Home

Besluit 2010/145/GBVB van de Raad van 8 maart 2010 tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

Besluit 2010/145/GBVB van de Raad van 8 maart 2010 tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Raad heeft op 16 april 2003 Gemeenschappelijk Standpunt 2003/280/GBVB ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het ICTY(1) vastgesteld.

  2. De Raad heeft op 30 maart 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/293/GBVB tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)(2) vastgesteld.

  3. Gemeenschappelijk Standpunt 2004/293/GBVB is laatstelijk bij Gemeenschappelijk Standpunt 2009/164/GBVB van de Raad van 26 februari 2009 tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Oorlogstribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)(3) verlengd tot en met 16 maart 2010.

  4. Een aantal van de door het ICTY in staat van beschuldiging gestelde personen is nog steeds op vrije voeten en er bestaan bewijzen dat zij worden geholpen bij hun pogingen om zich te onttrekken aan berechting.

  5. De maatregelen waarin Gemeenschappelijk Standpunt 2004/293/GBVB voorziet, dienen nog eens met twaalf maanden te worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of de doorreis via hun grondgebied te beletten van de in de bijlage vermelde personen, die betrokken zijn bij activiteiten waardoor voortvluchtige personen geholpen worden zich te blijven onttrekken aan berechting voor misdaden waarvoor het ICTY hen in staat van beschuldiging heeft gesteld, of die anderszins handelen op een wijze die het ICTY zou kunnen beletten zijn mandaat daadwerkelijk uit te voeren.

2.

Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te beletten.

3.

Lid 1 laat gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

  1. als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

  2. als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

  3. krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

  4. krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929, dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.

Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.

De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een ontheffing verleent.

6.

De lidstaten kunnen ontheffingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Europese Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen, wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij het ICTY rechtstreeks wordt geholpen bij het uitvoeren van zijn mandaat.

7.

Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De ontheffing wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij één of meer leden van de Raad binnen 48 uur na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde ontheffing schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde ontheffing te verlenen.

8.

Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 2

De Raad besluit, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of een lidstaat, tot de nodige wijzigingen van de lijst in de bijlage.

Artikel 3

Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.

Artikel 4

1.

Dit besluit treedt in werking op de datum van vaststelling ervan. Het vervalt op 16 maart 2012.

2.

Dit besluit wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

Artikel 5

BIJLAGE