Home

Besluit van de Europese Centrale Bank van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (ECB/2011/25) (2011/870/EU)

Besluit van de Europese Centrale Bank van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (ECB/2011/25) (2011/870/EU)

2011D0025 — NL — 03.07.2012 — 002.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 14 december 2011

inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen

(ECB/2011/25)

(2011/870/EU)

(PB L 341, 22.12.2011, p.65)

Gewijzigd bij:




▼B

BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 14 december 2011

inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen

(ECB/2011/25)

(2011/870/EU)



DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 3.1 en artikel 18.2,

Overwegende:

(1)

Luidens artikel 18.1 van de Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De algemene voorwaarden waaronder de ECB en de NCB’s bereid zijn krediettransacties te verrichten, waaronder de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1) (hierna de „Algemene Documentatie”).

(2)

Op 8 december 2011 besloot de Raad van bestuur aanvullende maatregelen te nemen ter versterking van kredietverleningssteun ter ondersteuning van bancaire kredietverlening en liquiditeit in de geldmarkt van het eurogebied. Overeenkomstig dat besluit en ter versterking van de liquiditeitsvoorziening aan tegenpartijen voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem dient te worden voorzien in een mogelijkheid tot beëindiging of wijziging van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacties voor de vervaldag, en de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem dienen te worden verruimd.

(3)

Die maatregelen dienen tijdelijk te gelden totdat de Raad van bestuur van mening is dat de stabiliteit van het financiële stelsel de toepassing van het algemene kader van het Eurosysteem voor monetaire-beleidstransacties toelaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:



Artikel 1

Aanvullende op herfinancieringstransacties en beleenbaar onderpand betrekking hebbende maatregelen

1. De regels voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem en de in dit besluit vastgelegde beleenbaarheidscriteria voor onderpand zijn van toepassing in samenhang met de Algemene Documentatie.

2. Bij een discrepantie tussen dit Besluit en de Algemene Documentatie, zoals op nationaal niveau door de NCB’s uitgevoerd, geldt het eerste. Behoudens andersluidende bepalingen in dit besluit passen de NCB’s alle bepalingen van de Algemene Documentatie verder ongewijzigd toe.

Artikel 2

Mogelijkheid tot beëindiging of wijziging van langerlopende herfinancieringstransacties

Het Eurosysteem kan besluiten dat tegenpartijen voor de vervaldag onder bepaalde voorwaarden het bedrag van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacites kunnen verlagen dan wel deze transacties kunnen beëindigen.

▼M2

Artikel 3

Aanvullende toelating van bepaalde effecten op onderpand van activa

1. Naast de uit hoofde van hoofdstuk 6 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 beleenbare effecten op onderpand van activa, komen effecten op onderpand van activa, die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van hoofdstuk 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14, in aanmerking als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, mits zij bij uitgifte en op enig tijdstip daarna twee ratings hebben van minstens triple-B (2). Tevens voldoen zij aan de volgende vereisten:

a)de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa behoren tot één van de volgende activacategorieën: i) hypothecair krediet; ii) leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (KMO’s); iii) commercieel hypothecair krediet; iv) autoleningen; v) leasing en consumentenkrediet;

b)geen vermenging van uiteenlopende activacategorieën bij de kasstroom genererende activa;

c)de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, omvatten geen leningen die:

i)ten tijde van de uitgifte van de effecten op onderpand van activa oninbaar zijn,

ii)oninbaar zijn bij de opname onder effecten op onderpand van activa gedurende de looptijd van de effecten op onderpand van activa, bijvoorbeeld middels substitutie of vervanging van de kasstroom genererende activa;

iii)op enig tijdstip gestructureerd, gesyndiceerd of van hefboomfinanciering voorzien zijn;

d)de transactiedocumentatie inzake effecten op onderpand van activa omvat bepalingen inzake aflossingscontinuïteit.

2. Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die twee ratings hebben van minstens single A (3) is een surpluspercentage van 16 % van toepassing.

3. Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die niet twee ratings hebben van minstens single A zijn de volgende surpluspercentages van toepassing: a) op effecten op onderpand van activa met commercieel hypothecair krediet als onderpand is een surpluspercentage van 32 % van toepassing b) op alle overige effecten op onderpand van activa is een surpluspercentage van 26 % van toepassing.

4. Een tegenpartij mag uit hoofde van lid 1 beleenbare effecten op onderpand van activa niet als onderpand aanbieden, indien de tegenpartij of enige derde, waarmee zij nauwe banden heeft, rentehedging aanbiedt met betrekking tot die effecten op onderpand van activa.

5. Binnen het kader van dit artikel hebben de termen „kleine onderneming” en „middelgrote onderneming” dezelfde betekenis als in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (4).

6. Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem effecten op onderpand van activa aanvaarden waarvan de onderliggende activa hypothecair krediet omvatten of leningen aan KMO’s, dan wel beide, en die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van hoofdstuk 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 noch aan de in lid 1, onder a) tot en met d) en lid 4 genoemde vereisten, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14 en twee ratings hebben van minstens triple-B. Dergelijke effecten op onderpand van activa worden beperkt tot effecten op onderpand van activa die zijn uitgegeven voor 20 juni 2012 en waarop een surpluspercentage van 32 % van toepassing is.

▼B

Artikel 4

Aanvullende toelating van bepaalde kredietvorderingen

1. Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kredietvorderingen aanvaarden die niet voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem.

2. De NCB’s stellen beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen vast voor de aanvaarding van kredietvorderingen uit hoofde van lid 1. Die beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

▼M1

Artikel 4 bis

Aanvaarding van bepaalde door de overheid gegarandeerde bankbrieven

1. NCB’s zijn niet gehouden als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare bankbrieven te aanvaarden die een lidstaat garandeert uit hoofde van een programma van de Europese Unie of van het Internationaal Monetair Fonds, dan wel beleenbare bankbrieven gegarandeerd door een lidstaat, waarvan de kredietbeoordeling niet voldoet aan de benchmark van het Eurosysteem voor de vaststelling van de minimumvereisten van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards voor emittenten en garanten van verhandelbare activa overeenkomstig de hoofdstukken 6.3.1 en 6.3.2 van de algemene documentatie.

2. NCB’s informeren de Raad van bestuur telkens wanneer zij besluiten de in lid 1 genoemde effecten niet als onderpand te aanvaarden.

▼M3

Artikel 4 ter

Aanvaarding van door de overheid gegarandeerde bankbrieven

1. Tegenpartijen die door een EER-overheidsentiteit, die het recht heeft belastingen te heffen, gegarandeerde beleenbare bankbrieven uitgeven, mogen dergelijke of soortgelijke door nauw verbonden entiteiten uitgegeven bankbrieven niet als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem aanbieden voor zover de op de dag van inwerkingtreding van dit besluit vastgestelde nominale waarde van deze als onderpand aangeboden bankbrieven overschreden wordt.

2. In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van bestuur besluiten tot vrijstelling van het in lid 1 vastgelegde vereiste. Bij een vrijstellingsverzoek wordt een financieringsplan gevoegd.

▼B

Artikel 5

Slotbepalingen

Dit besluit treedt in werking op 19 december 2011.



(1) PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1. Met ingang van 1 januari 2012 wordt Richtsnoer ECB/2000/7 vervangen door Richtsnoer ECB/2011/2014 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1).

(2) Een „triple-B” rating is een rating van minstens „Baa3” van Moody’s, „BBB-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „BBB” van DBRS.

(3) Een „triple-A” rating is een rating van minstens „A3” van Moody’s, „A-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „AL” van DBRS.

(4) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.