Home

Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (herschikking)

Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (herschikking)

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1.

Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten met de uitvoering van de wetgeving inzake de btw belast zijn, onderling en met de Commissie samenwerken om de naleving van die wetgeving te verzekeren.

Daartoe worden bij deze verordening regels en procedures vastgesteld, die de bevoegde autoriteiten in de lidstaten in staat stellen samen te werken en onderling alle inlichtingen uit te wisselen met het oog op een juiste btw-heffing, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, met name bij intracommunautaire transacties, en de btw-fraude te bestrijden. Bij deze verordening worden met name de regels en procedures vastgesteld die de lidstaten in staat stellen deze inlichtingen te verzamelen en uit te wisselen langs elektronische weg.

2.

Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de in lid 1 bedoelde autoriteiten bijstand dienen te verlenen ter bescherming van de btw-opbrengsten van alle lidstaten.

3.

Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van de voorschriften inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet.

4.

Bij deze verordening worden tevens regels en procedures vastgesteld voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen inzake de btw over goederen die worden geleverd en diensten die worden verricht overeenkomstig de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG, alsmede voor eventuele daarop aansluitende uitwisselingen van inlichtingen en, wat de onder die bijzondere regelingen vallende goederen en diensten betreft, voor de overdracht van geldmiddelen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 2

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „centraal verbindingsbureau” :
het bureau dat uit hoofde van artikel 4, lid 1, is aangewezen en de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;
b) „verbindingsdienst” :
elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat uit hoofde van artikel 4, lid 2, door de bevoegde autoriteit als zodanig is aangewezen om op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;
c) „bevoegde ambtenaar” :
een ambtenaar die op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen kan uitwisselen waartoe hem uit hoofde van artikel 4, lid 3, machtiging is verleend;
d) „verzoekende autoriteit” :
het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;
e) „aangezochte autoriteit” :
het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;
f) „intracommunautaire transacties” :
de intracommunautaire levering van goederen of de intracommunautaire verrichting van diensten;
g) „intracommunautaire goederenlevering” :
een goederenlevering die moet worden vermeld op de lijst bedoeld in artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;
h) „intracommunautaire verrichting van diensten” :
een verrichting van diensten die moet worden vermeld op de lijst bedoeld in artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;
i) „intracommunautaire verwerving van goederen” :
het verwerven van het recht om als eigenaar te beschikken over roerende lichamelijke zaken, als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2006/112/EG;
j) „btw-identificatienummer” :
nummer waarin wordt voorzien bij de artikelen 214, 215 en 216 van Richtlijn 2006/112/EG;
k) „administratief onderzoek” :
alle door de lidstaten bij de uitoefening van hun taken verrichte controles, onderzoeken en andere acties gericht op het waarborgen van de juiste toepassing van de btw-wetgeving;
l) „automatische uitwisseling” :
het systematisch en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat;
m) „spontane uitwisseling” :
het niet-systematisch, op willekeurige tijdstippen en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;
n) „persoon” :
  1. een natuurlijk persoon;

  2. een rechtspersoon;

  3. indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit, of

  4. een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die handelingen verricht welke aan btw onderworpen zijn;

o) „geautomatiseerde toegang” :
mogelijkheid om zonder uitstel toegang te krijgen tot een elektronisch systeem, om daarin vervatte inlichtingen te raadplegen;
p) „langs elektronische weg” :
door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen;
q) „CCN/CSI-netwerk” :
het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (hierna „CCN” — common communication network) met gemeenschappelijke systeeminterface (hierna „CSI” — common system interface) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie ontwikkeld heeft voor het elektronische berichtenverkeer tussen de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen;
r) „gelijktijdige controle” :
de gecoördineerde controle van de fiscale aangelegenheden van een belastingplichtige of van onderling verbonden belastingplichtigen door ten minste twee deelnemende lidstaten die daarbij gemeenschappelijke of verwante belangen hebben;
s) “betalingsdienstaanbieder” :
een van de categorieën van betalingsdienstaanbieders als vermeld in artikel 1, lid 1, punten a) tot en met d), van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad(1), of een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie op grond van artikel 32 van die richtlijn een vrijstelling is verleend;
t) “betaling ” :
behoudens de uitsluitingen in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2015/2366, een “betalingstransactie” als gedefinieerd in van artikel 4, punt 5 van die richtlijn of een “geldtransfer” als gedefinieerd in artikel 4, punt 22 van die richtlijn;
u) “betaler” :
een “betaler” als gedefinieerd in artikel 4, punt 8, van Richtlijn (EU) 2015/2366;
v) “begunstigde” :
een “begunstigde” als gedefinieerd in artikel 4, punt 9, van Richtlijn (EU) 2015/2366.
2.

De in de artikelen 358, 358 bis, 369 bis en 369 terdecies van Richtlijn 2006/112/EG opgenomen definities ten behoeve van de respectieve bijzondere regeling, zijn ook van toepassing in het kader van deze verordening.

Artikel 3

De bevoegde autoriteiten zijn de autoriteiten namens welke deze verordening hetzij rechtstreeks, hetzij bij delegatie wordt toegepast:

Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 1 december 2010 mee welke de voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteit is, en stelt vervolgens de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging dienaangaande.

Kroatië deelt de Commissie uiterlijk op 1 juli 2013 mee welke de voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteit is, en stelt vervolgens de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging dienaangaande, zoals vermeld in de tweede alinea.

De Commissie stelt een lijst van alle bevoegde autoriteiten ter beschikking van de lidstaten en maakt deze informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

1.

Elke lidstaat wijst één centraal verbindingsbureau aan dat bij delegatie de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis. Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als het bureau dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie.

2.

De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten aanwijzen. Het is de taak van het centrale verbindingsbureau om een lijst van deze diensten bij te houden en ervoor te zorgen dat deze lijst voor de centrale verbindingsbureaus van de andere betrokken lidstaten toegankelijk is.

3.

Daarnaast kan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat onder de door haar bepaalde voorwaarden bevoegde ambtenaren aanwijzen die op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen kunnen uitwisselen. Wanneer zij dat doet, kan zij het bereik van deze aanwijzing beperken. Het is de taak van het centrale verbindingsbureau om de lijst van deze ambtenaren bij te houden en deze lijst aan de centrale verbindingsbureaus van de andere betrokken lidstaten beschikbaar te stellen.

4.

Ambtenaren die uit hoofde van de artikelen 28, 29 en 30 inlichtingen uitwisselen, worden in elk geval daartoe als bevoegde ambtenaren beschouwd, overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten bepaalde voorwaarden.

Artikel 5

Artikel 6

HOOFDSTUK II UITWISSELING VAN INLICHTINGEN OP VERZOEK

AFDELING 1 Verzoek om inlichtingen en om administratieve onderzoeken

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

AFDELING 2 Termijn voor het verstrekken van inlichtingen

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

HOOFDSTUK III UITWISSELING VAN INLICHTINGEN ZONDER VOORAFGAAND VERZOEK

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

HOOFDSTUK IV TERUGMELDING

Artikel 16

HOOFDSTUK V VERZAMELING, OPSLAG EN UITWISSELING VAN SPECIFIEKE INLICHTINGEN

AFDELING 1 Geautomatiseerde toegang tot in nationale elektronische systemen opgeslagen specifieke inlichtingen

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21 bis

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

AFDELING 2 Het centraal elektronisch systeem van betalingsinlichtingen

Artikel 24 bis

Artikel 24 ter

Artikel 24 quater

Artikel 24 quinquies

Artikel 24 sexies

Artikel 24 septies

HOOFDSTUK VI VERZOEK TOT ADMINISTRATIEVE NOTIFICATIE

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

HOOFDSTUK VII AANWEZIGHEID IN ADMINISTRATIEKANTOREN EN TIJDENS ADMINISTRATIEVE ONDERZOEKEN EN GEZAMENLIJK VERRICHTE ADMINISTRATIEVE ONDERZOEKEN

Artikel 28

HOOFDSTUK VIII GELIJKTIJDIGE CONTROLES

Artikel 29

Artikel 30

HOOFDSTUK IX INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE BELASTINGPLICHTIGEN

Artikel 31

Artikel 32

HOOFDSTUK X EUROFISC

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

HOOFDSTUK X bis BEPALINGEN INZAKE DE BIJZONDERE REGELING VAN TITEL XII, HOOFDSTUK 1, VAN RICHTLIJN 2006/112/EG

Artikel 37 bis

Artikel 37 ter

HOOFDSTUK XI BEPALINGEN INZAKE DE BIJZONDERE REGELINGEN VAN TITEL XII, HOOFDSTUK 6, VAN RICHTLIJN 2006/112/EG

AFDELING 1 Bepalingen geldig tot en met 31 december 2014

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

AFDELING 2 Bepalingen geldig vanaf 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2021

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 47

AFDELING 3 Bepalingen geldig vanaf 1 juli 2021

Onderafdeling 1 Algemene bepaling

Artikel 47 bis

Onderafdeling 2 Uitwisseling van informatie

Artikel 47 ter
Artikel 47 quater
Artikel 47 quinquies
Artikel 47 sexies
Artikel 47 septies
Artikel 47 octies

Onderafdeling 3 Controle van handelingen en belastingplichtigen

Artikel 47 nonies
Artikel 47 decies
Artikel 47 undecies

Onderafdeling 4 Statistische informatie

Artikel 47 duodecies

Onderafdeling 5 Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

Artikel 47 terdecies

HOOFDSTUK XII UITWISSELING EN BEWARING VAN GEGEVENS IN HET KADER VAN DE PROCEDURE VOOR DE TERUGGAAF VAN DE BTW AAN BELASTINGPLICHTIGEN DIE NIET IN DE LIDSTAAT VAN TERUGGAAF MAAR IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGD ZIJN

Artikel 48

HOOFDSTUK XIII BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE EN ANDERE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE UNIE

Artikel 49

HOOFDSTUK XIV BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 50

HOOFDSTUK XV VOORWAARDEN VOOR DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 53

Artikel 54

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 57

HOOFDSTUK XVI SLOTBEPALINGEN

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 60

Artikel 61

Artikel 62

BIJLAGE II

BIJLAGE III