Home

Besluit van de Raad van 12 juli 2011 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (herschikking) (2011/734/EU)

Besluit van de Raad van 12 juli 2011 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (herschikking) (2011/734/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Besluit 2010/320/EU van de Raad van 10 mei 2010 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen(1) is diverse malen ingrijpend gewijzigd(2). Aangezien verdere wijzigingen nodig zijn, moet het duidelijkheidshalve worden herschikt.

  2. Artikel 136, lid 1, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de mogelijkheid specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

  3. Overeenkomstig artikel 126 VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden. Daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

  4. Op 27 april 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat en krachtens artikel 104, lid 7, VEG en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten(3) aanbevelingen gedaan om het buitensporige tekort uiterlijk in 2010 te corrigeren. De Raad heeft voorts 27 oktober 2009 vastgesteld als uiterste datum waarop Griekenland doeltreffende actie moest ondernemen. Op 30 november 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, VWEU vastgesteld dat Griekenland geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen had gegeven; bijgevolg heeft de Raad op 16 februari 2010 overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU Griekenland aangemaand maatregelen te treffen om het buitensporige tekort uiterlijk in 2012 te corrigeren(hierna „het krachtens artikel 126, lid 9, vastgestelde besluit” te noemen). De Raad heeft voorts 15 mei 2010 vastgesteld als uiterste datum waarop doeltreffende actie moest worden ondernomen.

  5. Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kan de Raad, indien in overeenstemming met artikel 126, lid 9, VWEU doeltreffende actie is ondernomen en indien zich na de vaststelling van de aanmaning onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, op aanbeveling van de Commissie, besluiten een herziene aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU vast te stellen.

  6. In de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie, die als uitgangspunt fungeerden voor de eerste aanmaning aan Griekenland, werd voorspeld dat het bbp in 2010 met ¼ % zou krimpen; vanaf 2011 zou er een herstel optreden: verwacht werd dat de economie met 0,7 % zou groeien. In 2010 heeft evenwel een sterkere krimp van het reële bbp plaatsgevonden en verwacht wordt dat deze krimp in 2011 zal aanhouden. Daarna wordt een geleidelijk groeiherstel verwacht. Tegenover deze sterke versombering van het economische scenario staat een even scherpe verslechtering van de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën indien het beleid ongewijzigd blijft. Daarbij komt nog dat het feitelijke overheidstekort voor 2009 opwaarts is herzien (van naar schatting 12,7 % van het bbp ten tijde van het krachtens artikel 126, lid 9, vastgestelde besluit tot 13,6 % van het bbp volgens de budgettaire kennisgeving die Griekenland op 1 april 2010 heeft ingediend)(4) tot 15,4 % van het bbp) na de afronding van het onderzoek dat Eurostat samen met de Griekse statistische diensten heeft uitgevoerd(5). Ten slotte heeft de op de markten heersende bezorgdheid omtrent de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën tot een forse stijging van de risicopremies op overheidsschulden geleid, waardoor het nog moeilijker is geworden om het overheidstekort en de overheidsschuld onder controle te houden.

  7. Eind 2009 bedroeg de bruto overheidsschuld 127,1 % van het bbp. Dit is de hoogste schuldquote in de Europese Unie en aanzienlijk meer dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp. Teneinde het noodzakelijke en in het licht van de omstandigheden haalbare traject voor de vermindering van het tekort te realiseren, moet de stijgende tendens van de schuld vanaf 2013 worden omgebogen. Naast de blijvend hoge overheidstekorten hebben ook sommige financiële transacties verder tot de stijging van de schuld bijgedragen. Deze factoren hebben het vertrouwen van de markten in het vermogen van de Griekse overheid om de schuldendienst te blijven verzekeren, verder ondermijnd. Griekenland moet dan ook dringend en op een nooit eerder geziene schaal doortastende actie tegen het tekort en andere schuldverhogende factoren ondernemen om de stijgende tendens van de schuldquote om te buigen en zo spoedig mogelijk weer een beroep op marktfinanciering te kunnen doen.

  8. De zeer ernstige verslechtering van de financiële situatie van de overheid heeft de overige lidstaten van het eurogebied ertoe doen besluiten Griekenland stabiliteitssteun toe te kennen met de bedoeling de financiële stabiliteit in het eurogebied als geheel te vrijwaren; deze steun wordt gecombineerd met multilaterale bijstand van het Internationaal Monetair Fonds. De steun van de lidstaten van het eurogebied neemt de vorm aan van een samenbundeling van bilaterale leningen die door de Commissie worden gecoördineerd. De leninggevers hebben besloten hun steun afhankelijk te stellen van de naleving door Griekenland van dit besluit. Van Griekenland wordt met name verwacht dat het land de in dit besluit gespecificeerde maatregelen uitvoert volgens de kalender die hierin is vastgesteld.

  9. In juni 2011 werd duidelijk dat, bij ongewijzigd beleid, de tekortdoelstelling voor 2011 gezien de budgettaire ontsporing in 2010 en gezien de uitvoering van de begroting tot mei fors zou worden overschreden, waardoor de algehele geloofwaardigheid van het prorgramma in gevaar zou komen. Daarom moesten bepaalde begrotingsmaatregelen worden geactualiseerd zodat Griekenland de in Besluit 2010/320/EU vastgestelde tekortlimieten voor 2011 en de jaren daarna alsnog zou kunnen halen. Deze maatregelen zijn uitvoerig besproken met de Griekse regering en gezamenlijk goedgekeurd door de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds.

  10. In het licht van het bovenstaande blijkt het wenselijk om Besluit 2010/320/EU op een aantal punten te herzien, met behoud van de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Griekenland maakt zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2014 een einde aan de huidige buitensporigtekortsituatie.

2.

Met het aanpassingstraject in de richting van de correctie van het buitensporige tekort wordt de verwezenlijking beoogd van een overheidstekort van niet meer dan 18 508 miljoen EUR (8,0 % van het bbp) in 2010, 17 065 miljoen EUR (7,6 % van het bbp) in 2011, 14 916 miljoen EUR (6,5 % van het bbp) in 2012, 11 399 miljoen EUR (4,8 % van het bbp) in 2013 en 6 385 miljoen EUR (2,6 % van het bbp) in 2014. Om dat doel te bereiken, zal over de periode 2009-2014 een verbetering van het structurele saldo met ten minste 10 % van het bbp moeten worden gerealiseerd.

3.

Het in lid 2 bedoelde aanpassingstraject vereist dat de jaarlijkse verandering in de geconsolideerde bruto overheidsschuld niet groter is dan 34 058 miljoen EUR in 2010, 17 365 miljoen EUR in 2011, 15 016 miljoen EUR in 2012, 11 599 miljoen EUR in 2013 en 7 885 miljoen EUR in 2014. Afgaande op de bbp-prognoses van mei 2011 ziet het overeenkomstige traject van de schuldquote er als volgt uit: een schuldquote van niet meer dan 143 % in 2010, 154 % in 2011, 158 % in 2012, 159 % in 2013 en 157 % in 2014.

Artikel 2

1.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind juni 2010:

  1. een wet die een progressieve belastingschaal voor alle inkomstenbronnen en een horizontale uniforme behandeling van het inkomen uit arbeid en kapitaal invoert;

  2. een wet die alle in het belastingstelsel voorkomende vrijstellingen en bepalingen inzake autonome belastingbevoegdheden afschaft, met inbegrip van die betreffende inkomsten uit hoofde van aan ambtenaren betaalde bijzondere vergoedingen;

  3. de annulering van de begrotingskredieten in de reserve voor onvoorziene uitgaven met de bedoeling een besparing van 700 miljoen EUR te realiseren;

  4. de afschaffing van de meeste begrotingskredieten voor de solidariteitstoelage (met uitzondering van een deel ervan dat voor armoedebestrijding is bestemd) met de bedoeling een besparing van 400 miljoen EUR te realiseren;

  5. een verlaging van de hoogste pensioenen met de bedoeling een besparing van 500 miljoen EUR over een volledig jaar te realiseren (350 miljoen EUR in 2010);

  6. een verlaging van de aan ambtenaren betaalde paas-, zomer- en kerstbonussen en toelagen met de bedoeling een besparing van 1 500 miljoen EUR over een volledig jaar te realiseren (1 100 miljoen EUR in 2010);

  7. de afschaffing van de aan gepensioneerden betaalde paas-, zomer- en kerstbonussen (met dien verstande dat degenen die een laag pensioen genieten, worden beschermd) met de bedoeling een besparing van 1 900 miljoen EUR over een volledig jaar te realiseren (1 500 miljoen EUR in 2010);

  8. een verhoging van het btw-tarief, met een opbrengst van ten minste 1 800 miljoen EUR voor een volledig jaar (800 miljoen EUR in 2010);

  9. een verhoging van de accijnsrechten op brandstof, tabak en alcohol, met een opbrengst van ten minste 1 050 miljoen EUR voor een volledig jaar (450 miljoen EUR in 2010);

  10. wetgeving tot omzetting van de dienstenrichtlijn(6);

  11. een wet tot hervorming en vereenvoudiging van de overheidsdiensten op lokaal niveau met de bedoeling de operationele kosten te reduceren;

  12. de oprichting van een taskforce met de bedoeling het absorptiepercentage van de structuur- en cohesiefondsen te verbeteren;

  13. een wet tot vereenvoudiging van de oprichting van nieuwe ondernemingen;

  14. een vermindering van de overheidsinvesteringen met 500 miljoen EUR ten opzichte van de plannen;

  15. het overhevelen van de begrotingskredieten voor de medefinanciering van structurele en cohesiefondsen naar een speciale centrale rekening die voor geen enkel ander doel kan worden aangewend;

  16. de oprichting van een onafhankelijk financiële stabiliteitsfonds dat eventuele kapitaalstekorten kan opvangen en de gezondheid van de financiële sector kan vrijwaren door het verstrekken van kapitaalsteun aan de banken, waar dit nodig blijkt;

  17. het versterkt toezicht op de banken, met meer menselijke middelen, frequentere rapportering en driemaandelijkse stresstests.

2.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind september 2010:

  1. voorbereiding van budgettaire consolidatiemaatregelen ter grootte van ten minste 3,2 % van het bbp (4,3 % van het bbp indien ook met overloopeffecten van in 2010 doorgevoerde maatregelen rekening wordt gehouden), op te nemen in de ontwerpbegroting voor 2011: een vermindering van het intermediaire verbruik van de overheid met ten minste 300 miljoen EUR in vergelijking met 2010 (bovenop de bezuinigingen als gevolg van de hervorming van de overheidsdiensten en van de lokale overheid als bedoeld in dit lid); een bevriezing van de indexering van de pensioenen (met de bedoeling een besparing van 100 miljoen EUR te realiseren); een tijdelijke crisisheffing op zeer winstgevende bedrijven (die in 2011, 2012 en 2013 per jaar ten minste 600 miljoen EUR aan extra inkomsten moet opleveren); het forfaitair belasten van zelfstandigen (met een opbrengst van ten minste 400 miljoen EUR in 2011 en met ten minste 100 miljoen EUR per jaar toenemende opbrengsten in 2012 en 2013); een verbreding van de btw-grondslag door bepaalde, thans vrijgestelde diensten te belasten en door op 30 % van de goederen en diensten het gewone tarief in plaats van het verminderde tarief te heffen (met een opbrengst van 1 miljard EUR); een geleidelijke invoering van een groene belasting op CO2-uitstoot (met een opbrengst van ten minste 300 miljoen EUR in 2011); de tenuitvoerlegging door de regering van de wetgeving tot hervorming van de overheidsdiensten en reorganisatie van de lokale overheid (met de bedoeling de kosten te verminderen met ten minste 500 miljoen EUR in 2011 en met nog eens 500 miljoen EUR per jaar in 2012 en 2013); een vermindering van de binnenlands gefinancierde investeringen (met ten minste 500 miljoen EUR) door prioriteit te geven aan met EU-structuurfondsen gefinancierde investeringsprojecten, het stimuleren van de regularisering van inbreuken op de ruimtelijke ordening (met een opbrengst van ten minste 1 500 miljoen EUR tussen 2011 en 2013, waarvan ten minste 500 miljoen EUR in 2011); de inning van ontvangsten uit hoofde van vergunningen voor kansspelen (ten minste 500 miljoen EUR uit hoofde van toekenningen van vergunningen en 200 miljoen EUR in de vorm van jaarlijkse royalty’s); een verbreding van de grondslag van de onroerendgoedbelasting door de waarde van de onroerende goederen te actualiseren (die ten minste 400 miljoen EUR aan extra inkomsten moet opleveren); een hogere belastingheffing op loon in natura, onder meer door betalingen van autoleasecontracten te belasten (met een extra opbrengst van ten minste 150 miljoen EUR); een hogere belastingheffing op luxegoederen (met een extra opbrengst van ten minste 100 miljoen EUR); een speciale belasting op ongeoorloofde vestigingen (met een opbrengst van ten minste 800 miljoen EUR per jaar) en een vervanging van slechts 20 % van de op pensioen gaande werknemers in de overheidssector (centrale overheid, lokale overheden, sociale-verzekeringsinstellingen, overheidsbedrijven, overheidsagentschappen en andere overheidsinstellingen). Maatregelen die vergelijkbare budgettaire besparingen opleveren kunnen na overleg met de Commissie worden overwogen;

  2. een versterking van de rol en middelen van het General Accounting Office en de invoering van waarborgen tegen mogelijke politieke inmenging bij de gegevensverwerking en het bijhouden van de overheidsrekeningen;

  3. een voorstel tot hervorming van de loonwetgeving in de overheidssector, met onder meer de oprichting van centrale betalingsinstantie voor de uitbetaling van salarissen, de invoering van eenvormige beginselen en een tijdschema voor de vaststelling van een gestroomlijnde en uniforme salaristabel voor ambtenaren welke geldt voor de nationale overheid, de lokale overheden en andere agentschappen;

  4. wetgeving ter verbetering van de efficiëntie van de belastingdiensten en de belastingcontrole;

  5. de start van onafhankelijke evaluaties van centrale overheidsdiensten en van bestaande sociale programma’s;

  6. de bekendmaking van maandelijkse statistieken (op kasbasis) over ontvangsten, uitgaven, financiering en uitgavenachterstanden van de „beschikbare centrale overheid” en haar subentiteiten;

  7. een actieplan met het oog op een betere vergaring en verwerking van gegevens over de overheidssector, met name door de controlemechanismen van de statistische diensten en het General Accounting Office te versterken en door een daadwerkelijke persoonlijke verantwoordelijkheid voor rapportagefouten in te voeren, teneinde de snelle verstrekking van overheidsgegevens van hoge kwaliteit te waarborgen, zoals wordt voorgeschreven bij de Verordeningen (EG) nr. 2223/96(7), (EG) nr. 264/2000(8), (EG) nr. 1221/2002(9), (EG) nr. 501/2004(10), (EG) nr. 1222/2004(11), (EG) nr. 1161/2005(12), (EG) nr. 223/2009(13) en (EG) nr. 479/2009(14);

  8. de regelmatige bekendmaking van informatie over de financiële situatie van overheidsbedrijven en andere overheidsentiteiten die niet deel uitmaken van de overheid (met inbegrip van gedetailleerde resultatenrekeningen, balansen en gegevens over de werkgelegenheid en de loonkosten);

  9. de oprichting van een uitgebreid centraal register voor overheidsbedrijven;

  10. een actieplan met een tijdschema voor concrete acties die tot de oprichting van een centrale instantie voor overheidsopdrachten moeten leiden;

  11. een wet tot vaststelling van een bovengrens van 50 miljoen EUR voor de jaarlijkse overheidsbijdrage uit hoofde van de openbaredienstverplichting aan spoorwegexploitanten voor de periode 2011-2013 en ter invoering van het beginsel dat de staat geen extra expliciete of impliciete steun aan spoorwegexploitanten verleent;

  12. een ondernemingsplan voor de Griekse spoorwegen. In het ondernemingsplan wordt gespecificeerd hoe operationele activiteiten winstgevend zullen worden gemaakt, met inbegrip van dekking van de kosten wegens waardevermindering vanaf 2011 door onder meer sluiting van verlieslijdende lijnen, verhoging van tarieven, vermindering van lonen en inkrimping van het personeelsbestand; het ondernemingsplan bevat voorts een gedetailleerde gevoeligheidsanalyse betreffende de implicatie voor de loonkosten van verschillende scenario’s wat het resultaat van een collectieve overeenkomst betreft; het verschaft informatie aangaande verschillende opties met betrekking tot het personeel; en het voorziet in de herstructurering van de holding via onder meer de verkoop van grond en andere activa;

  13. een wet tot hervorming van het systeem voor het voeren van loononderhandelingen in de particuliere sector; de wet dient te voorzien in een vermindering van de loontoeslagen voor overwerk en een grotere flexibiliteit bij het beheer van de arbeidstijd, en het tevens mogelijk te maken lokale territoriale overeenkomsten te sluiten waarin een lagere loonstijging wordt afgesproken dan in de sectorale overeenkomsten;

  14. een hervorming van de wetgeving op het gebied van de bescherming van werkgelegenheid om de periode op proef voor nieuwe banen te verlengen tot één jaar, en om een verhoogd gebruik van tijdelijke arbeidsovereenkomsten en deeltijdarbeid te bevorderen;

  15. een wijziging van de regelgeving met betrekking tot het systeem van scheidsgerechten om iedere partij de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van een scheidsgerecht als zij het niet eens is met het voorstel van de bemiddelaar;

  16. een hervorming van de scheidsrechterlijke procedure om ervoor te zorgen dat de procedure in overeenstemming met transparante objectieve criteria verloopt, met een onafhankelijk college van scheidsrechters dat bevoegd is een besluit te nemen zonder overheidsinmenging.

3.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind december 2010:

  1. de definitieve vaststelling van de in lid 2, onder a), genoemde maatregelen;

  2. de tenuitvoerlegging van een wet tot versterking van het begrotingskader. Deze wet dient met name in het volgende te voorzien: de totstandbrenging van een begrotingskader voor de middellange termijn, de opneming in de begroting van een verplichte reserve voor onvoorziene uitgaven ter grootte van 5 % van de totale begrotingskredieten van de ministeries, met uitzondering van de lonen, de pensioenen en de intrestbetalingen, de invoering van sterkere mechanismen voor de controle op de uitgaven en de oprichting van een begrotingsdienst die van het parlement afhangt;

  3. een forse verbetering van het absorptiepercentage van de structuur- en cohesiefondsen;

  4. wetgeving tot vereenvoudiging en versnelling van het proces voor vergunningverlening aan ondernemingen en zelfstandigen en voor de uitoefening van industriële activiteiten;

  5. een wijziging van het institutionele kader van de Griekse mededingingsautoriteit teneinde de onafhankelijkheid ervan te vergroten, redelijke termijnen voor het verrichten van onderzoeken en het uitvaardigen van besluiten vast te stellen, en de autoriteit de bevoegdheid te verlenen klachten te verwerpen;

  6. maatregelen waarmee wordt beoogd bestaande beperkingen op het vrij verrichten van diensten op te heffen;

  7. een decreet dat lokale overheden tot ten minste 2014 verbiedt tekorten te boeken; een vermindering van de overdrachten aan de lokale overheid conform de geplande besparingen en bevoegdheidsoverdrachten;

  8. bekendmaking van tussentijdse langetermijnprognoses van pensioenuitgaven tot 2060 zoals vastgelegd in de wetgevingshervorming van juli 2010 waaronder de voornaamste pensioenregelingen vallen (IKA, met inbegrip van het pensioenstelsel voor ambtenaren, OGA en OAEE);

  9. invoering van een uniform elektronisch receptensysteem; bekendmaking van de volledige prijslijst van de op de markt beschikbare geneesmiddelen; toepassing van de lijst van niet-vergoede geneesmiddelen en van de lijst van receptvrije geneesmiddelen; bekendmaking van de nieuwe lijst van vergoede geneesmiddelen met gebruikmaking van het nieuwe systeem van referentieprijzen; gebruikmaking van de via elektronische recepten en scanning beschikbaar gekomen informatie voor de inning van kortingen van farmaceutische bedrijven; invoering van een bewakingsmechanisme dat een maandelijkse toetsing van de uitgaven voor geneesmiddelen mogelijk maakt; opleggen van eigen bijdragen van 5 EUR voor standaard poliklinische diensten en uitbreiding van eigen bijdragen tot onrechtmatig beroep op spoeddiensten; bekendmaking van gecontroleerde rekeningen van ziekenhuizen en gezondheidscentra; en instelling van een onafhankelijke taskforce van deskundigen op het gebied van het gezondheidszorgbeleid die tot taak heeft tegen eind mei 2011 een gedetailleerd verslag op te stellen met het oog op een algemene hervorming van het gezondheidszorgstelsel teneinde dit stelsel efficiënter en doeltreffender te maken;

  10. verdere vermindering van de beleidsuitgaven met ten minste 5 %, wat besparingen ter waarde van ten minste 100 miljoen EUR oplevert;

  11. verdere reductie van de overdrachten, wat voor de overheid als geheel in besparingen ter waarde van ten minste 100 miljoen EUR resulteert. De begunstigde overheidsentiteiten gaan over tot een dienovereenkomstige vermindering van de uitgaven, zodat er geen accumulatie van betalingsachterstanden ontstaat;

  12. invoering vanaf januari 2011 van inkomensafhankelijke gezinsuitkeringen, wat besparingen ter waarde van ten minste 150 miljoen EUR (ongerekend de desbetreffende administratieve kosten) oplevert;

  13. vermindering van de aankoop van militaire uitrusting (leveringen) met ten minste 500 miljoen EUR in vergelijking met het feitelijke niveau van 2010;

  14. reductie van de uitgaven voor geneesmiddelen met 900 miljoen EUR door de socialeverzekeringsinstellingen als gevolg van een bijkomende verlaging van de geneesmiddelenprijzen en nieuwe aankoopprocedures, en met ten minste 350 miljoen EUR door ziekenhuizen (met inbegrip van uitgaven voor apparatuur);

  15. aanbrengen van wijzigingen in het beheer, de prijszetting en de lonen van overheidsbedrijven, wat besparingen ter waarde van ten minste 800 miljoen EUR oplevert;

  16. verhoging van de verlaagde btw-tarieven van 5,5 tot 6,5 % en van 11 tot 13 %, wat ten minste 880 miljoen EUR oplevert en verlaging van het btw-tarief voor geneesmiddelen en hotelaccommodatie van 11 tot 6,5 %, waarvan de kosten niet hoger mogen oplopen dan 250 miljoen EUR, ongerekend de uit het lagere btw-tarief voor geneesmiddelen voortvloeiende besparingen voor socialeverzekeringsinstellingen en ziekenhuizen;

  17. intensivering van de strijd tegen brandstofsmokkel (ten minste 190 miljoen EUR);

  18. verhoging van de kosten van procesvoering (ten minste 100 miljoen EUR);

  19. tenuitvoerlegging van een actieplan voor een versnelde inning van achterstallige belastingen (ten minste 200 miljoen EUR);

  20. snellere inning van fiscale boeten (ten minste 400 miljoen EUR);

  21. inning van inkomsten die uit het nieuwe kader voor fiscale geschillen en processen voortvloeien (ten minste 300 miljoen EUR);

  22. inkomsten uit hoofde van de verlenging van vervallende telecommunicatievergunningen (ten minste 350 miljoen EUR);

  23. inkomsten uit concessieovereenkomsten (ten minste 250 miljoen EUR);

  24. een herstructureringsplan voor het Atheense vervoersnetwerk (OASA). Doel van het plan is de exploitatieverliezen van het vervoersbedrijf te reduceren en het economisch levensvatbaar te maken. Het plan voorziet onder meer in bezuinigingen op de exploitatiekosten van het bedrijf en tariefverhogingen. Uiterlijk in maart 2011 worden de vereiste maatregelen getroffen;

  25. een wet die de indienstnemingen in de hele overheidssector beperkt tot niet meer dan één indienstneming voor vijf pensioneringen of ontslagen, zonder sectorale uitzonderingen en met inbegrip van het personeel dat van overheidsbedrijven in herstructurering naar overheidsentiteiten wordt overgeheveld;

  26. wetten die de arbeidsmarktinstelling versterken en die bepalen dat: overeenkomsten op ondernemingsniveau prevaleren boven sectorale en beroepsovereenkomsten zonder ongerechtvaardigde beperkingen; collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfsniveau niet beperkt worden door eisen in verband met de minimumgrootte van ondernemingen; de uitbreiding van sectorale en beroepsovereenkomsten tot partijen die niet bij de onderhandelingen betrokken waren, wordt afgeschaft; de proefperiode voor nieuwe arbeidsplaatsen wordt verlengd; tijdsbeperkingen bij gebruikmaking van uitzendkantoren worden verlengd; belemmeringen bij grotere gebruikmaking van overeenkomsten voor bepaalde duur worden weggenomen; de bepaling die in een hoger uurloon voor deeltijdwerkers voorziet, wordt ingetrokken; en een flexibeler arbeidstijdbeheer, met inbegrip van deeltijdse ploegenarbeid, wordt toegelaten.

4.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind maart 2011:

  1. bekendmaking van uitgebreide langetermijnprognoses van pensioenuitgaven tot 2060 zoals vastgelegd bij de wetgevingshervorming van juli 2010. De prognoses omvatten de aanvullende stelsels en zijn gebaseerd op een uitvoerige reeks gegevens die door de nationale actuariële autoriteit worden verzameld en opgesteld. De prognoses worden door het EU-Comité voor de economische politiek getoetst en gevalideerd;

  2. de regering vereffent de achterstallige betalingen die in 2010 zijn geaccumuleerd en brengt die van de vorige jaren terug;

  3. een plan tot bestrijding van belastingontwijking met kwantitatieve prestatie-indicatoren om belastinginningsdiensten op hun verantwoordelijkheid aan te spreken; wetgeving tot stroomlijning van de procedures voor de beslechting van administratieve belastinggeschillen en van de gerechtelijke beroepsprocedures, alsook de nodige wetten en procedures om ernstige beroepsfouten, corruptie en slecht presteren van belastingambtenaren beter te kunnen aanpakken, onder meer door vervolging in gevallen van plichtsverzuim; publicatie van maandelijkse verslagen van de vijf taskforces ter bestrijding van belastingontwijking, waarin onder meer een reeks voortgangsindicatoren is opgenomen;

  4. een gedetailleerd actieplan met tijdschema voor de volledige uitwerking en invoering van de vereenvoudigde beloningsregeling; opstelling van een personeelsplan voor de middellange termijn voor de periode tot en met 2013 dat in overeenstemming is met de regel van 1 indienstneming voor 5 uitdiensttredingen, waarin ook plannen worden gespecificeerd voor de reallocatie van gekwalificeerd personeel ten behoeve van prioritaire terreinen; bekendmaking van maandelijkse gegevens over het personeelsverloop (indiensttredingen, uitdiensttredingen, overplaatsingen tussen entiteiten) van de diverse overheidsafdelingen;

  5. doorvoering van de grondige hervorming van het gezondheidszorgstelsel waarmee in 2010 een aanvang is gemaakt, met de bedoeling de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg op of onder de 6 % van het bbp te handhaven; maatregelen die besparingen op de uitgaven voor geneesmiddelen ter waarde van ten minste 2 miljard EUR opleveren ten opzichte van het niveau van 2010, waarvan ten minste 1 miljard EUR in 2011 wordt gerealiseerd; verbetering van de boekhoudings- en factureringssystemen van ziekenhuizen door: voltooiing van de invoering in alle ziekenhuizen van dubbele boekhoudsystemen op transactiebasis; gebruikmaking van het uniforme codeersysteem en van een gemeenschappelijk register voor medische benodigdheden; berekening van de voorraden en stromen van medische benodigdheden in alle ziekenhuizen met behulp van het uniforme codeerstelsel voor medische benodigdheden; inning van eigen bijdragen van patiënten in alle voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst; en de tijdige facturering van behandelingskosten (niet later dan twee maanden) aan Griekse socialeverzekeringsinstellingen, andere lidstaten en particuliere zorgverzekeraars; en ervoor zorgen dat ten minste 50 % van de hoeveelheid geneesmiddelen die eind 2011 door openbare ziekenhuizen is gebruikt, uit generieke geneesmiddelen en geneesmiddelen waarop geen octrooi rust, bestaat door alle openbare ziekenhuizen ertoe te verplichten farmaceutische producten per werkzame stof aan te kopen;

  6. met het oogmerk om verspilling en wanbeleid in staatsbedrijven tegen te gaan en ten minste 800 miljoen EUR fiscaal te besparen, vaststelling van een besluit dat: primaire beloningen in de publieke sector op bedrijfsniveau met ten minste 10 % verlaagt; secundaire beloningen beperkt tot 10 % van de primaire beloningen; een maximum van 4 000 EUR per maand voor bruto inkomsten vaststelt (12 betalingen per jaar); de tarieven voor stadsvervoer met minstens 30 % verhoogt; acties opstelt die de werkingskosten in de publieke sector met 15 tot 25 % verlagen; en vaststelling van een besluit voor de herstructurering van de OASA;

  7. een nieuw regelgevingskader om de sluiting van concessieovereenkomsten voor regionale luchthavens te faciliteren;

  8. instelling van een onafhankelijke taskforce voor onderwijsbeleid om tot een efficiënter openbaar onderwijs (lager, middelbaar en hoger onderwijs) en een efficiënter gebruik van de middelen te komen;

  9. vaststelling van een wet waarbij overeenkomstig het actieplan een centrale autoriteit voor overheidsopdrachten wordt ingesteld; en ontwikkeling van een IT-platform voor elektronische aanbestedingen en vaststelling van onder meer de volgende tussentijdse ijkpunten in overeenstemming met het actieplan: test van een proefversie, beschikbaarheid van alle functies voor alle opdrachten en geleidelijke invoering van de verplichting om van het elektronisch aanbestedingssysteem gebruik te maken voor het plaatsen van opdrachten voor leveringen, diensten en werken;

5.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind juli 2011:

  1. het voorleggen aan het parlement van een gestroomlijnde en uniforme salaristabel voor ambtenaren welke geldt voor de nationale overheid, de lokale overheden en andere agentschappen, die ingevoerd wordt over een periode van drie jaar, en waarbij de salarissen in overeenstemming zijn met de productiviteit en de vervulde taken;

  2. een personeelsplan voor de middellange termijn tot en met 2015 dat in overeenstemming is met de regel van 1 indienstneming voor 5 uitdiensttredingen (1 voor 10 in 2011). In het plan worden de regels voor tijdelijk personeel, voor de annulering van vacatures en voor de reallocatie van gekwalificeerd personeel ten behoeve van prioritaire terreinen aangescherpt en wordt rekening gehouden met de verlenging van de werkweek in de publieke sector;

  3. een gedetailleerd actieplan met tijdschema voor de volledige uitwerking en invoering van de vereenvoudigde beloningsregeling, dat aansluit bij de lonen in de particuliere sector en leidt tot een verlaging van de totale loonkosten. Het plan berust op de uitkomsten van het verslag van het ministerie van Financiën en van de centrale betalingsinstantie. De wetgeving voor een vereenvoudigde beloningsregeling wordt geleidelijk over een periode van drie jaar ingevoerd. De lonen van de werknemers van de staatsbedrijven stroken met de nieuwe salaristabel voor de publieke sector;

  4. een versterking van de arbeidsinspectie, die over het nodige gekwalificeerde personeel moet beschikken en waarvoor kwantitatieve doelstellingen moeten gelden wat het aantal uit te voeren controles betreft;

  5. een wet ter herziening van de belangrijkste parameters van het pensioenstelsel, om de toename van de overheidsuitgaven inzake pensioenen over de periode 2009-2060 te beperken tot minder dan 2,5 % van het bbp, indien langetermijnprognoses aantonen dat de verwachte toename van de pensioenuitgaven van de overheid dit bedrag zou overstijgen. De nationale actuariële autoriteit gaat door met de indiening van langetermijnprognoses van de pensioenuitgaven tot 2060 in het kader van de vastgestelde hervorming. De prognoses omvatten de belangrijkste aanvullende stelsels (ETEAM, TEADY, MTPY), en berusten op uitvoerige gegevens die de nationale actuariële autoriteit heeft verzameld en opgesteld;

  6. een herziening van de lijst van zware beroepen ter vermindering van de dekking ervan tot maximaal 10 % van de tewerkstelling; de nieuwe lijst van zware en ongezonde beroepen is met ingang van 1 augustus 2011 op alle huidige en toekomstige werknemers van toepassing;

  7. wetgeving tot instelling van een centrale autoriteit voor overheidsopdrachten met de opdracht, de doelstellingen, de bevoegdheden en het tijdschema voor de inwerkingtreding, zoals aangegeven in het actieplan;

  8. aanvullende maatregelen ter bevordering van het gebruik van generieke geneesmiddelen door: elektronische recepten per werkzame stof verplicht te stellen en van minder dure generieke geneesmiddelen wanneer deze beschikbaar zijn; toewijzing van een lager kostendelingspercentage aan generieke geneesmiddelen met een duidelijk lagere prijs dan de referentieprijs (minder dan 60 % van de prijs van merkproducten) op basis van de ervaring van andere EU-lidstaten; vaststelling van de maximumprijs van generieke geneesmiddelen op 60 % van de merkgeneesmiddelen met een soortgelijke werkzame stof;

  9. publicatie van een inventaris van overheidsactiva, waarin onder meer een overzicht van de belangen in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen en van commercieel interessante onroerende goederen en terreinen wordt gegeven; een algemeen secretariaat voor de ontwikkeling van onroerend goed wordt opgericht met de bedoeling onroerend goed beter te beheren, dit vrij te maken van bezwaringen en gereed te maken voor privatisering;

  10. de budgettaire middellangetermijnstrategie (hierna BMTS genoemd) tot en met 2015, zoals beschreven in bijlage I bij het onderhavige besluit, en de desbetreffende uitvoeringswetten. De BMTS bevat een beschrijving van de permanente budgettaire consolidatiemaatregelen die ervoor zorgen dat de tekortlimieten voor 2011-2015 zoals vastgelegd in het besluit van de Raad, niet worden overschreden en dat de schuldquote een duurzame neerwaartse tendens gaat vertonen;

  11. privatisering van activa ter waarde van ten minste 390 miljoen EUR; vaststelling van een privatiseringsprogramma dat in 2012 ten minste 15 miljard EUR, in 2013 ten minste 22 miljard EUR, in 2014 ten minste 35 miljard EUR en in 2015 ten minste 50 miljard EUR moet opleveren; de opbrengsten uit de privatisering van activa (onroerend goed, concessies en financiële activa) worden aangewend om schulden af te lossen en gaan niet ten koste van de budgettaire consolidatie-inspanningen om te voldoen aan de in artikel 1, lid 2, vastgelegde tekortlimieten;

  12. oprichting van een solide beheerd privatiseringsfonds dat het privatiseringsproces moet versnellen en moet waarborgen dat dit proces onomkeerbaar zal zijn en in goede banen wordt geleid. Het fonds verwerft het juridische eigendomsrecht van de activa die geprivatiseerd moeten worden. Het fonds kan zijn activa niet in pand geven op een manier die het bereiken van zijn doel, namelijk het privatiseren van de activa, in de weg zou staan;

  13. dient wetsvoorstellen in die ertoe strekken om niet-levensvatbare entiteiten te sluiten, samen te voegen of af te slanken;

  14. maatregelen om de uitgaven beter in de hand te houden: een besluit waarin de kwalificaties en verantwoordelijkheden worden gespecificeerd van de rekenplichtigen die in alle vakministeries moeten worden aangesteld en verantwoordelijk zullen zijn voor de uitoefening van een deugdelijke financiële controle;

  15. nieuwe criteria en voorwaarden op basis waarvan socialezekerheidsfondsen contracten sluiten met alle zorgverleners teneinde de beoogde verlaging van de uitgaven te realiseren; geeft de aanzet tot een gezamenlijke inkoop van medische diensten en goederen om middels prijs-volumeafspraken een forse verlaging van de uitgaven met ten minste 25 % ten opzichte van 2010 te realiseren;

  16. bekendmaking van bindende voorschrijfregels voor artsen die zijn vastgesteld op basis van internationale voorschrijfregels, ten behoeve van een kosteneffectief gebruik van geneesmiddelen; bekendmaking en continue bijwerking van de positieve lijst van vergoede geneesmiddelen;

  17. opstelling van een plan voor de reorganisatie en herstructurering van ziekenhuizen op de korte en middellange termijn teneinde bestaande inefficiënties terug te dringen, gebruik te maken van schaal- en toepassingsvoordelen en de kwaliteit van de patiëntenzorg te verbeteren. De ziekenhuiskosten moeten aldus in 2011 met ten minste 10 % worden verminderd en in 2012 met nog eens 5 %.

6.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind september 2011:

  1. een begroting voor 2012 die in overeenstemming is met de BMTS en met het doel de in artikel 1, lid 2, vastgelegde tekortlimieten te halen;

  2. een vermindering van de belastingbelemmeringen voor fusies en overnamen;

  3. een vereenvoudiging van het douaneafhandelingsproces voor uitvoer en invoer;

  4. een verdere verbetering van het absorptiepercentage van de structuur- en cohesiefondsen;

  5. de volledige tenuitvoerlegging van de agenda voor betere regelgeving teneinde de administratieve lasten met 20 % te verminderen (ten opzichte van 2008);

  6. wetgeving die ertoe strekt om niet-levensvatbare entiteiten te sluiten, samen te voegen of af te slanken;

  7. maatregelen ter beperking van aankoop- en derdenkosten bij overheidsbedrijven, actualisering van prijzen, uitbreiding van de activiteiten, en vermindering van personeelskosten door de opstelling en uitvoering van een afvloeiingsplan. Overtollig personeel dat niet kan afvloeien volgens de regel van 1 indienstneming voor 5 uitdiensttredingen (1 voor 10 in 2011), wordt gedwongen te vertrekken of wordt op non-actief gesteld (arbeidsreserve). Deze regel geldt zonder uitzondering voor alle sectoren; hij is ook van toepassing op de overplaatsing van personeel van overheidsbedrijven naar andere overheidsorganen na een onderzoek van de beroepskwalificaties van de betrokkenen door ASEP aan de hand van de gebruikelijke evaluatiecriteria. Personeel dat in de arbeidsreserve wordt geplaatst, ontvangt 60 % van het salaris gedurende maximaal twaalf maanden, waarna ontslag volgt;

  8. een juridisch kader dat een snelle toewijzing van grondgebruik mogelijk maakt en de eigendomsregistratie van overheidsgrond bespoedigt;

  9. een wet ter bevordering van investeringen in de toeristische sector (vakantieresorts en vakantiehuizen) om in combinatie met de wet op het landgebruik een versnelde privatisering mogelijk te maken van grondpercelen die bij het Griekse bureau voor toeristisch onroerend goed (ETA) in beheer zijn;

  10. voltooiing van de functionele evaluatie van bestaande sociale programma’s; beoordeling door de regering van de resultaten van de tweede en laatste fase van de onafhankelijke functionele evaluatie van de centrale overheidsdiensten; wetten en maatregelen om uitvoering te geven aan de praktische aanbevelingen van de eerste fase van de functionele evaluatie van de centrale overheidsdiensten en van de volledige evaluatie van bestaande sociale programma’s;

  11. een grondige herziening van het functioneren van secundaire/aanvullende openbare pensioenfondsen, inclusief welzijnsfondsen en regelingen waarbij een uitkering ineens wordt betaald. De herziening strekt ertoe de pensioenuitgaven te stabiliseren, de budgettaire neutraliteit van deze regelingen te garanderen en de houdbaarheid van het stelsel op de middellange en lange termijn te handhaven. De herziening bewerkstelligt: een verdere vermindering van het aantal bestaande fondsen; het wegwerken van onevenwichtigheden in de fondsen met tekorten; de stabilisatie van de lopende uitgaven op een houdbaar niveau door middel van passende correcties die vanaf 1 januari 2012 moeten worden doorgevoerd; de houdbaarheid op de lange termijn van aanvullende regelingen dankzij een nauw verband tussen bijdragen en uitkeringen;

  12. inventarisatie van de regelingen waarbij de uitkeringen ineens bij pensionering niet in overeenstemming zijn met de betaalde bijdragen, teneinde de uitkeringen uiterlijk eind december 2011 aan te passen;

  13. verdere maatregelen om het systeem van elektronische geneesmiddelenrecepten, diagnosticering en artsenverwijzingen op kosteneffectieve wijze uit te breiden tot alle socialezekerheidsfondsen, gezondheidszorgcentra en ziekenhuizen. In overeenstemming met de EU-voorschriften voor overheidsopdrachten schrijft de regering de nodige aanbestedingsprocedures uit om een alomvattend en uniform informatiesysteem voor de gezondheidszorg (e-gezondheidszorgsysteem) ten uitvoer te leggen;

  14. verdere maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste 30 % van de hoeveelheid geneesmiddelen die door openbare ziekenhuizen wordt gebruikt, bestaat uit generieke geneesmiddelen waarvan de prijs lager ligt dan vergelijkbare merkproducten, en geneesmiddelen waarop geen octrooi rust, met name door alle openbare ziekenhuizen te verplichten farmaceutische producten per werkzame stof aan te kopen;

  15. besluiten om posten voor het personeel van de centrale autoriteit voor overheidsopdrachten te creëren en vast te stellen en om het personeel en de diensten van de autoriteit te organiseren in overeenstemming met de bepalingen van de wet tot instelling van de autoriteit; om de leden van de centrale autoriteit voor overheidsopdrachten te benoemen;

  16. bekendmaking van maandelijkse gegevens over het personeelsverloop (indiensttredingen, uitdiensttredingen, overplaatsingen tussen entiteiten) van de diverse overheidsafdelingen.

6 bis.

Griekenland stelt onverwijld de volgende maatregelen vast en voert ze onverwijld uit:

  1. verlaging van de belastingvrijstellingen, met name van de belastingvrije drempels voor de personenbelasting, met de bedoeling de inkomsten in 2012 met minstens 2 831 miljoen EUR te verhogen;

  2. een permanente heffing op onroerend goed, geïnd via de elektriciteitsrekening, met de bedoeling in 2011 minstens 1 667 miljoen EUR te innen, en 1 750 miljoen EUR per jaar vanaf 2012;

  3. onmiddellijke toepassing van de herziene salaristabel voor ambtenaren, wat de uitgaven in 2011 met minstens 101 miljoen EUR moet doen dalen en met een overloopeffect van minstens 552 miljoen EUR voor 2012, bovenop de besparingen waarin de BMTS tot en met 2015 voorziet. Deze hervorming geldt voor alle functionarissen van de centrale overheid, behalve degenen voor wie bijzondere loonstelsels gelden. Bij deze nettobesparingen wordt rekening gehouden met de impact van deze maatregel op de inkomstenbelasting en de sociale bijdragen, alsmede op de bonussen die aan specifieke categorieën functionarissen moeten worden betaald;

  4. verlaging van de basispensioenen en de aanvullende pensioenen en van de bij pensionering uitgekeerde forfaitaire bedragen, met als doel in 2011 minstens 219 miljoen EUR te besparen met een overloopeffect van 446 miljoen EUR in 2012, bovenop de besparingen waarin de BMTS voorziet;

  5. plafonnering van de uitgaven van het Groene Fonds op 5 procent van zijn tegoeden met het oog op een besparing van 360 miljoen EUR in 2012;

  6. ministeriële besluiten of rondzendbrieven over de in de BMTS opgenomen maatregelen inzake accijnzen op aardgas, inzake huisbrandolie en inzake voertuigenbelasting;

  7. ministeriële besluiten om de gezondheidsverstrekkingen van de diverse socialezekerheidsfondsen op uniforme wijze te regelen;

  8. wetgeving betreffende de inning van de solidariteitsheffing via belastinginhouding;

  9. ministeriële besluiten die de sluiting, samenvoeging of grondige afslanking van bepaalde entiteiten inleiden. Hierbij gaat het om KED, ETA, ODDY, het Nationaal instituut voor de jeugd, EOMEX, IGME, OSK, DEPANOM, THEMIS, ETHYAGE en ERT en 35 andere kleinere entiteiten;

  10. ministerieel besluit waarin de criteria voor een handicap op basis waarvan invaliditeitspensioenen worden toegekend, nader worden omschreven; deze criteria moeten van die aard zijn dat daarmee de besparingsdoelstellingen van de BMTS worden gehaald;

  11. een wet die de indexering van de basispensioenen en de aanvullende pensioenen tot en met 2015 bevriest;

  12. afronding van de positieve lijst van farmaceutische producten waarin is bepaald welke prijzen aan de socialezekerheidsfondsen worden aangerekend;

  13. overdracht naar het privatiseringsfonds „Fonds voor de ontwikkeling van activa van de Helleense Republiek” (Hellenic Republic Asset Development Fund — HRADF) van de volgende activa: Alfa Bank (0,619 % van de aandelen); Nationale bank van Griekenland (1,234 % van de aandelen); Piraeus Bank (1,308 % van de aandelen); havenautoriteit van Piraeus (23,1 % van de aandelen); havenautoriteit van Thessaloniki (23,3 % van de aandelen); de havenautoriteiten van Elefsina, Lavrio, Igoemenitsa, Alexandroepolis, Volos, Kavala, Korfoe, Patras, Rafina en Heraklion (100 %); het watervoorzienings- en rioleringsbedrijf van Athene (27,3 %); het watervoorzienings- en rioleringsbedrijf van Thessaloniki (40 %); de regionale staatsluchthavens (overdracht van concessierechten); de offshore-opslaginstallatie voor aardgas „Zuid-Kavala” (overdracht van huidige en toekomstige concessierechten); de Griekse autosnelwegen (overdracht van de bij huidige of toekomstige concessies verleende economische rechten); de „Egnatia odos” (100 %); de Griekse post (90 %); de nv OPAP (29 %); vier staatsgebouwen;

  14. aanstelling van de juridische, technische en financiële adviseurs voor minstens 14 van de voor uiterlijk eind 2012 geplande privatiseringen;

  15. verdere maatregelen die het mogelijk maken de lonen aan de economische omstandigheden aan te passen; hierbij wordt uitgegaan van een dialoog met de sociale partners, wordt rekening gehouden met het doel banen te scheppen en in stand te houden en wordt het concurrentievermogen van de bedrijven verbeterd. Meer bepaald gaat het hier om: tijdens de toepassingsperiode van de BMTS wordt de verlenging van collectieve sectorale en beroepsovereenkomsten en het zogenoemde beginsel van de gunstigste regeling geschorst, met dien verstande dat overeenkomsten op ondernemingsniveau boven sectorale en beroepsovereenkomsten prevaleren; collectieve overeenkomsten op ondernemingsniveau kunnen worden ondertekend door vakbonden of, als er op ondernemingsniveau geen vakbond is, door ondernemingsraden of andere vertegenwoordigingen van de werknemers, ongeacht de omvang van de onderneming.

7.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind december 2011:

  1. een begroting voor 2012 die in lijn is met de doelstellingen van de BMTS en de in dit besluit vastgestelde tekortlimieten; bijwerking en bekendmaking van informatie over de diverse maatregelen waarin de BMTS voorziet; tegelijk met de begroting, de voor de uitvoering van de begroting noodzakelijke wetgevingshandelingen inzake belastingen en uitgaven;

  2. een versterking van de beheerscapaciteit van alle bemiddelende en beheersinstanties van operationele programma’s in het raam van het nationale strategische referentiekader 2007-2013 en de certificering ervan (ISO 9001:2008 — Kwaliteitsbeheer);

  3. invoering vanaf 2013 van een voor budgetteringsdoeleinden te gebruiken systeem voor de berekening per geval van de ziekenhuiskosten;

  4. beoordeling van de resultaten van de eerste fase van de onafhankelijke functionele evaluatie van de centrale overheidsdiensten, wat zal resulteren in een actieplan voor de uitvoering van operationele beleidsaanbevelingen. In deze aanbevelingen wordt bepaald hoe de openbare diensten beter kunnen worden gestroomlijnd en efficiënter kunnen worden gemaakt, hoe de verantwoordelijkheden en de bevellijnen in de ministeriële diensten duidelijker kunnen worden omschreven waardoor overlappende bevoegdheden worden weggewerkt, en hoe de inter- en de intraministeriële mobiliteit kan worden verbeterd; voltooiing van de aan de gang zijnde functionele evaluatie van de bestaande sociale programma’s;

  5. aanvang van de werkzaamheden van de centrale autoriteit voor overheidsopdrachten, die kan beschikken over de middelen die voor haar in het actieplan omschreven opdracht, doelstellingen en bevoegdheden zijn vereist;

  6. evaluatie van de vergoedingen voor medische diensten die zijn uitbesteed aan particuliere dienstverleners teneinde de desbetreffende kosten in 2011 met ten minste 15 % te doen dalen en in 2012 met nog eens 15 %;

  7. maatregelen om het belastingstelsel te vereenvoudigen, de grondslagen te verbreden en de belastingtarieven op begrotingsneutrale wijze te verlagen, zulks met betrekking tot de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en de btw;

  8. verdere maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste 50 % van de hoeveelheid geneesmiddelen die door openbare ziekenhuizen wordt gebruikt, bestaat uit generieke geneesmiddelen waarvan de prijs lager ligt dan vergelijkbare merkproducten, en geneesmiddelen waarop geen octrooi rust, met name door alle openbare ziekenhuizen te verplichten farmaceutische producten per werkzame stof aan te kopen;

  9. aanstelling van adviseurs voor de overige voor 2012 geplande privatiseringstransacties die niet in lid 6 bis, onder n), van dit artikel zijn begrepen; bespoediging van de eigendomsregistratie van overheidsgrond en secundaire wetgeving betreffende huisvesting voor toeristen en landgebruik; oprichting en werking van een nieuw Algemeen secretariaat voor overheidseigendommen dat samenwerkt met de pas gefuseerde KED/ETA (instelling voor het beheer van onroerende goederen, respectievelijk instelling voor het beheer van toeristische onroerende goederen) en onroerende goederen moet klaarmaken voor de privatisering van de commerciële en verhandelbare activa. Het doel is het beheer van vastgoedactiva te verbeteren, ze vrij te maken van bezwaringen en gereed te maken voor privatisering; creatie van 6 vastgoedportefeuilles door het HRDAF; vaststelling van een rechtshandeling betreffende de overdracht aan de staat van de roerende en onroerende activa van de entiteiten die worden gesloten;

  10. hervorming van de belastinginningsdiensten door het volgende: activering van de eenheid voor grote belastingbetalers; opheffing van de belemmeringen voor een effectief werkende belastingdienst door de uitvoering van de essentiële hervormingen van de nieuwe belastingwet, met inbegrip van de vervanging van managers die niet aan de prestatiedoelstellingen voldoen; herbeoordeling van de kwalificaties van de belastingcontroleurs; werking van de pas opgerichte instantie voor de versnelde beslechting van administratieve geschillen, met als doel grote geschillen snel af te handelen (d.i. binnen 90 dagen); centralisering van de functies van ten minste 31 belastingkantoren en fusering van die kantoren;

  11. om de uitgaven beter in de hand te houden: benoeming van permanente rekenplichtigen in alle ministeries;

  12. bekendmaking van een personeelsplan voor de middellange termijn tot en met 2015 dat in overeenstemming is met de regel van 1 indienstneming voor 5 uitdiensttredingen en geldt voor de hele centrale overheid, zonder sectorale uitzonderingen; plaatsing in de arbeidsreserve van ongeveer 15 000 personeelsleden die nu bij de verschillende regeringsentiteiten in dienst zijn, en prepensionering van ongeveer 15 000 anderen. De in de arbeidsreserve geplaatste personeelsleden en de geprepensioneerde personeelsleden krijgen gedurende ten hoogste 12 maanden 60 procent van hun basissalaris (exclusief betalingen voor overuren of andere extra’s). Deze periode van 12 maanden kan tot 24 maanden worden verlengd voor personeelsleden die dicht bij hun pensioen staan. De betalingen aan in de arbeidsreserve geplaatste personeelsleden gelden voor een deel als ontslagvergoeding;

  13. herziening van de lijst van zware beroepen en vermindering van het toepassingsgebied ervan tot minder dan 10 % van de tewerkstelling. Een grondige herziening van de functionering van de secundaire/aanvullende openbare pensioenfondsen, inclusief de welzijnsfondsen en de regelingen waarbij forfaitaire bedragen worden uitgekeerd, met als doel de pensioenuitgaven te stabiliseren, de budgettaire neutraliteit van deze regelingen te garanderen en de houdbaarheid van het stelsel op de middellange en lange termijn te handhaven. De herziening bewerkstelligt: een verdere vermindering van het aantal bestaande fondsen; het wegwerken van onevenwichtigheden in de fondsen met tekorten; de stabilisatie van de lopende uitgaven op een houdbaar niveau door middel van passende correcties die vanaf 1 januari 2012 moeten worden doorgevoerd en de houdbaarheid op de lange termijn van de secundaire regelingen dankzij een strikte koppeling tussen bijdragen en uitkeringen.

8.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind maart 2012:

  1. een hervorming van de secundaire/aanvullende pensioenregelingen door fondsen te fuseren en door een aanvang te maken met de berekening van uitkeringen op basis van de nieuwe theoretische toegezegdebijdragenregeling; bevriezing van de nominale aanvullende pensioenen en vermindering van de vervangingsratio’s voor opgebouwde rechten in fondsen met tekorten op basis van een actuariële studie van de nationale autoriteit voor het actuariaat. Ingeval de actuariële studie niet klaar is, worden de vervangingsratio’s met ingang van 1 januari 2012 verminderd om tekorten te vermijden;

  2. berekening van de winstmarges van apotheken als een forfaitair bedrag of een forfaitaire vergoeding in combinatie met een kleine winstmarge, teneinde de totale winstmarge te beperken tot maximaal 15 %, inclusief voor de duurste geneesmiddelen;

  3. aanvang van de tweede fase van de bestaande functionele evaluatie van de sociale programma’s, die een meer gedetailleerde evaluatie van specifieke programma’s omvat en tot doel heeft de overmatige versnippering te verminderen, te besparen en voor efficiëntiewinst te zorgen;

  4. gebruik van elektronische voorschriften voor alle medische handelingen (geneesmiddelen, verwijzingen, diagnosen, heelkunde) bij de voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst, de door de EOPYY op contractbasis in dienst genomen zorgverleners en de socialezekerheidsfondsen; opstelling van gedetailleerde maandelijkse auditverslagen door de voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst en de contractuele zorgverleners; toewijzing van een lager kostendelingspercentage aan generieke geneesmiddelen met een duidelijk lagere prijs dan de referentieprijs (minder dan 60 percent van de prijs van merkproducten) op basis van de ervaring van andere lidstaten; publicatie door de socialezekerheidsfondsen van een jaarlijks verslag over het voorschrijven van geneesmiddelen; gebruik door alle ziekenhuizen van registers van vastleggingskredieten;

  5. overschakeling naar een nieuw systeem voor gecentraliseerde aankoop van farmaceutische producten en medische goederen voor de nationale gezondheidsdienst via het Comité voor de leveringscoördinatie, met behulp van het Comité voor de specificaties; hiervoor wordt gebruikgemaakt van het eenvormige coderingssysteem voor medische benodigdheden en farmaceutische producten;

  6. om de uitgaven beter in de hand te houden: vaststelling van wetgeving die de procedure voor de indiening en de goedkeuring van aanvullende begrotingen stroomlijnt; voortzetting van het proces tot instelling van registers van vastleggingskredieten, dat van toepassing is op de centrale overheid in haar geheel.

9.

Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind juni 2012:

  1. voorbereiding van de maatregelen die tegelijk met de begroting 2013 en tegelijk met de begroting 2014 moeten worden genomen, start van een evaluatie van de programma’s voor overheidsuitgaven, met als doel maatregelen te vinden ten belope van 3 % van het bbp. De evaluatie, waarvoor een beroep wordt gedaan op externe technische bijstand, focust op de pensioenen en de sociale transfers (met dien verstande dat de sociale basisbescherming behouden blijft); verlaging van de defensie-uitgaven zonder dat het defensievermogen van het land wordt aangetast; herstructurering van de centrale en de lokale bestuursdiensten; aanpassingen in de bijzondere loonstelsels; nadere omschrijving van een verdere rationalisering van de uitgaven voor geneesmiddelen, de operationele uitgaven van de ziekenhuizen en de sociale uitkeringen.

Artikel 3

Griekenland verleent zijn volledige medewerking aan de Commissie en verschaft deze onverwijld op gemotiveerd verzoek harerzijds alle gegevens of documenten die nodig zijn voor het toezicht op de naleving van dit besluit.

Artikel 4

1.

Griekenland dient om de drie maanden bij de Raad en de Commissie een verslag in waarin een beschrijving wordt gegeven van de beleidsmaatregelen die zijn genomen om aan dit besluit gevolg te geven.

2.

De krachtens lid 1 in te dienen verslagen bevatten gedetailleerde informatie over het volgende:

  1. de concrete maatregelen die op de verslagdatum zijn uitgevoerd om aan dit besluit gevolg te geven, waaronder ook de gekwantificeerde impact op de begroting;

  2. de concrete maatregelen die na de verslagdatum zijn gepland om aan dit besluit gevolg te geven, alsook het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen en een inschatting van de impact op de begroting;

  3. de maandelijkse uitvoering van de overheidsbegroting;

  4. gegevens voor perioden korter dan een jaar over de begrotingsuitvoering door de sociale zekerheid, de lokale overheid en niet op de begroting opgevoerde fondsen;

  5. de uitgifte en terugbetaling van schuldpapier door de overheid;

  6. informatie over de ontwikkelingen in de permanente en tijdelijke werkgelegenheid in de overheidssector;

  7. nog te betalen overheidsuitgaven, met vermelding van die uitgaven waarvoor de betalingstermijn is verstreken;

  8. de financiële situatie van overheidsbedrijven en andere overheidsentiteiten.

3.

De Commissie en de Raad gaan aan de hand van de verslagen na of Griekenland aan dit besluit gevolg heeft gegeven. In het kader van deze evaluatie kan de Commissie maatregelen aangeven die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat het in dit besluit vastgestelde aanpassingstraject voor de correctie van het buitensporige begrotingstekort wordt gevolgd.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III