op het gebied van rolweerstand en de rolgeluidsemissies daarvan betreft.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op voertuigen van de categorieën M, N en Oen op daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden, zoals gedefinieerd in deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 12 van deze verordening.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities in artikel 3 van Richtlijn 2007/46/EG.

Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

    1. „elektronische stabiliteitscontrole” :
    een elektronische controlefunctie voor een voertuig die de dynamische stabiliteit van het voertuig verbetert;
    2. „klasse I-voertuig van categorie M2 of M3 ” :
    een voertuig van categorie M2 of M3 met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers frequent kunnen in- en uitstappen;
    3. „klasse A-voertuig van categorie M2 of M3 ” :
    een voertuig van categorie M2 of M3 met een capaciteit van 22 passagiers of minder, de bestuurder niet meegerekend, ontworpen voor het vervoer van staande passagiers, dat over zitplaatsen en voorzieningen voor staande passagiers beschikt;
    4. „waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook” :
    een systeem om de bestuurder te waarschuwen wanneer zijn voertuig de rijstrook onbedoeld verlaat;
    5. „geavanceerd noodremsysteem” :
    een systeem dat automatisch een noodsituatie kan detecteren en het remsysteem van het voertuig kan activeren om het voertuig af te remmen teneinde een botsing te vermijden of te verzachten;
    6. „belastingsindex” :
    één of twee getallen die de belasting aangeven die de band bij enkele montage of bij enkele en dubbele montage kan dragen bij de snelheid die overeenkomt met de bijbehorende snelheidscategorie en bij gebruik volgens de voorschriften van de fabrikant;
    7. „bandenspanningscontrolesysteem” :
    een op een voertuig gemonteerd systeem dat de bandenspanning of de variatie ervan in de tijd kan meten en de bestuurder daarover informatie kan verstrekken terwijl het voertuig rijdt;
    8. „band voor speciaal gebruik” :
    een band die bestemd is voor gemengd gebruik op zowel verharde als onverharde wegen of voor andere specifieke doeleinden;
    9. „professionele terreinband” :
    een band voor speciaal gebruik die voornamelijk wordt gebruikt in moeilijke omstandigheden op onverharde wegen;
    10. „versterkte band” of „band met een hoger draagvermogen” :
    een luchtbandstructuur van categorie C1 waarin het karkas van de band is ontworpen om een zwaardere lading te dragen dan een overeenkomstige standaardband;
    11. „winterband” :
    een band waarvan het loopvlakpatroon, de samenstelling van het loopvlak of de structuur in de eerste plaats is ontworpen om een voertuig op sneeuw beter te laten optrekken of rijden dan met een normale band;
    12. „reserveband voor tijdelijk gebruik van het T-type” :
    een reserveband voor tijdelijk gebruik die bestemd is om te worden gebruikt bij een bandenspanning die hoger is dan die welke voor normale en versterkte banden is vastgesteld;
    13. „tractieband” :
    een band van klasse C2 of C3 met het opschrift „M + S”, „M.S.” of „M&S” die bestemd is voor montage op de aangedreven as(sen) van een voertuig;
    14. „onbeschermde weggebruiker” :
    voetgangers, fietsers en motorrijders;
    15. „schakelindicator” :
    een zichtbare indicator die de bestuurder adviseert te schakelen;
    16. „handgeschakelde versnellingsbak” :
    een versnellingsbak die zo kan worden bediend dat het schakelen tussen alle of bepaalde versnellingen steeds het onmiddellijke gevolg is van een handeling van de bestuurder, ongeacht de praktische uitvoering ervan; onder deze definitie vallen geen systemen waarbij de bestuurder enkel vooraf een bepaalde schakelstrategie kan selecteren of het aantal beschikbare versnellingen kan beperken, en waarbij het eigenlijke schakelen onafhankelijk van het besluit van de bestuurder, op basis van bepaalde rijpatronen, geschiedt.

HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN FABRIKANTEN

Artikel 4 Algemene verplichtingen

Artikel 5 Algemene voorschriften en tests

Artikel 6 Specifieke voorschriften voor bepaalde voertuigen van de categorieën N en O

Artikel 7 Specifieke voorschriften voor voertuigen van de categorieën M2 en M3

Artikel 8 Classificatie van banden

Artikel 9 Specifieke bepalingen voor voertuigbanden, de montage van banden en bandenspanningscontrolesystemen

Artikel 10 Geavanceerde voertuigsystemen

Artikel 11 Schakelindicatoren

Artikel 12 Elektronische stabiliteitscontrolesystemen

HOOFDSTUK III VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN

Artikel 13 Typegoedkeuring van voertuigen, onderdelen en technische eenheden

HOOFDSTUK IV UITVOERING

Artikel 14 Uitvoeringsmaatregelen

Artikel 15 Comitéprocedure

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Sancties

Artikel 17 Verslaglegging

Artikel 18 Wijzigingen van Richtlijn 2007/46/EG

Artikel 19 Intrekking

Artikel 20 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

Aanhangsel

BIJLAGE V