Home

Verordening (EU) n r. 1266/2009 van de Commissie van 16 december 2009 betreffende de tiende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) n r. 1266/2009 van de Commissie van 16 december 2009 betreffende de tiende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (Voor de EER relevante tekst)

Artikel 1

Bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85 wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2011. Punten 3.1, 3.8, 3.9, 3.11, 3.20, 8.2, 9.2, 12.3, 12.4 en 13 van de bijlage zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 oktober 2012 en punten 7.2, 7.3 en 7.5 zijn van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

BIJLAGE

Bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85 wordt als volgt gewijzigd:

1. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK I (DEFINITIES)

1.1 Definitie (f) wordt vervangen door:

„(f) „kalibrering” :

het bijwerken of bevestigen van voertuigparameters die in het geheugen opgeslagen zijn. Voertuigparameters zijn onder andere voertuigidentificatie (VIN-nummer, kentekennummer en de lidstaat van registratie) en voertuigkenmerken (w, k, l, bandenmaat, snelheidsbegrenzer (indien van toepassing), actuele UTC-tijd, actuele kilometerstand).

Het bijwerken of bevestigen van alleen UTC-tijd zal worden beschouwd als een tijdcorrectie en niet als een kalibrering, op voorwaarde dat zij niet in tegenspraak is met voorschrift 256.

Voor het kalibreren van een controleapparaat is een werkplaatskaart nodig.” .

1.2 Definitie (l) wordt vervangen door:

„(l) „bedrijfskaart” :

een door de autoriteiten van een lidstaat aan de eigenaar of houder van met het controleapparaat uitgeruste voertuigen afgegeven tachograafkaart;

de bedrijfskaart identificeert het bedrijf en met de bedrijfskaart kunnen de in het controleapparaat, dat vergrendeld is door dit bedrijf of dat door geen enkel bedrijf is vergrendeld, opgeslagen gegevens zichtbaar gemaakt, overgebracht en afgedrukt worden.”.

1.3 Definitie (s) wordt vervangen door

„(s) „overbrengen” :

het kopiëren, samen met een digitale handtekening, van (een gedeelte van) de gegevens die in het geheugen van het voertuig of in het geheugen van de tachograafkaart opgeslagen zijn; deze gegevens zijn noodzakelijk om te voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 561/2006.

Fabrikanten van digitale tachografen voor voertuigen en fabrikanten van apparatuur die is ontworpen en bedoeld voor het overbrengen van gegevens moeten alle redelijke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat het overbrengen van die gegevens kan gebeuren met minimale vertraging voor vervoersondernemingen of bestuurders.

Bij het overbrengen mogen opgeslagen gegevens niet gewijzigd of gewist worden. Het overbrengen van gedetailleerde snelheidsgegevens is niet noodzakelijkerwijs nodig om te voldoen aan Verordening (EG) nr. 561/2006, maar kan worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals het onderzoeken van ongevallen.”.

1.4 In voetnoot (1) wordt de volgende alinea toegevoegd aan definities „n” en „p”:

„Alternatieve manieren voor het berekenen van de rijtijdperiode en de cumulatieve rusttijd kunnen worden gebruikt ter vervanging van deze definities, indien zij voorbijgestreefd zijn door andere bijgewerkte wetgeving.”.

2. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK II (ALGEMENE KENMERKEN)

2.1 Het volgende nieuwe voorschrift wordt ingevoegd na voorschrift 001:

    Voorschrift 001a
    De interface tussen bewegingssensoren en voertuigunits is in overeenstemming met de eisen van ISO 16844-3:2004, Cor 1:2006.”.

2.2 Voorschrift 010 wordt als volgt gewijzigd:

  • Het derde streepje wordt geschrapt.

  • Het laatste streepje wordt vervangen door:

    „De overbrengfunctie is niet beschikbaar in de operationele modus (behalve zoals bepaald in voorschrift 150), en behalve bij het overbrengen van een bestuurderskaart wanneer geen andere kaart is ingevoerd in de VU.”.

2.3 Het tweede streepje van voorschrift 011 wordt vervangen door:

  • in de bedrijfsmodus: gegevens over de bestuurder (voorschriften 081, 084 en 087) kunnen alleen worden uitgevoerd tijdens perioden waarvoor geen vergrendeling aanwezig is of die niet door een ander bedrijf zijn vergrendeld (zoals geïdentificeerd door de eerste 13 cijfers van het bedrijfskaartnummer).”.

3. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK III (FUNCTIES EN EISEN)

3.1 Het volgende voorschrift wordt ingevoegd na voorschrift 019:

    Voorschrift 019a
    Om manipulatie van bewegingsgegevens te detecteren, moet informatie van de bewegingssensor worden bevestigd door informatie over beweging van het voertuig die wordt onttrokken aan een of meer van de bewegingssensor onafhankelijke bronnen.”.

3.2 Voorschrift 028 wordt vervangen door:

    Voorschrift 028
    De UTC-datum en UTC-tijd worden gebruikt voor datering van gegevens in het controleapparaat (registraties, gegevensuitwisseling) en voor alle in aanhangsel 4, „Afdrukken”, gespecificeerde afdrukken.”.

3.3 Voorschrift 029 wordt vervangen door:

    Voorschrift 029
    Om de plaatselijke tijd zichtbaar te maken, is het mogelijk de in het leesvenster getoonde tijd in stappen van een half uur te wijzigen. Andere instellingen dan negatieve of positieve veelvouden van een half uur zijn niet toegestaan.”.

3.4 Voorschrift 040 wordt geschrapt.

3.5 Voorschrift 038, voorschrift 041 en voorschrift 042 worden vervangen door:

    Voorschrift 038
    De eerste verandering van activiteit naar RUSTPAUZE of BESCHIKBAARHEID die zich binnen 120 seconden na de automatische verandering naar WERK ten gevolge van het stoppen van het voertuig voordoet, wordt beschouwd als hebbende plaatsgevonden op het moment van het stoppen van het voertuig (de verandering naar WERK kan om die reden geannuleerd worden).”.
    Voorschrift 041
    Wanneer RIJDEN is geregistreerd als de activiteit van de onmiddellijk voorafgaande en de onmiddellijk volgende kalenderminuut, dan wordt de hele minuut beschouwd als RIJDEN.”.
    Voorschrift 042
    Wanneer een kalenderminuut niet wordt beschouwd als RIJDEN overeenkomstig het voorgaande voorschrift 041, dan wordt de hele minuut gerekend als de langste ononderbroken activiteit binnen de minuut (of de laatste van een aantal even lange activiteiten).”.

3.6 Voorschriften 050, 050a en 050b worden vervangen door:

    Voorschrift 050
    Het is mogelijk plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt, in te voeren via commando's in de menu's. Indien meer dan één dergelijke invoer gebeurt binnen één kalenderminuut, mogen slechts de laatst ingevoerde beginplaats en de laatst ingevoerde eindplaats binnen die tijdspanne geregistreerd blijven.”.
    Voorschrift 50a

    Uitsluitend bij het inbrengen van een bestuurderskaart of werkplaatskaart is handmatige invoer van activiteiten toegestaan. Zo nodig is handmatige invoer mogelijk wanneer een nog niet eerder gebruikte bestuurderskaart (of werkplaatskaart) voor het eerst wordt ingebracht.

    Bij het handmatig invoeren van activiteiten worden plaatselijke tijd- en datumwaarden van de tijdszone (UTC offset) gebruikt die op dat moment voor de voertuigunit zijn ingesteld.

    Bij het inbrengen van een bestuurders- of werkplaatskaart wordt de kaarthouder herinnerd aan:

    • de datum en de tijd dat de kaart voor het laatst is uitgenomen;

    • facultatief: de voor de voertuigunit ingestelde plaatselijke tijd.

    Het is mogelijk activiteiten in te voeren met de volgende beperkingen:

    • Activiteiten zijn WERK, BESCHIKBAARHEID of RUSTPAUZE.

    • Begin- en eindtijden van elke activiteit liggen enkel binnen de periode na het laatste uitnemen tot de huidige inbrenging.

    Activiteiten mogen elkaar niet in tijd overlappen.

    De procedure voor handmatige invoer van activiteiten bestaat uit evenveel opeenvolgende stappen als nodig voor het instellen van type, begintijd en eindtijd van elke activiteit. Voor elk willekeurig deel van de periode tussen de laatste kaartuitneming en de huidige inbrenging kan de kaarthouder ervoor kiezen geen enkele activiteit op te geven.

    Tijdens de met het inbrengen van een kaart verbonden handmatige invoer, en indien van toepassing, heeft de kaarthouder de mogelijkheid het volgende in te voeren:

    • een plaats waar een vorige dagelijkse werkperiode is geëindigd, alsook de relevante tijd (indien die niet is ingevoerd tijdens de laatste kaartuitneming);

    • een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint, samen met de relevante tijd.

    Wanneer een locatie is ingevoerd, wordt deze geregistreerd op de relevante tachograafkaart.

    De handmatige invoer wordt onderbroken indien:

    • de kaart wordt uitgenomen; of

    • het voertuig in beweging is en de kaart zich in de lezer van de bestuurder bevindt.

    Extra onderbrekingen zijn toegestaan, bv. een time-out na een zekere periode van inactiviteit van de gebruiker. Indien de handmatige invoer wordt onderbroken, valideert het controleapparaat elke volledige invoer van plaats en activiteit (met hetzij ondubbelzinnige plaats en tijd, of type activiteit, begintijd en eindtijd).

    Indien een tweede bestuurders- of werkplaatskaart wordt ingebracht terwijl nog handmatig wordt ingevoerd voor een eerder ingebrachte kaart, mag deze handmatige invoer worden voltooid voordat de handmatige invoer voor de tweede kaart begint.

    De kaarthouder heeft de mogelijkheid handmatig in te voeren overeenkomstig de volgende minimumprocedure:

    Voer activiteiten handmatig in, in chronologische volgorde, voor de periode tussen de laatste kaartuitneming en de huidige inbrenging.

    De begintijd van de eerste activiteit wordt ingesteld op de tijd van kaartuitneming. Voor elke volgende invoer wordt de begintijd vooraf ingesteld als onmiddellijk volgend op de eindtijd van de voorafgaande invoer. Voor elke activiteit wordt de soort activiteit en eindtijd geselecteerd.

    De procedure eindigt wanneer de eindtijd van een handmatig ingevoerde activiteit gelijk is aan de tijd van kaartinbrenging. Het controleapparaat kan vervolgens facultatief de kaarthouder een handmatig ingevoerde activiteit laten wijzigen, totdat wordt gevalideerd door een specifiek commando te selecteren. Daarna is het niet meer mogelijk dergelijke wijzigingen aan te brengen.”.

    Voorschrift 50b

    De bestuurder kan de twee onderstaande specifieke omstandigheden in real-time in het controleapparaat invoeren:

    • „NIET VERPLICHT” (begin, einde);

    • „VERVOER PER VEERBOOT/TREIN”

    • Een „VERVOER PER VEERBOOT/TREIN” mag niet voorkomen wanneer een „NIET VERPLICHT” omstandigheid geopend is.

    • Een geopende „NIET VERPLICHT”-omstandigheid moet door het controleapparaat automatisch worden gesloten, wanneer een bestuurderskaart wordt ingebracht of uitgenomen.

    • Een geopende „NIET VERPLICHT”-omstandigheid onderdrukt de volgende voorvallen en waarschuwingssignalen:

      • rijden zonder een geschikte kaart;

      • waarschuwingssignalen in verband met rijtijdperiode.”.

3.7 Voorschrift 065 wordt vervangen door:

    Voorschrift 065
    Dit voorval treedt op bij elke snelheidsoverschrijding. Dit voorschrift is slechts van toepassing op voertuigen uit categorie M2, M3, N2 of N3, zoals beschreven in bijlage II van Richtlijn 2007/46/EG, tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan.”.

3.8 Na voorschrift 067 wordt de volgende tekst ingevoegd:

„9.9 bis. „Tegenstrijdige bewegingsgegevens”

    Voorschrift 067a
    Dit voorval wordt ook gestart wanneer een meting van snelheid nul wordt tegengesproken door bewegingsinformatie van ten minste één onafhankelijke bron gedurende meer dan één ononderbroken minuut.
    Voorschrift 067b
    Ingeval de voertuigunit snelheidswaarden van een externe onafhankelijke bron van bewegingsinformatie kan ontvangen of ontwikkelen, kan dit voorval ook worden gestart indien zulke waarden langer dan een minuut sterk in tegenspraak zijn met de waarden die worden ontwikkeld uit het snelheidssignaal van de bewegingssensor.”.

3.9 In voorschrift 094 wordt na „fout bewegingsgegevens”de volgende regel ingevoegd:

Tegenstrijdige bewegingsgegevens

  • het langste voorval voor elk van de 10 laatste dagen waarin het is opgetreden,

  • de 5 langste voorvallen gedurende de laatste 365 dagen.

  • datum en tijd van begin van het voorval,

  • datum en tijd van het einde van het voorval,

  • de soort kaart, het nummer en de lidstaat waar de kaart is afgegeven die is ingebracht aan het begin en/of het einde van het voorval,

  • aantal soortgelijke voorvallen die dag.

Tegenstrijdige bewegingsgegevens

  • het langste voorval voor elk van de 10 laatste dagen waarin het is opgetreden,

  • de 5 langste voorvallen gedurende de laatste 365 dagen.

  • datum en tijd van begin van het voorval,

  • datum en tijd van het einde van het voorval,

  • de soort kaart, het nummer en de lidstaat waar de kaart is afgegeven die is ingebracht aan het begin en/of het einde van het voorval,

  • aantal soortgelijke voorvallen die dag.

3.10 Voorschrift 104 wordt vervangen door:

    Voorschrift 104

    Het controleapparaat moet de volgende gegevens met betrekking tot de 255 meest recente bedrijfsvergrendelingen registreren en in zijn geheugen opslaan:

    • datum en tijd van vergrendeling,

    • datum en tijd van ontgrendeling,

    • bedrijfskaartnummer en lidstaten van afgifte,

    • naam en adres van het bedrijf.

Gegevens die eerder zijn vergrendeld met een vergrendeling die uit het geheugen is verwijderd omwille van de bovengenoemde beperking, moeten worden behandeld als niet-vergrendeld.”.

3.11 Na voorschrift 109a wordt het volgende voorschrift ingevoegd:

    Voorschrift 109b
    „Tegenstrijdige bewegingsgegevens” wordt niet opgeslagen op de bestuurders- of werkplaatskaart.”.

3.12 Voorschrift 114a wordt vervangen door:

    Voorschrift 114a
    Het leesvenster ondersteunt de tekens die zijn gespecificeerd in aanhangsel 1, hoofdstuk 4 „Tekensets”. Het leesvenster kan vereenvoudigde tekens gebruiken (bijv. letters met een accent kunnen zonder accent worden getoond, of onderkastletters kunnen als bovenkastletters worden getoond).”.

3.13 Voorschrift 121 wordt vervangen door:

    Voorschrift 121

    Wanneer geen andere informatie getoond hoeft te worden, laat het controleapparaat standaard de volgende informatie zien:

    • de plaatselijke tijd (de uitkomst van UTC-tijd + instelling door de bestuurder),

    • de werkingsmodus,

    • de lopende activiteiten van de bestuurder en de lopende activiteiten van de bijrijder.

Informatie met betrekking tot de bestuurder:

  • indien zijn lopende activiteit RIJDEN is: zijn lopende rijtijdperiode en zijn lopende cumulatieve rusttijd,

  • indien zijn lopende activiteit niet RIJDEN is: de lopende duur van zijn activiteit (sinds deze geselecteerd werd) en zijn lopende cumulatieve rusttijd.”

3.14 Voorschrift 127 wordt vervangen door:

    Voorschrift 127

    Het is mogelijk op verzoek naar keuze te laten zien:

    • de UTC-datum en UTC-tijd, en offset van plaatselijke tijd,

    • de inhoud van de zes afgedrukte documenten in hetzelfde formaat als de afdrukken zelf,

    • de rijtijdperiode en cumulatieve rusttijd van de bestuurder,

    • de rijtijdperiode en cumulatieve rusttijd van de bijrijder,

    • de rijtijdperiode van de bestuurder van de afgelopen en de lopende week,

    • de rijtijdperiode van de bijrijder van de afgelopen en de lopende week.

    Facultatief:

    • de lopende duur van activiteit van de bijrijder (sinds die geselecteerd werd),

    • de cumulatieve rijtijd van de bestuurder van de lopende week,

    • de cumulatieve rijtijd van de bestuurder voor de lopende dagelijkse werkperiode,

    • de cumulatieve rijtijd van de bijrijder voor de lopende dagelijkse werkperiode.”.

3.15 Voorschrift 133a wordt vervangen door:

    Voorschrift 133a
    De printer ondersteunt de tekens zoals gespecificeerd in aanhangsel 1, hoofdstuk 4 „Tekensets”.”.

3.16 Voorschrift 136 wordt vervangen door:

    Voorschrift 136
    Op het door het controleapparaat gebruikte printpapier moet het relevante typegoedkeuringsmerk staan. Daarnaast moet op het papier vermeld staan voor welk(e) type(s) controleapparatuur dit papier geschikt is.”.

3.17 Na voorschrift 136 worden de volgende voorschriften ingevoegd:

    Voorschrift 136a
    De afdrukken moeten onder normale opslagomstandigheden voor wat betreft lichtsterkte, vochtigheid en temperatuur, gedurende ten minste twee jaar duidelijk leesbaar en identificeerbaar blijven.
    Voorschrift 136b
    Het printpapier moet minimaal voldoen aan de testspecificaties die zijn omschreven op de website van het met interoperabiliteitsbeproeving belaste laboratorium, zoals vastgesteld in voorschrift 278.
    Voorschrift 136c
    De boven beschreven specificatie wordt slechts gewijzigd of bijgewerkt, nadat het aangeduide laboratorium, samen met de goedkeuringsautoriteiten, de fabrikant van de goedgekeurde voertuigunit van de digitale tachograaf heeft geraadpleegd.”.

3.18 Voorschrift 141 wordt vervangen door:

    Voorschrift 141
    Het controleapparaat moet de bestuurder 15 minuten van tevoren waarschuwen bij een naderende overschrijding van de maximale rijtijdperiode, en op het tijdstip van overschrijding zelf.”.

3.19 Voorschrift 145 wordt vervangen door:

    Voorschrift 145
    In dat geval is een „T”-teken aangebracht.”.

3.20 Na voorschrift 161 wordt het volgende voorschrift ingevoegd:

    Voorschrift 161a

    De bewegingssensoren moeten:

    • reageren op een magnetisch veld dat de detectie van beweging van het voertuig stoort. In dat geval, wordt door de voertuigunit een fout in de sensor (voorschrift 070) geregistreerd en opgeslagen, ofwel

    een aftastelement bevatten dat beschermd is tegen, of ongevoelig voor, een magnetisch veld.”.

4. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK V (INSTALLATIE)

4.1 Aan voorschrift 239 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Zo nodig kan tijdens de beveiligingscertificering de levering van voor beveiliging relevante onderdelen van het controleapparaat worden beperkt.”.

4.2 Voorschrift 243 wordt vervangen door:

    Voorschrift 243
    Voertuigfabrikanten of installateurs moeten het geïnstalleerde controleapparaat activeren uiterlijk voordat het voertuig wordt gebruikt in het kader van Verordening (EG) nr. 561/2006.”.

4.3 Voorschrift 248 and voorschrift 249 worden vervangen door:

    Voorschrift 248
    Na de installatie moet een kalibrering volgen. Bij de eerste kalibrering wordt niet noodzakelijk het voertuigregistratienummer (VRN) ingevoerd, wanneer het niet bekend is bij de erkende werkplaats die de kalibrering uitvoert. In dat geval, en alleen op dat moment, kan de eigenaar van het voertuig het VRN invoeren met behulp van zijn bedrijfskaart, voordat het voertuig gebruikt wordt in het kader van Verordening (EG) nr. 561/2006 (bv. door middel van commando's in een juiste menustructuur van de mens-machine-interface van de voertuigunit.)(1) Deze invoer mag alleen met behulp van een werkplaatskaart worden bijgewerkt of bevestigd.”.
    Voorschrift 249

    Na controle van het controleapparaat bij de installatie wordt op het controleapparaat een installatieplaatje aangebracht, dat duidelijk zichtbaar en gemakkelijk toegankelijk is. Waar dat niet mogelijk is, moet het plaatje worden aangebracht op de B-stijl van het voertuig, zodat het duidelijk zichtbaar is. Voor voertuigen zonder B-stijl moet het installatieplaatje worden aangebracht op de deurlijst aan de bestuurderskant van het voertuig, en altijd duidelijk zichtbaar.

    Na iedere controle door een erkende installateur of werkplaats dient het oude plaatje door een nieuw te worden vervangen.”.

4.4 Voorschrift 250, zesde streepje wordt vervangen door:

„datum waarop de kenmerkende coëfficiënt van het voertuig vastgesteld en de effectieve omtrek van de wielbanden gemeten is”.

4.5 Na voorschrift 250 wordt het volgende voorschrift ingevoegd:

    Voorschrift 250a

    Uitsluitend voor voertuigen uit categorie M1 en N1 die zijn uitgerust met een adaptor volgens Verordening (EG) nr. 68/2009(2) en waarbij niet alle benodigde informatie kan worden vermeld, zoals beschreven in voorschrift 250, mag gebruik worden gemaakt van een tweede, extra plaatje. In dergelijke gevallen moeten op dit extra plaatje minimaal de laatste vier in voorschrift 250 beschreven streepjes staan.

    Dit tweede plaatje moet worden aangebracht in de buurt van of naast het in voorschrift 250 beschreven eerste primaire plaatje en moet in dezelfde mate worden beschermd. Voorts moeten op het secundaire plaatje eveneens de naam, het adres of de handelsnaam van de erkende installateur of werkplaats die de installatie heeft uitgevoerd, en de datum van installatie zijn vermeld.”.

5. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK VI (CONTROLES)

5.1 Voorschrift 257 wordt als volgt gewijzigd:

Het vierde streepje wordt vervangen door: „— dat het installatieplaatje, zoals omschreven in voorschrift 250, en het identificatieplaatje, zoals omschreven in voorschrift 169, zijn aangebracht” en het volgende streepje wordt toegevoegd: „— dat er geen manipulatievoorzieningen aanwezig zijn.”.

5.2 Na voorschrift 257 worden de volgende voorschriften ingevoegd:

    Voorschrift 257a

    Indien een van de in hoofdstuk III, punt 9 (Detectie van voorvallen en/of fouten) genoemde voorvallen zich heeft voorgedaan sinds de laatste inspectie en door tachograaffabrikanten en/of de nationale overheid wordt beschouwd als mogelijke bedreiging voor de beveiliging van het apparaat, moet de werkplaats:

    1. een vergelijking maken tussen de identificatiegegevens van de op de versnellingsbak aangesloten bewegingssensor en de in de voertuigunit opgeslagen gegevens van de gekoppelde bewegingssensor;

    2. controleren of de informatie op het installatieplaatje overeenkomt met de in de voertuigunit opgeslagen informatie;

    3. controleren of het serienummer en het goedkeuringsnummer van de bewegingssensor, indien deze op de bewegingssensor zijn afgedrukt, overeenkomen met de in de voertuigunit opgeslagen informatie.”.

    Voorschrift 257b
    „Werkplaatsen moeten in hun inspectieverslag melding maken van eventueel aangetroffen verbroken zegels of manipulatievoorzieningen. Deze rapporten moeten minstens twee jaar worden bewaard en op verzoek aan de bevoegde autoriteit ter beschikking worden gesteld.”.

6. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK VII (KAARTAFGIFTE)

6.1 Na voorschrift 268 wordt het volgende voorschrift ingevoegd:

    Voorschrift 268a

    De lidstaten wisselen elektronisch gegevens uit om ervoor te zorgen dat de bestuurderskaart die zij afgeven, uniek is.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen eveneens gegevens elektronisch uitwisselen wanneer zij bestuurderskaarten controleren tijdens wegcontroles of controles ter plaatse bij ondernemingen om de status van de kaarten te verifiëren en na te gaan of zij uniek zijn.”.

7. WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK VIII (TYPEGOEDKEURING)

7.1 In punt 1, Algemeen, wordt aan de eerste alinea een nieuwe zin toegevoegd:

„Elke voertuigfabrikant kan vragen om typegoedkeuring van zijn component met elk willekeurig type bewegingssensor, en omgekeerd, op voorwaarde dat elke component voldoet aan voorschrift 001a.”.

7.2 Na voorschrift 274 worden de volgende voorschriften ingevoegd:

    Voorschrift 274a
    In het uitzonderlijke geval dat de autoriteiten voor beveiligingscertificatie weigeren een nieuw apparaat te certificeren op grond van veroudering van de beveiligingsmechanismen, wordt alleen typegoedkeuring verleend in dit specifieke en uitzonderlijke geval, en wanneer geen andere, met de verordening in overeenstemming zijnde oplossing bestaat.”.
    Voorschrift 274b
    In dat geval stelt de lidstaat onverwijld de Europese Commissie op de hoogte, die binnen twaalf kalendermaanden na de verleende typegoedkeuring een procedure start om ervoor te zorgen dat de beveiliging weer op haar oorspronkelijke niveau wordt gebracht.”.

7.3 Na voorschrift 275 wordt het volgende voorschrift ingevoegd:

    Voorschrift 275a
    De fabrikanten dienen binnen één maand nadat daarom is verzocht relevante monsters van goedgekeurde producten en de desbetreffende documentatie te verstrekken die met het uitvoeren van functionele tests belaste laboratoria nodig hebben. Alle uit dat verzoek voortvloeiende kosten worden gedragen door de partij die daarom vraagt. De laboratoria dienen commercieel gevoelige informatie vertrouwelijk te behandelen.”.

7.4 Na voorschrift 277 wordt het volgende voorschrift ingevoegd:

    Voorschrift 277a
    Op het functionele certificaat van een controleapparaat moeten ook de typegoedkeuringsnummers van alle andere goedgekeurde compatibele componenten van het controleapparaat zijn aangeven.”.

7.5 Voorschrift 281 wordt vervangen door:

    Voorschrift 281
    Het laboratorium voert geen interoperabiliteitstests uit voor controleapparaten of tachograafkaarten waarvoor geen beveiligingscertificaat en functioneel certificaat is afgegeven, behalve in de in voorschrift 274a beschreven uitzonderlijke omstandigheden.”.

8. WIJZIGINGEN VAN AANHANGSEL 1 (VERKLARENDE WOORDENLIJST VAN DE GEGEVENS)

8.1 Punt 2.2 wordt vervangen door:

„2.2 Adres

Een adres.

Address: = SEQUENCE {

codePage INTEGER (0..255),

adres OCTET STRING (SIZE(35))

}

codePage specificeert een tekenset zoals gedefinieerd in hoofdstuk 4,

address is een adres dat is gecodeerd met de gespecificeerde tekenset.”.

8.2 In deel 2.54 wordt de regel „ „0A”H to „0F”H RFU,” vervangen door:

„ „0A”H

Tegenstrijdige bewegingsgegevens,

„0B”H… „0F”H

RFU,”

8.3 Deel 2.70 wordt vervangen door:

„2.70 Naam

Een naam.

Name: = SEQUENCE {

codePage INTEGER (0..255),

naam OCTET STRING (SIZE(35))

}

codePage specificeert een tekenset zoals gedefinieerd in hoofdstuk 4,

name is een naam die is gecodeerd met de gespecificeerde tekenset.”.

8.4 Deel 2.114 wordt vervangen door:

„2.114 VehicleRegistrationNumber (voertuigregistratienummer)

Registratienummer van het voertuig (VRN). Het registratienummer wordt toegewezen door de vergunningverlenende autoriteit.

VehicleRegistrationNumber: = SEQUENCE {

codePage INTEGER (0..255),

vehicleRegNumber OCTET STRING (SIZE(13))

}

codePage specificeert een tekenset zoals gedefinieerd in hoofdstuk 4,

vehicleRegNumber is een VRN die is gecodeerd met de gespecificeerde tekenset.

Waardetoekenning: specifiek voor een land.”.

8.5 De laatste alinea van hoofdstuk 4 wordt vervangen door:

„Andere tekenstrings (Address, Name, VehicleRegistrationNumber) gebruiken bovendien tekens die worden gedefinieerd door de codes 161 tot en met 255 van de volgende 8-bits standaardtekensets, gespecificeerd door het CodePagenummer:

Standaardtekenset

Code Page

(decimaal)

ISO/IEC 8859-1 Latin-1 Western European

1

ISO/IEC 8859-1 Latijn-1 West-Europees

2

ISO/IEC 8859-2 Latijns-2 Centraal-Europees

3

ISO/IEC 8859-3 Latijns-3 Zuid-Europees

5

ISO/IEC 8859-5 Latijns / Cyrillisch

7

ISO/IEC 8859-7 Latijns / Grieks

9

ISO/IEC 8859-9 Latijns-5 Turks

13

ISO/IEC 8859-13 Latijns-7 Baltische regio

15

ISO/IEC 8859-15 Latijns-9

16

ISO/IEC 8859-16 Latijns-10 Zuidoost-Europees

80

KOI8-R Latijns / Cyrillisch

85”

8.6 In hoofdstuk 2 wordt deel 2.67 vervangen door:

„2.67 ManufacturerCode

Code die een fabrikant van goedgekeurde apparatuur identificeert.

ManufacturerCode: = INTEGER (0..255)

Het voor interoperabiliteitstests bevoegde laboratorium onderhoudt de lijst met fabrikantcodes en publiceert die lijst op zijn website (voorschrift 290).

ManufacturerCodes (fabrikantcodes) worden tijdelijk toegewezen aan ontwikkelaars van tachografen op aanvraag bij het laboratorium dat bevoegd is voor interoperabiliteitstests.”.

8.7 Deel 2.71 wordt vervangen door:

„2.71 NationAlpha

Alfabetische verwijzing naar een land in overeenstemming met de kentekens op voertuigen in internationaal verkeer (Verdrag van Wenen inzake wegverkeer, 1968, van de Verenigde Naties).

NationAlpha: = IA5String (SIZE (3))

De codes NationAlpha en NationNumeric worden bijgehouden op een lijst die wordt onderhouden op de website van het laboratorium dat belast is met het uitvoeren van de interoperabiliteitstests, zoals vastgesteld in voorschrift 278.”.

8.8 Deel 2.72 wordt vervangen door:

„2.72 NationNumeric

Numerieke referentie naar een land

NationNumeric: = INTEGER (0.. 255)

Waardetoekenning: zie gegevenssoort 2.71 (NationAlpha)

De specificatie van NationAlpha of NationNumeric wordt pas gewijzigd of bijgewerkt nadat het aangewezen laboratorium de fabrikanten van goedgekeurde digitale tachografen voor voertuigunits heeft geraadpleegd.”.

9. WIJZIGINGEN VAN AANHANGSEL 3 (PICTOGRAMMEN)

9.1 Voorschrift PIC_001 wordt vervangen door:

    „PIC_001
    Het controleapparaat kan naar keuze gebruik maken van de volgende pictogrammen en combinaties van pictogrammen (of pictogrammen of combinaties daarvan die voldoende gelijkenis vertonen om ermee vereenzelvigd te worden):”

9.2 In deel 2, substreepje subsectie „Voorvallen”, wordt het volgende pictogram toegevoegd:

„ Tegenstrijdige bewegingsgegevens”

10. WIJZIGINGEN VAN AANHANGSEL 4 (AFDRUKKEN)

10.1 PRT_006 in Deel 2, Specificatie van gegevensblokken, wordt vervangen door:

„PRT_006 Afdrukken maken gebruik van de volgende blokken en/of records overeenkomstig de volgende betekenissen en opmaken:

Blok- of recordnummer

Betekenis

Gegevensvorm

1 Datum en tijdstip waarop het document is afgedrukt

dd/mm/yyyy hh:mm (UTC)

2 Soort afdruk

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - - -

Afdruk pictogramcombinatie (zie aanh. 3), snelheidsbegrenzer (uitsluitend afdruk snelheidsoverschrijding)

Picto xxx km/h

3 Identificatie van de kaarthouder

Blokidentificatiesymbool P= persoonspictogram

- - - - - - - - -P- - - - - - - - -

Achternaam van de kaarthouder

P Last_Name

Voornaam of voornamen van de kaarthouder (indien van toepassing)

First_Name

Identificatie van de kaart

Card_Identification

Vervaldatum van de kaart (indien van toepassing)

dd/mm/yyyy

Ingeval de kaart een niet-persoonlijke kaart is en er geen achternaam van een kaarthouder op staat, wordt in plaats daarvan de naam van het bedrijf, de werkplaats of de controle-instantie erop afgedrukt.

4 Voertuigidentificatie

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

VIN

 VIN

Lidstaat van registratie en VRN

Nat/VRN

5 VU-identificatie

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Naam van de fabrikant van de VU

 VU_Manufacturer

Onderdeelnummer van de VU

VU_Part_Number

6 Laatste kalibrering van het controleapparaat

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Naam van de werkplaats

 Last_Name

Identificatie van de werkplaatskaart

Card_Identification

Datum van de kalibrering

 dd/mm/yyyy

7 Laatste controle (door een controleur)

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Identificatie controleurskaart

Card_Identification

DatumDatum, tijd en soort controle

 dd/mm/yyyy hh:mm pppp

Soort controle: Tot vier pictogrammen. De soort controle kan (een combinatie) zijn (van):

: downloaden kaart, : downloaden VU, : afdrukken, : zichtbaar maken

8 Bestuurdersactiviteiten opgeslagen op een kaart in chronologische volgorde

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Datum van opvraging (kalenderdag van de afdruk) + dagelijkse aanwezigheidsteller voor de kaart

dd/mm/yyyy xxx

8a Toestand „niet verplicht” aan het begin van deze dag (niets invullen indien geen „niet-verplicht”-toestand openstaat)

- - - - - - - - OUT - – - - - - -

8.1 Periode waarin de kaart niet was ingebracht

8.1a Recordidentificatiesymbool (begin van periode)

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

8.1b Onbekende periode. Begintijd, duur

: hh:mm hhhmm

8.1c Handmatig ingevoerde activiteit

A: hh:mm hhhmm *

Activiteitspictogram, begintijd duur.

8.2 Inbrengen van de kaart in lezer S

Recordidentificatiesymbool; S = Pictogram van lezer

- - - - - - - - -S - - - - - - - - -

Lidstaat waar het voertuig is geregistreerd en VRN

 Nat/VRN

Kilometerstand bij inbrengen van de kaart

x xxx xxx km

8.3 Activiteit (bij ingebrachte kaart)

Activiteitspictogram, begintijd, duur, status ploeg (ploegpictogram indien MET EEN PLOEG, leeg indien ALLEEN)

A: hh:mm hhhmm

8.3a Specifieke omstandigheid. Tijd van invoer, pictogram van specifieke omstandigheid (of combinatie van pictogrammen).

hh:mm - - - pppp - - -

8.4 Uitnemen van kaart

Kilometerstand en afgelegde afstand sinds laatste inbrenging waarvan een kilometerstand bekend is

x xxx xxx km; x xxx km

9 Bestuurdersactiviteiten opgeslagen in een VU per lezer in chronologische volgorde

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Datum van opvraging (kalenderdag van de afdruk)

dd/mm/yyyy

Kilometerstand om 00:00 en 24:00

x xxx xxx – x xxx xxx km

10 Activiteiten voor lezer S

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - - -S- - - - - - - -

10a Toestand „niet verplicht” aan het begin van deze dag (niets invullen indien geen „niet-verplicht”-toestand openstaat)

- - - - - - - - -OUT- - - - - - - -

10.1 Periode zonder in lezer S ingebrachte kaart

Recordidentificatiesymbool

- - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Geen kaart ingebracht

 - - -

Kilometerstand aan begin van periode

x xxx xxx km

10.2 Inbrengen van kaart

Recordidentificatiesymbool voor inbrengen van kaart

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

Naam van de bestuurder

 Last_Name

Voornaam van de bestuurder

First_Name

Identificatie bestuurderskaart

Card_Identification

Vervaldatum van de bestuurderskaart

dd/mm/yyyy

Registratie van lidstaat en VRN van eerder gebruikt voertuig

Nat/VRN

Datum en tijdstip waarop de kaart uit het vorige voertuig is genomen

dd/mm/yyyy hh:mm

Blanco lijn

Kilometerstand bij inbrengen van de kaart, vlag voor handmatige invoer bestuurdersactiviteit (M voor handmatige invoer, blanco bij geen handmatige invoer)

x xxx xxx km M

Indien een bestuurderskaart niet is ingebracht op de dag waarvoor de afdruk wordt gemaakt, dan zal voor blok 10.2 de kilometerstand van de laatst beschikbare inbrenging voorafgaand aan die dag worden gebruikt.

10.3 Activiteit

Activiteitspictogram, begintijd, duur, status ploeg (ploegpictogram indien MET EEN PLOEG, leeg indien ALLEEN)

A hh:mm hhhmm

10.3a Specifieke omstandigheid. Tijd van invoer, pictogram van specifieke omstandigheid (of combinatie van pictogrammen).

hh:mm - - - pppp - - -

10.4 Uitnemen van kaart of einde van periode „Geen kaart”

Kilometerstand bij het uitnemen van de kaart of aan het einde van periode „Geen kaart” en de afgelegde afstand sinds inbrengen of sinds het begin van de periode „Geen kaart”

x xxx xxx km; x xxx km

11 Dagelijks overzicht

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

11.1 Overzicht van perioden zonder kaart in bestuurderslezer van VU

Blokidentificatiesymbool

1  - - -

11.2 Overzicht van perioden zonder kaart in lezer van bijrijder

Blokidentificatiesymbool

2  - - -

11.3 Dagelijks overzicht per bestuurder voor VU

Recordidentificatiesymbool

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

Achternaam van de bestuurder

 Last_Name

Voornaam (voornamen) van de bestuurder

First_Name

Identificatie bestuurderskaart

Card_Identification

11.4 Invoeren van de plaats waar een dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt

pi = pictogram van begin-/eindlocatie, tijd, land, regio

pihh:mm Cou Reg

Kilometerstand

x xxx xxx km

11.5 Totaal van de activiteiten (van een kaart)

Totale rijtijd, afgelegde afstand

 hhhmm x xxx km

Totale werkduur en duur van beschikbaarheid

 hhhmm  hhhmm

Totale rusttijd en duur van onbekende activiteit

 hhhmm  hhhmm

Totale duur van ploegactiviteiten

 hhhmm

11.6 Totaal van de activiteiten (perioden zonder kaart in lezer bestuurder)

Totale rijtijd, afgelegde afstand

 hhhmm x xxx km

Totale werkduur en duur van beschikbaarheid

 hhhmm  hhhmm

Totale rusttijd

 hhhmm

11.7 Totaal activiteiten (perioden zonder kaart in lezer bijrijder)

Totale werkduur en duur van beschikbaarheid

 hhhmmv hhhmm

Totale rusttijd

 hhhmm

11.8 Totaal activiteiten (per bestuurder, beide lezers inbegrepen)

Totale rijtijd, afgelegde afstand

 hhhmm x xxx km

Totale werkduur en duur van beschikbaarheid

 hhhmm  hhhmm

Totale rusttijd

 hhhmm

Totale duur van ploegactiviteiten

 hhhmm

Wanneer een dagelijkse afdruk voor de lopende dag vereist is, wordt de informatie voor het dagelijkse overzicht berekend met gegevens die beschikbaar zijn op het tijdstip van de afdruk.

12 Op een kaart opgeslagen voorvallen en/of fouten

12.1 Blokidentificatiesymbool van de laatste 5 „voorvallen en fouten” van een kaart

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

12.2 Blokidentificatiesymbool van alle op een kaart geregistreerde „voorvallen”

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

12.3 Blokidentificatiesymbool van alle op een kaart geregistreerde „fouten”

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

12.4 Record van voorvallen en/of fouten

Recordidentificatiesymbool

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

Pictogram van voorval/fout, doel van record, begindatum en -tijd

Pic (p) dd/mm/yyyy hh:mm

Bijkomende code van voorval/fout (indien van toepassing), duur

 xx hhhmm

Lidstaat van registratie & VRN van het voertuig waarin het voorval of de fout zich voordeed

 Nat/VRN

13 Voorvallen en/of fouten die zijn opgeslagen of die aan de gang zijn in een VU

13.1 Blokidentificatiesymbool van laatste 5 „voorvallen en fouten” uit VU

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

13.2 Blokidentificatiesymbool van alle geregistreerde of lopende „voorvallen” in een VU

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

13.3 Blokidentificatiesymbool van alle geregistreerde of lopende „fouten” in een VU

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

13.4 Record van voorvallen en/of fouten

Recordidentificatiesymbool

- - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Pictogram van voorval/fout, doel van record, begindatum en -tijd

Pic (p) dd/mm/yyyy hh:mm

Aanvullende voorval/foutcode (indien van toepassing), aantal soortgelijke voorvallen gedurende deze dag, duur

 xx (xxx) hhhmm

Identificatie van de kaarten die waren ingebracht aan het begin of het einde van het voorval of de fout (tot 4 regels zonder tweemaal dezelfde kaartnummers te herhalen)

Card_Identification

Card_Identification

Card_Identification

Card_Identification

Geval waarin geen kaart was ingebracht

 - - -

Het registratiedoel (p) is een numerieke code die zegt waarom het voorval of de fout werd geregistreerd en gecodeerd volgens gegevenselement EventFaultRecordPurpose (doel van de voorvallen-foutenregistratie).

14 VU-identificatie

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Naam van de fabrikant van de VU

 Name

Adres van de fabrikant van de VU

Address

Onderdeelnummer van de VU

PartNumber

Goedkeuringsnummer van de VU

Apprv

Serienummer van de VU

S/N

Fabricagejaar van de VU

Yyyy

Softwareversie en datum van installatie van de VU

V xxxx dd/mm/yyyy

15 Identificatie van de sensor

Blokidentificatiesymbool

- - - - - - - - -- - - - - - - - -

Serienummer van de sensor

 S/N

Goedkeuringsnummer van de sensor

Apprv

Datum van eerste installatie van de sensor

dd/mm/yyyy”

10.2 Deel 3.1. Dagelijkse afdruk van de kaart met de bestuurdersactiviteiten wordt vervangen door:

„3.1 Dagelijkse afdruk van de kaart met de bestuurdersactiviteiten

PRT_007 De dagelijkse afdruk van de kaart met de bestuurdersactiviteiten moet in overeenstemming zijn met onderstaande opmaak:

1

Datum en tijdstip waarop het document is afgedrukt

2

Soort afdruk

3

Controleursidentificatie (indien een controlekaart in de VU is ingebracht)

3

Bestuurdersidentificatie (van de kaart die wordt afgedrukt)

4

Voertuigidentificatie (van het voertuig waarvoor een afdruk wordt gemaakt)

5

VU-identifcatie (VU waarvoor de afdruk wordt gemaakt)

6

Laatste kalibrering van deze VU

7

Laatste controle van de bestuurder

8

Begrenzer van de activiteiten van de bestuurder

8a

„Niet verplicht”-toestand aan het begin van deze dag

8.1a / 8.1b / 8.1c / 8.2 / 8.3 / 8.3a / 8.4

Activiteiten van de bestuurder in de volgorde waarin zij zich voordeden

11

Dagelijks overzicht begrenzer

11.4

Ingevoerde plaatsen in chronologische volgorde

11.5

Totaal van activiteiten

12.1

Begrenzer van voorvallen of fouten uit kaart

12.4

Voorval/fout-records (laatste 5 op de kaart opgeslagen voorvallen of fouten)

13.1

Begrenzer van voorvallen of fouten uit VU

13.4

Voorval/fout-records (laatste 5 opgeslagen of lopende voorvallen of fouten in de VU)

21.1

Plaats van controle

21.2

Handtekening van de controleur

21.5

Handtekening van de bestuurder”

10.3 Deel 3.2 Dagelijkse afdruk van de VU met bestuurdersactiviteiten wordt vervangen door:

„Deel 3.2 Dagelijkse afdruk van de VU met bestuurdersactiviteiten

PRT_008 De dagelijkse afdruk van de VU met bestuurdersactiviteiten moet in overeenstemming zijn met onderstaande opmaak:

1

Datum en tijdstip waarop het document is afgedrukt

2

Soort afdruk

3

Identificatie van de kaarthouder (voor alle in de VU ingebrachte kaarten)

4

Voertuigidentificatie (van het voertuig waarvoor een afdruk wordt gemaakt)

5

VU-identifcatie (VU waarvoor de afdruk wordt gemaakt)

6

Laatste kalibrering van deze VU

7

Laatste controle van dit controleapparaat

9

Begrenzer van de bestuurdersactiviteiten

10

Begrenzer van de lezer voor de bestuurder (lezer 1)

10a

„Niet verplicht”-toestand aan het begin van deze dag

10.1 / 10.2 / 10.3 /10.3a / 10.4

Activiteiten in chronologische volgorde (lezer voor de bestuurder)

10

Begrenzer van de lezer voor de bijrijder (lezer 2)

10a

„Niet verplicht”-toestand aan het begin van deze dag

10.1 / 10.2 / 10.3 /10.3a / 10.4

Activiteiten in chronologische volgorde (lezer voor de bijrijder)

11

Dagelijks overzicht begrenzer

11.1

Overzicht van perioden zonder kaart in lezer voor de bestuurder

11.4

Ingevoerde plaatsen in chronologische volgorde

11.6

Totaal van activiteiten

11.2

Overzicht van perioden zonder kaart in lezer voor bijrijder

11.4

Ingevoerde plaatsen in chronologische volgorde

11.8

Totaal van activiteiten

311.3

Overzicht van activiteiten van een bestuurder, beide lezers inbegrepen

11.4

Door deze bestuurder ingevoerde plaatsen, in chronologische volgorde

11.7

Totaal van activiteiten voor deze bestuurder

13.1

Begrenzer voorvallen/fouten

13.4

Voorval/fout-records (laatste 5 opgeslagen of lopende voorvallen of fouten in de VU)

21.1

Plaats van controle

21.2

Handtekening van de controleur

21.3

Van tijd (ruimte voor een bestuurder zonder een kaart om aan te geven

21.4

Tot tijd (welke perioden voor hem relevant zijn)

21.5

Handtekening van de bestuurder”

11. WIJZIGINGEN VAN AANHANGSEL 7 (PROTOCOL VOOR GEGEVENSOVERDRACHT)

11.1 De voetnoot in deel 2.1 betreffende de overdrachtprocedure, wordt vervangen door:

„(1) De ingebrachte kaart geeft de vereiste toegangsrechten met betrekking tot de overdracht en de gegevens. Het is echter mogelijk gegevens over te brengen van een in een van de VU-lezers ingebrachte kaart, wanneer geen andere kaart in de andere lezer is ingebracht.”.

12. WIJZIGINGEN VAN AANHANGSEL 9 (TYPEGOEDKEURING – LIJST VAN MINIMAAL VEREISTE BEPROEVINGEN)

12.1 In hoofdstuk I, eerste alinea, wordt de volgende ISO-standaard toegevoegd:

„1.2. Referenties

Wegvoertuigen – Tachograafsystemen – Deel 3: Aansluiting van bewegingssensor (bij voertuigen)”.

12.2 In hoofdstuk II FUNCTIEBEPROEVINGEN VAN DE VOERTUIGUNIT wordt het volgende nieuwe voorschrift toegevoegd aan deel 3 van de uit te voeren functiebeproevingen:

„3.36 Aansluiting voor de bewegingssensor, daarmee verbonden voorschriften 001a, voorschrift 099”.

12.3 In hoofdstuk II wordt het volgende nieuwe voorschrift toegevoegd:

Functiebeproeving (VU)

3.37 Verifieer of de VU door de VU-fabrikant bepaalde voorvallen en/of fouten detecteert, registreert en opslaat, wanneer een gekoppelde bewegingssensor reageert op een magnetisch veld dat detectie van beweging van het voertuig stoort, voorschrift 161a.”.

12.4 In hoofdstuk III wordt het volgende nieuwe voorschrift toegevoegd:

Functiebeproeving (bewegingssensor)

„3.5 Controleer of de bewegingssensor bestand is tegen een magnetisch veld. Verifieer, als alternatief, of de bewegingssensor reageert op een magnetisch veld dat de detectie van beweging van het voertuig stoort, zodat een gekoppelde VU sensorfouten kan detecteren, registreren en opslaan, zie voorschrift 161a.”.

12.5 In hoofdstuk III FUNCTIEBEPROEVINGEN VAN DE BEWEGINGSSENSOR wordt het volgende nieuwe voorschrift toegevoegd aan deel 3 van de uit te voeren functiebeproevingen:

„3.4. Aansluiting voertuigunit, voorschrift 001a”.

13. WIJZIGINGEN VAN AANHANGSEL 12 (ADAPTOR VOOR DE VOERTUIGEN VAN CATEGORIEËN M1 EN N1)

Aan hoofdstuk VII, deel 7.2 wordt het volgende nieuwe voorschrift toegevoegd:

„3.3 Controleer of de adaptor bestand is tegen een magnetisch veld. Verifieer, als alternatief, of de bewegingssensor reageert op een magnetisch veld dat de detectie van beweging van het voertuig stoort, zodat een gekoppelde VU sensorfouten kan detecteren, registreren en opslaan, zie voorschrift 161a.”.