Home

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Doelstelling en werkingssfeer

1.

In deze verordening worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

2.

Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen die bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit dienen te zijn van een visum op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld(1), zulks onverminderd:

  1. de rechten van vrij verkeer die worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden van burgers van de Unie zijn;

  2. de gelijkwaardige rechten die worden genoten door onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie en hun gezinsleden.

3.

In deze verordening wordt tevens de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum, als uitzondering op het beginsel van vrije doorreis als omschreven in bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart, en worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van lidstaten.

4.

Bij de toepassing van deze verordening handelen de lidstaten met volledige inachtneming van het Unierecht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In overeenstemming met de algemene beginselen van het Unierecht worden beslissingen over aanvragen die overeenkomstig deze verordening worden genomen, op individuele basis genomen.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag;

  2. „visum”: een door een lidstaat afgegeven machtiging tot:

    1. een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, of

    2. doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van de lidstaten;

  3. „eenvormig visum”: een visum dat geldig is voor het gehele grondgebied van de lidstaten;

  4. „visum met territoriaal beperkte geldigheid”: een visum dat geldig is voor het grondgebied van een of meer lidstaten, maar niet van alle lidstaten;

  5. „luchthaventransitvisum”: een visum dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of meer luchthavens van de lidstaten;

  6. „visumsticker”: het uniforme visummodel in de zin van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel(2);

  7. „erkend reisdocument”: een reisdocument dat krachtens Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad(3) door een of meer lidstaten wordt erkend voor het overschrijden van de buitengrenzen en het aanbrengen van visa;

  8. „afzonderlijk blad waarop een visum kan worden aangebracht”: het uniforme model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van reisdocumenten die niet worden erkend door de lidstaat die het blad opstelt dat is bedoeld in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend(4);

  9. „consulaat”: een diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die gemachtigd is tot het afgeven van visa, met aan het hoofd een beroepsconsulaire ambtenaar in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen;

  10. „aanvraag”: een aanvraag voor een visum;

  11. „commerciële bemiddelaar”: particulier administratiekantoor, vervoersonderneming of reisbureau (touroperator of wederverkoper);

  12. „zeevarende”: een persoon die in enige hoedanigheid werkzaam is, is gecontracteerd of werkzaamheden verricht aan boord van een schip in de zeevaart of een schip dat internationale binnenwateren bevaart;

  13. „elektronische handtekening”: een elektronische handtekening zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad(5).

TITEL II LUCHTHAVENTRANSITVISUM

Artikel 3 Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens

1.

Onderdanen van de derde landen die op de lijst in bijlage IV vermeld staan, moeten in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten reizen.

2.

In urgente gevallen van massale toestroom van illegale immigranten kunnen individuele lidstaten verlangen dat onderdanen van andere dan de in lid 1 bedoelde derde landen in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op hun grondgebied reizen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit in die zin vóór het van kracht wordt, alsook van de intrekking van de transitvisumplicht voor luchthavens.

3.

De kennisgevingen worden jaarlijks geëvalueerd door het in artikel 52, lid 1, bedoelde comité met het oog op de plaatsing van het betrokken derde land op de lijst van bijlage IV.

4.

Indien het derde land niet op de lijst vastgelegd in bijlage IV wordt geplaatst, kan de betrokken lidstaat de transitvisumplicht voor luchthavens handhaven, indien wordt voldaan aan de in lid 2 gestelde voorwaarden, of deze afschaffen.

5.

De volgende categorieën personen zijn vrijgesteld van de in de leden 1 en 2 omschreven transitvisumplicht voor luchthavens:

  1. houders van een door een lidstaat afgegeven geldig eenvormig visum, geldig nationaal visum voor lang verblijf of geldige verblijfsvergunning;

  2. onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel die is afgegeven door een lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening of door een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, of onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel zoals vermeld op de lijst in bijlage V, die is afgegeven door Andorra, Canada, Japan, San Marino of de Verenigde Staten van Amerika en de onvoorwaardelijke overname van de houder garandeert, of die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel voor een of meer van de landen en gebieden overzee van het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba);

  3. onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig visum voor een lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening, of voor een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, of voor Canada, Japan of de Verenigde Staten van Amerika, of houders van een geldig visum voor een of meer van de landen en gebieden overzee van het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba), wanneer zij reizen naar het land van afgifte of naar een ander derde land, of wanneer zij op terugreis zijn van het land van afgifte, na gebruik van het visum;

  4. gezinsleden van burgers van de Unie, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a);

  5. houders van diplomatieke paspoorten;

  6. vliegtuigbemanningsleden die onderdaan zijn van een staat die partij is bij het Verdrag van Chicago inzake de Internationale Burgerluchtvaart.

TITEL III PROCEDURES EN VOORWAARDEN VOOR DE AFGIFTE VAN VISA

HOOFDSTUK I Bij de aanvraagprocedures betrokken autoriteiten

Artikel 4 Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures kunnen worden betrokken

Artikel 5 Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen bevoegde lidstaat

Artikel 6 Consulaire territoriale bevoegdheid

Artikel 7 Bevoegdheid tot afgifte van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden

Artikel 8 Vertegenwoordigingsregelingen

HOOFDSTUK II Aanvraag

Artikel 9 Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag

Artikel 10 Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag

Artikel 11 Aanvraagformulier

Artikel 12 Reisdocument

Artikel 13 Biometrische kenmerken

Artikel 14 Bewijsstukken

Artikel 15 Medische reisverzekering

Artikel 16 Visumleges

Artikel 17 Dienstverleningskosten

HOOFDSTUK III Onderzoeken van en nemen van beslissingen over aanvragen

Artikel 18 Vaststelling van de bevoegdheid van het consulaat

Artikel 19 Ontvankelijkheid

Artikel 20 Stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk is

Artikel 21 Controle van de voorwaarden voor binnenkomst en risicobeoordeling

Artikel 22 Voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van andere lidstaten

Artikel 23 Beslissing over de aanvraag

HOOFDSTUK IV Visumafgifte

Artikel 24 Afgifte van een eenvormig visum

Artikel 25 Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid

Artikel 25 bis Samenwerking op het gebied van overname

Artikel 26 Afgifte van een luchthaventransitvisum

Artikel 27 Invullen van de visumsticker

Artikel 28 Ongeldig maken van een ingevulde visumsticker

Artikel 29 Aanbrengen van een visumsticker

Artikel 30 Aan een afgegeven visum verbonden rechten

Artikel 31 Informatie aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten

Artikel 32 Weigering van een visum

HOOFDSTUK V Wijziging van een afgegeven visum

Artikel 33 Verlenging

Artikel 34 Nietigverklaring en intrekking

HOOFDSTUK VI Aan de buitengrenzen afgegeven visa

Artikel 35 Aan de buitengrenzen aangevraagde visa

Artikel 36 Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan transiterende zeevarenden

TITEL IV ADMINISTRATIEF BEHEER EN ORGANISATIE

Artikel 37 Organisatie van de visumafdelingen

Artikel 38 Middelen voor de behandeling van aanvragen en het toezicht op de visumprocedures

Artikel 39 Gedrag van het personeel

Artikel 40 Consulaire organisatie en samenwerking

Artikel 42 Beroep op honorair consuls

Artikel 43 Samenwerking met externe dienstverleners

Artikel 44 Versleuteling en beveiligde doorgifte van gegevens

Artikel 45 Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars

Artikel 46 Opstelling van statistieken

Artikel 47 Publieksvoorlichting

TITEL V PLAATSELIJKE SCHENGENSAMENWERKING

Artikel 48 Plaatselijke Schengensamenwerking tussen de consulaten van de lidstaten

TITEL VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 49 Bepalingen betreffende de Olympische en Paralympische Spelen

Artikel 51 Instructies voor de praktische toepassing van deze verordening

Artikel 51 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 52 Comitéprocedure

Artikel 53 Kennisgeving

Artikel 54 Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008

Artikel 56 Intrekkingen

Artikel 57 Monitoring en evaluatie

Artikel 58 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE X

BIJLAGE XI

HOOFDSTUK I Doel en definities
HOOFDSTUK II Afgifte van visa
HOOFDSTUK III Algemene en slotbepalingen

BIJLAGE XII

BIJLAGE XIII

BIJLAGEN