Bij deze verordening wordt een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) op (hierna „de Autoriteit”) opgericht.
Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie
Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie
HOOFDSTUK I OPRICHTING EN RECHTSSTATUS
Artikel 1 Oprichting en werkterrein
De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden, en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/138/EG, met uitzondering van titel IV daarvan, van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn (EU) 2016/97(1) en Richtlijn (EU) 2016/2341(2) van het Europees parlement en de Raad en, voor zover die handelingen van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en verzekeringstussenpersonen, binnen de toepasselijke onderdelen van Richtlijn 2002/65/EG, met inbegrip van alle op die handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende Uniehandelingen waarmee taken aan de Autoriteit worden toegewezen.
De Autoriteit draagt bij tot de werkzaamheden van de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(3) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) met betrekking tot de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad(4) en Verordening (EU) nr. 1093/2010. De Autoriteit beslist over haar toestemming overeenkomstig artikel 9 bis, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
De Autoriteit handelt op het werkterrein van verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, financiële conglomeraten, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en verzekeringstussenpersonen eveneens met betrekking tot zaken die niet rechtstreeks onder de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen vallen, onder meer op het vlak van ondernemingsbestuur, accountantscontrole en financiële verslaglegging, rekening houdend met duurzame bedrijfsmodellen en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren, op voorwaarde dat dergelijk optreden noodzakelijk is om de effectieve en consistente toepassing van die handelingen te waarborgen.
Wat betreft instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening laten de maatregelen van de Autoriteit de nationale sociale en arbeidswetgeving onverlet.
De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie, in het bijzonder op grond van artikel 258 VWEU, om de naleving van het Unierecht te verzekeren.
De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen aan de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, bij tot:
-
de verbetering van de werking van de interne markt, daaronder met name begrepen een solide, effectief en consistent niveau van regulering en toezicht,
-
het verzekeren van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten,
-
de versterking van de internationale coördinatie van het toezicht,
-
het voorkomen van reguleringsarbitrage en het bevorderen van gelijke concurrentievoorwaarden,
-
het waarborgen van passende regulering en passend toezicht met betrekking tot het aangaan van risico’s inzake verzekerings-, herverzekerings- en bedrijfspensioenactiviteiten,
-
het verbeteren van de bescherming van cliënten en consumenten; en
-
het tot stand brengen van meer convergentie op het gebied van toezicht op de interne markt.
Te dien einde draagt de Autoriteit bij tot het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 van dit artikel genoemde handelingen, bevordert zij de convergentie op het gebied van het toezicht en verstrekt zij adviezen aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie in overeenstemming met artikel 16 bis.
Bij de uitoefening van de taken die haar bij deze verordening worden toevertrouwd, besteedt de Autoriteit bijzondere aandacht aan potentiële systeemrisico’s die veroorzaakt worden door instellingen waarvan de insolventie de werking van het financiële stelsel of de reële economie kan aantasten.
Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk, objectief en op niet-discriminerende en transparante wijze in het belang van de Unie als geheel, en eerbiedigt zij, waar relevant, het evenredigheidsbeginsel. De Autoriteit legt verantwoording af en handelt integer en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden billijk worden behandeld.
De inhoud en vorm van de acties en maatregelen van de Autoriteit, met name richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen, vragen en antwoorden, ontwerpen van reguleringsnormen en ontwerpen van uitvoeringsnormen, nemen de toepasselijke wettelijke bepalingen van deze verordening en van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen volledig in acht. Voor zover toegestaan en relevant op grond van die bepalingen, houden de acties en maatregelen van de Autoriteit, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, terdege rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de activiteiten van een financiële instelling, een onderneming, een andere partij of een financiële activiteit, die door de acties en maatregelen van de Autoriteit worden geraakt.
De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel van de Autoriteit, een commissie in die haar adviseert over de vraag hoe, met volledige inachtneming van de toepasselijke voorschriften, haar acties en maatregelen rekening moeten houden met specifieke verschillen die in de sector bestaan met betrekking tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, de bedrijfsmodellen en praktijken, alsook de grootte van financiële instellingen en van markten voor zover dergelijke factoren op grond van de betrokken voorschriften relevant zijn.
Artikel 2 Europees Systeem voor financieel toezicht
De Autoriteit maakt deel uit van een Europees Systeem voor financieel toezicht (European system of financial supervision - ESFS). Het hoofddoel van het ESFS is erop toe te zien dat de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd teneinde de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel, met doeltreffende en voldoende bescherming voor de cliënten en consumenten van financiële diensten.
Het ESFS bestaat uit de volgende instanties:
-
het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) voor de in Verordening (EU) nr. 1092/2010 en de onderhavige verordening omschreven taken;
-
de Autoriteit;
-
de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(5);
-
de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(6);
-
het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten („Gemengd Comité”) voor de uitoefening van de in de artikelen 54 tot en met 57 van deze verordening, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 omschreven taken;
-
de bevoegde of toezichthoudende autoriteiten in de lidstaten als gespecificeerd in de Uniehandelingen die vermeld worden in artikel 1, lid 2, van deze verordening, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Via het Gemengd Comité werkt de Autoriteit regelmatig en nauw samen met het ESRB alsook met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) en zorgt daarmee voor de intersectorale samenhang van de werkzaamheden en het bereiken van gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere intersectorale kwesties.
Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) werken de partijen bij het ESFS met vertrouwen en met het volste wederzijdse respect samen, met name om te zorgen voor een passende en betrouwbare informatiestroom, onderling en van de Autoriteit naar het Europees Parlement, naar de Raad en naar de Commissie.
De toezichthoudende autoriteiten die deel uitmaken van het ESFS zijn gehouden overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen toezicht uit te oefenen op financiële instellingen die in de Unie opereren.
Onverminderd nationale bevoegdheden, omvatten verwijzingen in deze verordening naar toezicht alle relevante activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.
Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten
De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad.
In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens onderzoeken die op grond van dat artikel worden uitgevoerd.
De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.
Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen.
Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit.
Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.
De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag.
Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht.
Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.
Artikel 4 Definities
Voor de toepassing van onderhavige verordening wordt verstaan onder:
-
„financiële instellingen”: ondernemingen, entiteiten en natuurlijke en rechtspersonen die onder de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen vallen. Wat Richtlijn 2005/60/EG betreft, wordt onder „financiële instellingen” evenwel uitsluitend verstaan, de verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen als gedefinieerd in die richtlijn;
-
„bevoegde autoriteiten”:
-
toezichthoudende autoriteiten zoals bedoeld in Richtlijn 2009/138/EG, en bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in de Richtlijnen 2003/41/EG en 2002/92/EG;
-
wat Richtlijn 2002/65/EG betreft, de autoriteiten en organen bevoegd voor het doen naleven van de vereisten van die richtlijn door financiële instellingen.
-