Home

Verordening (EG) n r. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (gecodificeerde versie)

Verordening (EG) n r. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (gecodificeerde versie)

2009R1215 — NL — 03.12.2013 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 1215/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie

(gecodificeerde versie)

(PB L 328, 15.12.2009, p.1)

Gewijzigd bij:




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 1215/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie

(gecodificeerde versie)



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft besloten dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen op de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering.

(3)

De verwachting is dat een voortgezette openstelling van de communautaire markt voor invoer vanuit de landen op de westelijke Balkan tot het proces van politieke en economische stabilisering in de regio zal bijdragen zonder dat dit nadelige gevolgen voor de Gemeenschap heeft.

(4)

Het is derhalve dienstig de autonome handelspreferenties van de Gemeenschap verder te verbeteren door alle resterende tariefplafonds voor industrieproducten af te schaffen en de toegang tot de communautaire markt voor landbouwproducten, waaronder verwerkte landbouwproducten en visserijproducten, verder te verbeteren.

(5)

Deze maatregelen worden voorgesteld als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie om tegemoet te komen aan de specifieke situatie op de westelijke Balkan. Zij zullen geen precedent vormen voor het communautaire handelsbeleid van de Gemeenschap met andere derde landen.

(6)

Overeenkomstig het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dat gebaseerd is op de Regionale Aanpak en de conclusies van de Raad van 29 april 1997, zijn aan de ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen op de westelijke Balkan bepaalde voorwaarden verbonden. De toekenning van autonome handelspreferenties is afhankelijk van de eerbiediging van democratische grondbeginselen en de rechten van de mens alsook de bereidheid van de betrokken landen om onderling economische betrekkingen te ontwikkelen. De toekenning van verbeterde autonome handelspreferenties aan landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dient te worden gekoppeld aan hun bereidheid tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met de desbetreffende GATT/WTO-normen. Voorwaarde voor de toekenning van autonome handelspreferenties is dat de begunstigden een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de Gemeenschap aangaan ter voorkoming van fraude.

(7)

Handelspreferenties kunnen slechts worden toegekend aan landen of gebieden die een douaneadministratie hebben.

(8)

Bosnië-Herzegovina, Servië en Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 1999, onder internationaal burgerlijk bestuur van de VN-missie in Kosovo (UNMIK), hierna „Kosovo” genoemd, voldoen aan deze voorwaarden en om ongelijke behandeling in de regio te vermijden, dienen aan al deze landen identieke handelspreferenties te worden toegekend.

(9)

De handelsmaatregelen waarin deze verordening voorziet, dienen er rekening mee te houden dat Servië en Kosovo elk een afzonderlijk douanegebied vormen.

(10)

De Gemeenschap heeft met Servië een overeenkomst inzake de handel in textielproducten gesloten (3).

(11)

Albanië, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro blijven uitsluitend in aanmerking komen voor de toepassing van deze verordening voor zover deze verordening voorziet in concessies die gunstiger zijn dan de concessies in de contractuele regelingen tussen de Gemeenschap en die landen.

(12)

Voor de vaststelling van de oorsprong en voor de administratieve samenwerking moeten de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (4) worden toegepast.

(13)

Ter wille van de doelmatigheid en vereenvoudiging is het dienstig te bepalen dat de Commissie, na raadpleging van het Comité Douanewetboek en onverminderd de in deze verordening vastgelegde bijzondere procedures, alle noodzakelijke veranderingen en technische wijzigingen in deze verordening mag aanbrengen.

(14)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(15)

De in deze verordening vervatte invoerregelingen moeten worden hernieuwd op basis van de door de Raad vastgestelde voorwaarden en in het licht van de ervaringen bij de toekenning ervan op grond van deze verordening. De duur van deze regelingen dient derhalve tot 31 december 2010 te worden beperkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



▼M1

Artikel 1

Preferentiële regelingen

1. Onverminderd de bijzondere bepalingen in artikel 3 gelden voor producten van oorsprong uit het douanegebied van Kosovo, andere dan die welke onder de posten 0102, 0201, 0202, 0301, 0302, 0303, 0304, 0305, 1604, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, bij invoer in de EU geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking noch douanerechten en heffingen van gelijke werking.

2. Producten van oorsprong uit Albanië, Bosnië en Herzegovina ►M2 —————, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro of Servië blijven onder de bepalingen van deze verordening vallen wanneer dat wordt vermeld. Deze producten genieten tevens elke door deze verordening voorziene concessie die gunstiger is dan die, welke is toegekend uit hoofde van bilaterale overeenkomsten tussen de Unie en deze landen.

▼B

Artikel 2

Voorwaarden voor preferentiële regelingen

1. Het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferentiële regelingen is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

▼M1

a)de bepalingen betreffende de oorsprong in deel I, titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 moeten in acht zijn genomen,

▼B

b)de in artikel 1 genoemde landen en gebieden stellen na 30 september 2000 geen nieuwe douanerechten of heffingen van gelijke werking dan wel nieuwe kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking vast voor de invoer van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, verhogen de bestaande douanerechten of heffingen niet en voeren geen andere beperkingen in, en

c)de begunstigden gaan over tot een daadwerkelijke administratieve samenwerking ter voorkoming van fraude.

2. Het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferenties is, onverminderd de in lid 1 vermelde voorwaarden, afhankelijk van de bereidheid van de begunstigde landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT-overeenkomst van 1994 en andere toepasselijke WTO-bepalingen.

Bij niet-naleving hiervan kan de Raad bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie passende maatregelen nemen.

▼M1

3. Bij niet-naleving door een land of gebied van lid 1 of 2, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen het recht van de betrokken landen en gebieden op de voordelen van deze verordening volledig of gedeeltelijk opschorten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 3

Landbouwproducten — tariefcontingenten

1. Voor bepaalde, in bijlage I vermelde visserijproducten en wijn van oorsprong uit de in artikel 1 genoemde landen en gebieden, worden de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap geschorst gedurende de perioden, op het niveau en binnen de grenzen van de communautaire tariefcontingenten en volgens de voorwaarden die voor ieder product en iedere oorsprong in die bijlage zijn vastgesteld.

▼M1

2. De douanerechten die gelden bij invoer in de EU van de in bijlage II omschreven „baby beef”-producten van oorsprong uit het douanegebied van Kosovo, bedragen 20 % van het ad-valoremrecht en 20 % van het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde specifieke recht, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 475 t geslacht gewicht.

Elk verzoek tot invoer binnen dit contingent moet vergezeld gaan van een door de bevoegde instanties van het gebied van uitvoer afgegeven certificaat van echtheid, waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het betrokken gebied en aan de omschrijving in bijlage II bij deze verordening voldoen. Dat certificaat wordt door de Commissie vastgesteld via uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1 —————

▼M1

4. Onverminderd de andere bepalingen van deze verordening, en met name artikel 10, kan de Commissie, gezien de bijzondere gevoeligheid van de landbouw- en visserijmarkten, door middel van uitvoeringshandelingen passende maatregelen vaststellen indien de invoer van landbouw- en visserijproducten een ernstige verstoring van de markten van de Unie en de regulerende mechanismen daarvan veroorzaakt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 4

Toepassing van de tariefcontingenten voor „baby beef”

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels voor de toepassing van het tariefcontingent voor „baby beef”-producten vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 5

Beheer van de tariefcontingenten

De in artikel 3, lid 1, van deze verordening, bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

De verbindingen die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie bestaan, geschieden zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.

Artikel 6

Toegang tot de tariefcontingenten

Elke lidstaat draagt ervoor zorg dat de importeurs zolang het saldo van de betrokken contingenten zulks toelaat in gelijke mate en zonder onderbreking toegang tot de tariefcontingenten hebben.

▼M1

Artikel 7

Overdracht van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)de nodige wijzigingen en technische aanpassingen aan de bijlagen I en II naar aanleiding van wijzigingen in de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdelingen;

b)de nodige aanpassingen als gevolg van de sluiting van andere overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de in artikel 1 genoemde landen en gebieden.

▼M1

Artikel 7 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

▼M3

2. De in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vijf jaar, met ingang van 3 december 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met perioden van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een periode tegen deze verlenging verzet.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

▼M1

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomst artikel 7 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen de een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼M1

Artikel 8

Comitéprocedure

1. Voor de toepassing van de artikelen 2 en 10 wordt de Commissie bijgestaan door het Uitvoeringscomité Westelijke Balkan. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (6).

2. Voor de toepassing van artikel 3, lid 4, wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling (7). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

3. Voor de toepassing van artikel 3, lid 2 en artikel 4 wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 195, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (8). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼B

Artikel 9

Samenwerking

De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om te verzekeren dat deze verordening, en met name artikel 10, lid 1, wordt nageleefd.

Artikel 10

Tijdelijke schorsing

1. Wanneer de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, of dat de in artikel 1 genoemde landen en gebieden niet de vereiste administratieve medewerking verlenen voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, dat hun uitvoer naar de Gemeenschap een scherpe stijging vertoont die hun normale productieniveau en uitvoercapaciteit overstijgt, of dat zij artikel 2, lid 1, overtreden, kan zij maatregelen nemen om de bij deze verordening vastgestelde regelingen voor een periode van drie maanden geheel of ten dele te schorsen, mits zij vooraf:

▼M1

a)het Uitvoeringscomité Westelijke Balkan heeft ingelicht;

▼B

b)de lidstaten ertoe heeft opgeroepen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen en/of de begunstigde landen en gebieden ertoe te brengen artikel 2, lid 1, na te leven;

c)in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht heeft bekendgemaakt waarin wordt medegedeeld dat er gegronde twijfel bestaat over de toepassing van de preferentiële regelingen en/of de naleving van de bepalingen in artikel 2, lid 1, door het betrokken begunstigde land of gebied, waardoor twijfel wordt opgeroepen over het recht van dit land of gebied verder voor de voordelen van deze verordening in aanmerking te komen.

▼M1

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden vastgesteld via uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼M1 —————

▼M1

3. Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie de voorlopige schorsing te beëindigen of de schorsing overeenkomstig lid 1 te verlengen.

▼B

Artikel 11

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2007/2000 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 12

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼M1

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2015.

De in deze verordening toegekende preferenties komen geheel of gedeeltelijk te vervallen in gevallen waarin zij niet zouden zijn toegestaan op grond van een door de WTO verleende ontheffing. Zij gelden niet meer vanaf de dag waarop de ontheffing vervalt. De Commissie zal tijdig genoeg een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie publiceren om de marktdeelnemers en de bevoegde instanties daarvan in kennis te stellen. In het bericht zal worden gespecificeerd welke in deze verordening toegekende preferenties niet meer gelden en vanaf welke datum dat het geval is.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M3




BIJLAGE I

TARIEFCONTINGENTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 1

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur (GN) wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben aangezien in het kader van deze bijlage het preferentiestelsel wordt bepaald door de GN-codes. Indien ex GN-codes worden gegeven, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.



Volgnr.

GN-code

Omschrijving

Jaarlijkse omvang van het contingent (1)

Begunstigden

Recht

09.1571

0301 91 10

0301 91 90

0302 11 10

0302 11 20

0302 11 80

0303 14 10

0303 14 20

0303 14 90

0304 42 10

0304 42 50

0304 42 90

ex030452 00

0304 82 10

0304 82 50

0304 82 90

ex030499 21

ex030510 00

ex030539 90

0305 43 00

ex030559 80

ex030569 80

Forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster): levend; vers of gekoeld; bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

15 ton

Douanegebied van Kosovo

0 %

09.1573

0301 93 00

0302 73 00

0303 25 00

ex030439 00

ex030451 00

ex030469 00

ex030493 90

ex030510 00

ex030531 00

ex030544 90

ex030559 80

ex030564 00

Karper (Cyprinus carpio, Carassius carassius, Ctenopharyngodon idellus, Hypophthalmichthys spp., Cirrhinus spp., Mylopharyngodon piceus): levend; vers of gekoeld; bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

20 ton

Douanegebied van Kosovo

0 %

09.1575

ex030199 85

0302 85 10

0303 89 50

ex030449 90

ex030459 90

ex030489 90

ex030499 99

ex030510 00

ex030539 90

ex030549 80

ex030559 80

ex030569 80

Zeebrasem (Dentex dentex en Pagellus spp.): levend; vers of gekoeld; bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

45 ton

Douanegebied van Kosovo

0 %

09.1577

ex030199 85

0302 84 10

0303 84 10

ex030449 90

ex030459 90

ex030489 90

ex030499 99

ex030510 00

ex030539 90

ex030549 80

ex030559 80

ex030569 80

Zeebaars (Dicentrarchus labrax): levend; vers of gekoeld; bevroren, gedroogd; gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

30 ton

Douanegebied van Kosovo

0 %

09.1530

ex220421 93

ex220421 94

ex220421 95

ex220421 96

ex220421 97

ex220421 98

ex220429 93

ex220429 94

ex220429 95

ex220429 96

ex220429 97

ex220429 98

Wijn van verse druiven met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 15 % vol, andere dan mousserende wijn

30 000 hl

Albanië (2), Bosnië en Herzegovina (3), de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4), Montenegro (5), Servië (6) of het douanegebied van Kosovo (7)

Vrijstelling

09.1560

ex220421 93

ex220421 94

ex220421 95

ex220421 96

ex220421 97

ex220421 98

ex220429 93

ex220429 94

ex220429 95

ex220429 96

ex220429 97

ex220429 98

Wijn van verse druiven met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 15 % vol, andere dan mousserende wijn

20 000 hl

Douanegebied van Kosovo

Vrijstelling

(1)Totale omvang per tariefcontingent voor invoer van oorsprong uit de begunstigde landen.

(2)Voor wijn van oorsprong uit Albanië geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het wijnprotocol met Albanië zijn opgebruikt. Dit afzonderlijke contingent is geopend onder de volgnummers 09.1512 en 09.1513.

(3)Voor wijn van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het wijnprotocol met Bosnië en Herzegovina zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1528 en 09.1529.

(4)Voor wijn van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geldt de toegang tot dit algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het aanvullend wijnprotocol met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1558 en 09.1559.

(5)Voor wijn van oorsprong uit Montenegro geldt de toegang tot dit algemene tariefcontingent pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het wijnprotocol met Montenegro zijn opgebruikt. Dit afzonderlijke tariefcontingent is geopend onder volgnummer 09.1514.

(6)Voor wijn van oorsprong uit Servië geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het wijnprotocol met Servië zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1526 en 09.1527.

(7)Voor wijn van oorsprong uit het douanegebied van Kosovo geldt de toegang tot de algemene tariefcontingenten pas nadat de tariefcontingenten in deze verordening zijn opgebruikt. Dit afzonderlijke tariefcontingent is geopend onder volgnummer 09.1560.

▼B




BIJLAGE II

Omschrijving van de in artikel 3, lid 2, bedoelde „baby beef”-producten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding „ex”, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.



GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Levende runderen:

– andere:

– – huisdieren:

– – – met een gewicht van meer dan 300 kg:

– – – – vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

ex010290 51

– – – – – slachtvaarzen:

10

– nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 320 kg of meer doch niet meer dan 470 kg (1)

ex010290 59

– – – – – andere:

11

21

31

91

– nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 320 kg of meer doch niet meer dan 470 kg (1)

– – – – andere:

ex010290 71

– – – – – slachtdieren:

10

– stieren en ossen, nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 350 kg of meer doch niet meer dan 500 kg (1)

ex010290 79

– – – – – andere:

21

91

– stieren en ossen, nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 350 kg of meer doch niet meer dan 500 kg (1)

Vlees van runderen, vers of gekoeld:

ex020110 00

– hele en halve dieren:

91

– hele dieren met een gewicht van 180 kg of meer doch niet meer dan 300 kg en halve dieren met een gewicht van 90 kg of meer doch niet meer dan 150 kg, met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de schaambeenverbinding en de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

– andere delen, met been:

ex020120 20

– – „compensated quarters”:

91

– „compensated quarters” met een gewicht van 90 kg of meer doch niet meer dan 150 kg, met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de schaambeenverbinding en de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

ex020120 30

– – voorvoeten en voorspannen:

91

– voorvoeten met een gewicht van 45 kg of meer doch niet meer dan 75 kg, met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

ex020120 50

– – achtervoeten en achterspannen:

91

– achtervoeten met een gewicht van 45 kg of meer doch niet meer dan 75 kg (welk gewicht 38 kg of meer doch niet meer dan 68 kg bedraagt wanneer het de zogenaamde „Pistola”-versnijding betreft) met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

(1)Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen.




BIJLAGE III



Ingetrokken verordening

met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad

(PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2563/2000 van de Raad

(PB L 295 van 23.11.2000, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2487/2001 van de Commissie

(PB L 335 van 19.12.2001, blz. 9).

Verordening (EG) nr. 607/2003 van de Commissie

(PB L 86 van 3.4.2003, blz. 18).

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 374/2005 van de Raad

(PB L 59 van 5.3.2005, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 1282/2005 van de Commissie

(PB L 203 van 4.8.2005, blz. 6).

Verordening (EG) nr. 1946/2005 van de Raad

(PB L 312 van 29.11.2005, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 530/2007 van de Raad

(PB L 125 van 15.5.2007, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 407/2008 van de Commissie

(PB L 122 van 8.5.2008, blz. 7).




BIJLAGE IV



Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2007/2000

De onderhavige verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 2, eerste alinea

Artikel 3, lid 2, eerste alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, onder d)

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder b)

Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea

Artikel 3, lid 2, derde en vierde alinea

Artikel 4, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 3, lid 3

Artikel 6

Artikel 4

Artikel 7

Artikel 5

Artikel 8

Artikel 6

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 10

Artikel 8

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 12

Artikel 10

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 11

Artikel 17

Artikel 12

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV



(1) PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1.

(2) Zie bijlage III.

(3) PB L 90 van 8.4.2005, blz. 36.

(4) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(7) PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1.

(8) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.