Deze verordening legt de basis voor de waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming ten aanzien van voedselinformatie, rekening houdend met de verschillen in de perceptie van de consumenten en hun informatiebehoeften, en zorgt daarbij ook voor het soepel functioneren van de interne markt.
Verordening (EU) n r. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) n r. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
In artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de Unie bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van de maatregelen die zij op grond van artikel 114 neemt.
Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt en levert een aanzienlijke bijdrage tot de gezondheid en het welzijn van de burgers en hun sociale en economische belangen.
Om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consumenten te bereiken en hun recht op informatie te waarborgen, moet ervoor worden gezorgd dat de consumenten de nodige informatie krijgen over de levensmiddelen die zij consumeren. De keuzes van de consumenten kunnen onder meer door gezondheids-, economische, milieu-, sociale en ethische overwegingen worden beïnvloed.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(3) bepaalt dat het een algemeen beginsel van de levensmiddelenwetgeving is dat aan de consumenten een handvat voor doordachte keuzes wordt geboden ten aanzien van de levensmiddelen die zij consumeren en dat praktijken worden voorkomen die de consument kunnen misleiden.
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt(4) bestrijkt bepaalde aspecten van de verstrekking van informatie aan de consumenten, met name om misleidende acties en informatieverzuim te voorkomen. De algemene beginselen inzake oneerlijke handelspraktijken moeten worden aangevuld met specifieke voorschriften betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten.
Er worden voor alle levensmiddelen geldende Unie-voorschriften inzake voedseletikettering vastgesteld in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(5). De meeste bepalingen van die richtlijn dateren uit 1978 en moeten daarom geactualiseerd worden.
Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen(6) stelt voorschriften vast inzake de inhoud en de presentatie van voedingswaarde-informatie op voorverpakte levensmiddelen. Volgens deze voorschriften is de vermelding van voedingswaarde-informatie vrijwillig, tenzij een aan voedingswaarde gerelateerde claim betreffende het levensmiddel wordt gemaakt. De meeste bepalingen van die richtlijn dateren uit 1990 en moeten daarom geactualiseerd worden.
De algemene etiketteringsvoorschriften worden aangevuld met een aantal bepalingen die van toepassing zijn op alle levensmiddelen in bijzondere omstandigheden of op bepaalde categorieën van levensmiddelen. Bovendien bestaat er een aantal specifieke voorschriften die van toepassing zijn op specifieke levensmiddelen.
Hoewel de oorspronkelijke doelstellingen en de kernelementen van de huidige etiketteringwetgeving nog steeds gelden, moet de wetgeving worden gestroomlijnd zodat ze gemakkelijker kan worden nageleefd en er meer duidelijkheid is voor de belanghebbenden en moet zij worden gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de voedselinformatie. Deze verordening dient zowel de belangen van de interne markt, doordat zij zorgt voor vereenvoudiging van de rechtspraak, voor rechtszekerheid en terugdringing van de bureaucratie, als van de burgers doordat zij een heldere, begrijpelijke en leesbare etikettering van levensmiddelen voorschrijft.
Er bestaat belangstelling onder het publiek voor het verband tussen voeding en gezondheid en voor de keuze van een aan de individuele behoeften aangepast voedingspakket. In het Witboek van de Commissie van 30 mei 2007 over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties staat dat voedingswaarde-etikettering één van de belangrijke methoden is om de consumenten te informeren over de samenstelling van de levensmiddelen en hen te helpen een doordachte keuze te maken. In de Communicatie van de Commissie van 13 maart 2007, getiteld „EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 - Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden” is onderstreept dat het voor daadwerkelijke concurrentie en de consumentenwelvaart van essentieel belang is dat de consumenten doordachte keuzes kunnen maken. Kennis van de grondbeginselen van voeding en een adequate voedingswaarde-informatie op levensmiddelen zouden er veel toe bijdragen dat de consument die doordachte keuze kan maken. Scholings- en voorlichtingscampagnes vormen een belangrijk mechanisme voor het verbeteren van het inzicht van de consument in voedselinformatie.
Met het oog op meer rechtszekerheid en een rationele en consistente handhaving van de voorschriften is het dienstig dat de Richtlijnen 90/496/EEG en 2000/13/EG worden ingetrokken en worden vervangen door één enkele verordening die de consumenten en andere belanghebbenden zekerheid biedt en de administratieve lasten vermindert.
Voor de duidelijkheid is het dienstig dat andere horizontale wetgevingsbesluiten worden ingetrokken en in deze verordening worden opgenomen, namelijk Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie van 15 april 1987 inzake de vermelding van het alcoholvolumegehalte bij etikettering van voor de eindverbruiker bestemde alcoholhoudende dranken(7), Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie van 8 maart 1999 houdende afwijkingen van artikel 7 van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad inzake de etikettering van levensmiddelen(8), Richtlijn 2002/67/EG van de Commissie van 18 juli 2002 betreffende de etikettering van levensmiddelen die kinine en levensmiddelen die cafeïne bevatten(9), Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie van 31 maart 2004 inzake de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen en/of fytostanolesters(10) en Richtlijn 2008/5/EG van de Commissie van 30 januari 2008 betreffende de vermelding op het etiket van bepaalde levensmiddelen van andere verplichte gegevens dan die waarin Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad voorziet(11).
Het is nodig dat er gemeenschappelijke definities, beginselen, voorschriften en procedures worden vastgesteld om een duidelijk kader en een gemeenschappelijke basis voor de maatregelen van de Unie en de nationale maatregelen inzake voedselinformatie te scheppen.
Om bij de verstrekking van informatie aan de consumenten over de levensmiddelen die zij consumeren een alomvattende en evolutieve aanpak te kunnen hanteren, is een brede definitie van voedselinformatiewetgeving nodig, die voorschriften van algemene en specifieke aard omvat, en een brede definitie van voedselinformatie, die ook informatie omvat die door andere middelen dan het etiket wordt verstrekt.
De Unievoorschriften moeten alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvan de opzet een zekere mate van continuïteit van de activiteiten en van organisatie impliceert. Activiteiten zoals het occasioneel behandelen en leveren van levensmiddelen, het serveren van maaltijden en het verkopen van levensmiddelen door privépersonen, bijvoorbeeld tijdens liefdadigheidsactiviteiten, of op buurtfeesten en vergaderingen, zouden niet onder deze verordening mogen vallen.
De voedselinformatiewetgeving moet voldoende flexibiliteit bieden om te kunnen voldoen aan nieuwe informatie-eisen van de consumenten en om te kunnen zorgen voor een evenwicht tussen de bescherming van de interne markt en de verschillen in de perceptie van de consumenten in de lidstaten.
Het hoofddoel van verplichte voedselinformatie moet zijn de consumenten in staat te stellen een levensmiddel te identificeren en er passend gebruik van te maken en keuzes te maken volgens hun individuele voedingsbehoeften. Hiertoe moeten exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die informatie toegankelijk maken voor visueel gehandicapten.
Om de voedselinformatiewetgeving te kunnen aanpassen aan de veranderende informatiebehoeften van de consumenten, moet er bij de bezinning over de noodzaak van verplichte voedselinformatie voor ogen worden gehouden dat de meerderheid van de consumenten grote belangstelling toont voor openbaarmaking van bepaalde informatie.
Nieuwe voorschriften voor verplichte voedselinformatie mogen echter alleen worden vastgesteld als dat nodig is, overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit, evenredigheid en duurzaamheid.
In de voedselinformatiewetgeving moet een verbod worden ingesteld op informatie die misleidend is voor de consument, in het bijzonder wat betreft de kenmerken, effecten of eigenschappen van de levensmiddelen, of die aan levensmiddelen een geneeskrachtige werking toeschrijft. Om doeltreffend te zijn moet dat verbod ook gelden voor de presentatie van levensmiddelen en de levensmiddelenreclame.
Om een versnippering van de voorschriften betreffende de verantwoordelijkheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten aanzien van voedselinformatie te voorkomen, is het dienstig dat de verantwoordelijkheden van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op dit gebied worden verduidelijkt. Die verduidelijking moet in overeenstemming zijn met de in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 bedoelde verantwoordelijkheden ten aanzien van de consument.
Er moet een lijst worden opgesteld van alle verplichte informatie die in beginsel moet worden verstrekt voor alle levensmiddelen die zijn bestemd voor de eindverbruiker en grote cateraars. Op die lijst moet de informatie blijven staan die reeds krachtens de bestaande wetgeving van de Unie wordt voorgeschreven, aangezien die over het algemeen wordt beschouwd als een waardevol acquis voor de consumenteninformatie.
Om rekening te houden met veranderingen en ontwikkelingen op het gebied van de voedselinformatie moeten bepalingen worden vastgesteld op grond waarvan de Commissie kan toestaan dat bepaalde vermeldingen met alternatieve middelen beschikbaar worden gesteld. Raadpleging van de belanghebbenden moet tijdige en doelgerichte wijzigingen van de voorschriften inzake voedselinformatie vergemakkelijken.
Bepaalde ingrediënten of andere stoffen of producten (zoals technische hulpstoffen) kunnen, wanneer zij bij de productie van levensmiddelen worden gebruikt en daarin nog aanwezig zijn, allergieën of intoleranties bij sommige mensen veroorzaken, en sommige van deze allergieën of intoleranties vormen een gevaar voor de gezondheid van de betrokkenen. Het is belangrijk dat informatie wordt verstrekt over de aanwezigheid van levensmiddelenadditieven, technische hulpstoffen en andere stoffen of producten met een wetenschappelijk bewezen allergene werking of intolerantie-effect, zodat vooral consumenten die aan een voedselallergie of -intolerantie lijden, doordachte keuzes kunnen maken die voor hen veilig zijn.
Om de consumenten te informeren over de aanwezigheid van technisch vervaardigde nanomaterialen in levensmiddelen, moet worden voorzien in een definitie van technisch vervaardigde nanomaterialen. Rekening houdend met de mogelijkheid dat levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit technisch vervaardigde nanomaterialen nieuwe voedingsmiddelen kunnen zijn, moet het gepaste rechtskader voor die definitie worden bepaald in de context van de komende herziening van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten(12).
Voedseletiketten moeten duidelijk en begrijpelijk zijn om de consumenten te kunnen helpen die beter doordachte voedsel- en voedingskeuzes willen maken. Uit studies blijkt dat de goede leesbaarheid van het etiket een belangrijk element is om de kans dat de op het etiket vermelde informatie de doelgroep beïnvloedt zo groot mogelijk te maken, en dat onleesbare productinformatie één van de belangrijkste oorzaken van de ontevredenheid van de consumenten over voedseletiketten is. Daarom dient een integrale aanpak te worden ontwikkeld die alle aspecten van leesbaarheid in aanmerking neemt, waartoe ook lettertype, kleur en contrast behoren.
Voor de verstrekking van voedselinformatie moet aandacht worden besteed aan alle wijzen waarop voedsel aan de verbruikers wordt geleverd, inclusief de verkoop van levensmiddelen door technieken voor communicatie op afstand. Hoewel het duidelijk is dat via verkoop op afstand geleverde levensmiddelen aan dezelfde informatievoorschriften moeten voldoen als in winkels verkochte levensmiddelen, moet worden gepreciseerd dat in dergelijke gevallen de bijbehorende verplichte voedselinformatie ook beschikbaar moet zijn voordat de aankoop plaatsvindt.
De technologie die wordt gebruikt bij de invriezing van levensmiddelen is in de loop van de laatste decennia enorm ontwikkeld en wordt ondertussen op grote schaal gebruikt, zowel om het verkeer van goederen binnen de interne markt van de Unie te verbeteren als om de risico's op het vlak van voedselveiligheid te verminderen. Het invriezen en later ontdooien van bepaalde levensmiddelen, met name vlees- en visproducten beperkt echter de mogelijke verdere toepassingen ervan en kan eveneens gevolgen hebben voor de veiligheid, smaak en fysieke kwaliteit ervan. Voor andere producten, met name boter heeft invriezen geen dergelijke gevolgen. Daarom moet de eindverbruiker wanneer een product ontdooid is voldoende geïnformeerd worden over de toestand ervan.
De vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel is vereist wanneer de afwezigheid daarvan de consumenten zou kunnen misleiden wat het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van dat product betreft. In alle gevallen moet het land van oorsprong of de plaats van herkomst worden vermeld op een wijze die de consument niet misleidt en op grond van duidelijk omschreven criteria, zodat voor de hele sector dezelfde voorwaarden gelden en de consumenten de informatie over het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel beter begrijpen. Dergelijke criteria mogen echter niet gelden voor de aanduidingen in verband met de naam of het adres van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf.
In sommige gevallen zullen exploitanten van levensmiddelenbedrijven uit eigen beweging de oorsprong van een levensmiddel willen aangeven om de consument te attenderen op de kwaliteiten van hun product. Dergelijke aanduidingen moeten ook aan geharmoniseerde criteria voldoen.
Naar aanleiding van de crisis in verband met boviene spongiforme encefalopathie is de aanduiding van de oorsprong in de Unie verplicht gesteld voor rundvlees en rundvleesproducten(13), wat bij consumenten verwachtingen heeft geschapen. Uit de effectbeoordeling van de Commissie blijkt dat consumenten zeer veel belang hechten aan de oorsprong van vlees. Ook andere vleessoorten, zoals varkens-, schapen- en geitenvlees en vlees van gevogelte worden algemeen geconsumeerd in de Unie, en daarom moet een oorsprongsvermelding ook voor deze producten verplicht worden gesteld. De specifieke oorsprongsvoorschriften zouden per vleessoort kunnen verschillen, naar gelang de kenmerken van de diersoort. Hiertoe dienen middels uitvoeringsbepalingen bindende voorschriften te worden vastgesteld, die per vleessoort kunnen verschillen en waarin rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de administratieve druk voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en handhavingsinstanties.
Bindende oorsprongsvoorschriften zijn ontwikkeld op basis van verticale benaderingen, bijvoorbeeld voor honing(14), groenten en fruit(15), vis(16), rundvlees en rundvleesproducten(17) en olijfolie(18). Bekeken moet worden of verplichte oorsprongsetikettering naar andere levensmiddelen kan worden uitgebreid. Daarom moet de Commissie verzocht worden een verslag op te stellen over de volgende levensmiddelen: andere vleessoorten dan runds-, varkens-, schapen- en geitenvlees en vlees van gevogelte; melk; melk die als ingrediënt in zuivelproducten wordt gebruikt; vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt; onverwerkte levensmiddelen; producten met maar één ingrediënt en ingrediënten die meer dan 50 % van een levensmiddel uitmaken. Aangezien melk één van de producten is waarvoor de oorsprongsvermelding als bijzonder belangrijk wordt aangemerkt, moet het Commissieverslag over dit product zo spoedig mogelijk beschikbaar worden gesteld. Op basis van de conclusies van deze verslagen kan de Commissie voorstellen tot wijziging van de toepasselijke Unievoorschriften indienen of, waar nodig, nieuwe sectorgeoriënteerde initiatieven presenteren.
De niet-preferentiële regels van oorsprong van de Unie zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(19) en de uitvoeringsbepalingen in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(20). De bepaling van het land van oorsprong van levensmiddelen moet zijn gebaseerd op deze voorschriften, die bij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de overheidsinstanties goed bekend zijn en de toepassing zullen vergemakkelijken.
De voedingswaardevermelding voor een levensmiddel betreft informatie over de aanwezigheid van energie en bepaalde nutriënten in levensmiddelen. De verplichte verstrekking van voedingswaarde-informatie op de verpakking moet maatregelen op het gebied van voeding ondersteunen als onderdeel van het nationale volksgezondheidsbeleid, in het kader waarvan onder meer wetenschappelijke aanbevelingen kunnen worden uitgevaardigd voor de voedingseducatie van het grote publiek, en het maken van doordachte voedselkeuzes bevorderen.
Om producten in verpakkingen van verschillende grootte gemakkelijker te kunnen vergelijken, is het zinnig de verplichte voedingswaardevermelding in bedragen van 100 g of 100 ml te behouden, en indien nodig aanvullende vermeldingen per portie toe te staan. Als het levensmiddel is voorverpakt en er afzonderlijke porties of consumptie-eenheden zijn geïdentificeerd, moet dan ook een voedingswaardevermelding per portie of per consumptie-eenheid toegestaan zijn, naast de vermelding per 100 g of per 100 ml. Bovendien moet de Commissie, om te kunnen voorzien in vergelijkbare aanduidingen met betrekking tot porties of consumptie-eenheden, over de bevoegdheid beschikken regels vast te stellen met betrekking tot de uitdrukking van de voedingswaardevermelding per portie of per consumptie-eenheid voor specifieke categorieën van levensmiddelen.
In het Witboek van de Commissie wordt bijzondere aandacht besteed aan bepaalde voedingselementen die van belang zijn voor de volksgezondheid, zoals verzadigde vetten, suikers of natrium. Daarom is het dienstig dat de voorschriften inzake de verplichte verstrekking van informatie inzake voedingswaarde rekening houden met deze elementen.
Aangezien deze verordening onder andere ten doel heeft de eindverbruiker in staat te stellen met kennis van zaken te kiezen, moet erop worden toegezien dat de eindverbruiker de informatie op het etiket gemakkelijk begrijpt. Daarom is het aangewezen op het etiket in plaats van „natrium”, de naam van het overeenkomstige nutriënt, de term „zout” te gebruiken.
Voor de consistentie en de samenhang van het recht van de Unie moet de vrijwillige vermelding van voedings- en gezondheidsclaims op voedseletiketten geschieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen(21).
Om onnodige lasten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven te vermijden is het dienstig dat bepaalde categorieën van levensmiddelen die niet verwerkt zijn of waarvoor de voedingswaarde-informatie niet bepalend voor de aankoopbeslissingen van de consumenten is, dan wel waarvan de verpakking te klein is om er de verplichte informatie op aan te brengen, worden vrijgesteld van de verplichte voedingswaardevermelding, tenzij andere Unie-voorschriften de verstrekking van die informatie verplicht maken.
Gelet op de specifieke aard van alcoholische dranken, is het dienstig de Commissie te vragen de vereisten voor de informatie die voor deze producten moet worden verstrekt verder te onderzoeken. Bijgevolg moet de Commissie, ermee rekening houdend dat het nodig is te zorgen voor samenhang met ander relevant beleid van de Unie, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een verslag opstellen over de toepassing van de vereisten betreffende de informatieverstrekking over ingrediënten en voedingswaarde-informatie voor alcoholische dranken. Bovendien moet de Commissie, in aansluiting op de resolutie van het Europees Parlement van 5 september 2007 over een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade(22), het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(23), de werkzaamheden van de Commissie en de bezorgdheid van het publiek over de schadelijke gevolgen van alcohol voor met name jonge en kwetsbare consumenten, na raadpleging van de belanghebbenden en de lidstaten, overwegen of het nodig is een definitie vast te stellen voor dranken zoals „alcopops”, die speciaal voor jongeren bestemd zijn. De Commissie dient eveneens, indien van toepassing, in het kader van deze verordening specifieke voorschriften met betrekking tot alcoholische dranken voor te stellen.
Om de gemiddelde consument te bereiken en het informatieve doel te dienen waarvoor zij wordt ingevoerd, en gezien het huidige niveau van de kennis over voeding, moet de verstrekte voedingsinformatie eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen zijn. Wanneer de voedingswaarde-informatie gedeeltelijk in het hoofdgezichtsveld, beter bekend als „de voorkant van de verpakking”,en gedeeltelijk op een andere zijde van de verpakking, zoals de achterkant, staat, zou dat de consumenten in verwarring kunnen brengen. Daarom moet de voedingswaardevermelding in één gezichtsveld staan. Voorts kunnen de belangrijkste elementen van de voedingswaarde-informatie op basis van vrijwilligheid in het hoofdgezichtsveld worden herhaald, om de consumenten te helpen de essentiële voedingswaarde-informatie gemakkelijk te lezen wanneer zij levensmiddelen kopen. Een vrije keuze van de informatie die kan worden herhaald, zou de consumenten in verwarring kunnen brengen. Daarom moet duidelijk worden bepaald welke informatie kan worden herhaald.
Om exploitanten van levensmiddelenbedrijven ertoe aan te zetten de informatie van de voedingswaardevermelding voor levensmiddelen als alcoholhoudende dranken en niet-voorverpakte levensmiddelen, die van een voedingswaardevermelding kunnen worden vrijgesteld, uit eigen beweging te verstrekken, moet de mogelijkheid worden geboden slechts een deel van die informatie te vermelden. Wel moet duidelijk worden bepaald welke informatie vrijwillig kan worden verstrekt, om te voorkomen dat de keuzevrijheid voor de exploitant van een levensmiddelenbedrijf aanleiding geeft tot misleidende situaties voor de consument.
In sommige lidstaten en organisaties in de levensmiddelensector zijn er recentelijke ontwikkelingen geweest inzake de uitdrukking van de voedingswaardevermelding, anders dan per 100 g, per 100 ml of per portie, of de presentatie daarvan via grafische vormen of symbolen. Die nieuwe uitdrukkings- en presentatievormen voor de voedingswaardevermelding kunnen de consumenten helpen om de voedingswaardevermelding beter te begrijpen. Er zijn echter onvoldoende gegevens in de gehele Unie beschikbaar over de wijze waarop de gemiddelde consument de alternatieve uitdrukkings- of presentatievormen van de informatie begrijpt en gebruikt. Daarom is het dienstig op basis van de in deze verordening vastgestelde criteria de ontwikkeling van verschillende uitdrukkings- en presentatievormen mogelijk te maken en de Commissie te verzoeken een verslag op te stellen over hun gebruik en hun gevolgen voor de interne markt, en over de vraag of het wenselijk is ze verder te harmoniseren.
Om de Commissie bij te staan bij het opstellen van dat verslag, moeten de lidstaten de Commissie de informatie verstrekken over het gebruik van nieuwe uitdrukkingsvormen voor de voedingswaardevermelding in de handel op hun grondgebied. Daartoe dienen de lidstaten gemachtigd te worden exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voeding met extra uitdrukkings- en presentatievormen in de handel op hun grondgebied brengen te verzoeken de nationale autoriteiten van het gebruik van die uitdrukkings- of presentatievormen op de hoogte te brengen, en daarbij te vermelden hoe is voldaan aan de vereisten van deze verordening.
Het is wenselijk te zorgen voor een zekere mate van consistentie bij de ontwikkeling van extra uitdrukkings- en presentatievormen voor de voedingswaardevermelding. Daartoe is het dienstig dat de constante uitwisseling van goede werkwijzen en ervaring tussen de lidstaten en met de Commissie wordt bevorderd en dat de deelname van de belanghebbenden aan die uitwisselingen wordt gestimuleerd.
De vermelding van de hoeveelheden voedingselementen in hetzelfde gezichtsveld en vergelijkende indicatoren in een gemakkelijk herkenbare vorm om een beoordeling van de voedingseigenschappen van een levensmiddel mogelijk te maken, moet in haar geheel als een deel van de voedingswaardevermelding worden beschouwd en mag niet worden behandeld als een groep van afzonderlijke claims.
Uit de ervaring blijkt dat vrijwillige verstrekking van voedselinformatie veelal ten koste gaat van de duidelijkheid van de verplichte voedselinformatie. Daarom moeten criteria worden vastgesteld om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de handhavingsautoriteiten te helpen bij het vinden van een goed evenwicht tussen de verstrekking van verplichte en vrijwillige voedselinformatie.
De lidstaten moeten het recht behouden om, afhankelijk van de plaatselijke praktische voorwaarden en omstandigheden, voorschriften voor het verstrekken van informatie over niet-voorverpakte levensmiddelen vast te stellen. Hoewel in dergelijke gevallen de vraag van de consument om andere informatie beperkt is, wordt informatie over potentiële allergenen als zeer belangrijk beschouwd. Uit beschikbare gegevens blijkt dat de meeste voorvallen in verband met voedselallergieën terug te voeren zijn op niet-voorverpakte levensmiddelen. Daarom moet informatie over potentiële allergenen altijd aan de consument worden verstrekt.
Wat betreft aangelegenheden die specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mogen de lidstaten uitsluitend nationale bepalingen vaststellen die volgens het recht van de Unie toegestaan zijn. Deze verordening mag de lidstaten niet beletten nationale bepalingen vast te stellen met betrekking tot aangelegenheden die niet specifiek in de verordening worden geharmoniseerd. Dergelijke nationale maatregelen mogen het vrije verkeer van goederen die stroken met deze verordening niet verbieden, belemmeren of beperken.
Consumenten uit de Unie geven blijk van een toenemende belangstelling voor de toepassing van de voorschriften van de Unie inzake dierenwelzijn bij het slachten, met inbegrip van de vraag of het dier verdoofd werd voor de slachting. In dit opzicht moet worden overwogen in de context van een toekomstige strategie van de Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren een studie uit te voeren naar de mogelijkheid om consumenten relevante informatie te verstrekken over het verdoven van dieren.
De voorschriften inzake voedselinformatie moeten kunnen worden aangepast aan de snel veranderende sociale, economische en technologische omgeving.
De lidstaten moeten officiële controles uitvoeren om deze verordening te handhaven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn(24).
De verwijzingen naar Richtlijn 90/496/EEG in Verordening (EG) nr. 1924/2006 en in Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen(25) moeten worden bijgewerkt om met deze verordening rekening te houden. Verordening (EG) nr. 1924/2006 en Verordening (EG) nr. 1925/2006 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Het onregelmatig en frequent bijwerken van voorschriften inzake voedselinformatie kan een aanzienlijke administratieve last leggen op levensmiddelenbedrijven, met name op het midden- en kleinbedrijf. Daarom dient ervoor te worden gezorgd dat de maatregelen die door de Commissie worden genomen ter uitvoering van de bij deze verordening verleende bevoegdheden na een passende overgangsperiode in elk kalenderjaar op dezelfde dag van toepassing worden. Van dit beginsel moet kunnen worden afgeweken in noodgevallen wanneer de betrokken maatregelen dienen om de menselijke gezondheid te beschermen.
Om exploitanten van een levensmiddelenbedrijf in staat te stellen de etikettering van hun producten aan te passen aan de nieuwe voorschriften van deze verordening, is het belangrijk passende overgangsperioden voor de toepassing van deze verordening vast te stellen.
Aangezien de voorschriften in verband met de voedingswaarde-etikettering bij deze verordening ingrijpend zijn gewijzigd, met name wat betreft de inhoud van de voedingswaardevermelding, is het dienstig de exploitanten van levensmiddelenbedrijven toe te staan vooruit te lopen op de toepassing van deze verordening.
Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
De bevoegdheid om conform artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot onder meer de beschikbaarheid van bepaalde verplichte vermeldingen via andere middelen dan de verpakking of het etiket, de levensmiddelen waarvoor geen lijst van ingrediënten hoeft te worden verstrekt, het opnieuw bezien van de lijst van stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken en de lijst van nutriënten die op vrijwillige basis mogen worden meegedeeld. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen zorgen voor gelijktijdige, tijdige en gepaste toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot onder meer de uitdrukkingswijze van een of meer aanduidingen door middel van pictogrammen of symbolen in de plaats van woorden of getallen, de wijze waarop de datum van minimale houdbaarheid wordt vermeld, de wijze waarop het land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees wordt vermeld, de nauwkeurigheid van de gedeclareerde waarden voor de voedingswaardevermelding, of de uitdrukking per portie of consumptie-eenheid. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(26),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening stelt de algemene beginselen, voorschriften en verantwoordelijkheden in verband met voedselinformatie, en met name voedseletikettering, vast. Zij stelt de middelen voor de waarborging van het recht van de consumenten op informatie en de procedures voor de verstrekking van voedselinformatie vast, rekening houdend met de noodzaak om voldoende flexibiliteit te bieden om te kunnen reageren op toekomstige ontwikkelingen en nieuwe informatievereisten.
Deze verordening is van toepassing op exploitanten van levensmiddelenbedrijven in alle schakels van de voedselketen wier activiteiten de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten betreffen. Zij is van toepassing op alle voor de eindverbruiker bestemde levensmiddelen, inclusief door grote cateraars geleverde levensmiddelen, en op voor levering aan grote cateraars bestemde levensmiddelen.
Deze verordening is van toepassing op cateringdiensten die worden geleverd door transportbedrijven wanneer het vertrek plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaten waarop de Verdragen van toepassing zijn.
Deze verordening is van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
-
de definities van „levensmiddel”, „levensmiddelenwetgeving”, „levensmiddelenbedrijf”, „exploitant van een levensmiddelenbedrijf”, „detailhandel”, „in de handel brengen” en „eindverbruiker” in artikel 2 en in artikel 3, punten 1), 2), 3), 7), 8) en 18), van Verordening (EG) nr. 178/2002;
-
de definities van „verwerking”, „onverwerkte producten” en „verwerkte producten” in artikel 2, lid 1), onder m), n) en o), van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne(27);
-
de definitie van „voedingsenzym” in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen(28);
-
de definitie van „levensmiddelenadditieven”, „technische hulpstoffen” en „draagstoffen” in artikel 3, lid 2, onder a) en b), en bijlage I, punt 5, van Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven(29);
-
de definitie van „aroma's” in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen(30);
-
de definities van „vlees”, „separatorvlees”, „vleesbereidingen”, „visserijproducten” en „vleesproducten” in de punten 1.1, 1.14, 1.15, 3.1 en 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(31);
-
de definitie van „reclame” in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame(32).
De volgende definities zijn ook van toepassing:
- a) „voedselinformatie” :
- informatie over een levensmiddel, die ter beschikking van de eindverbruiker wordt gesteld door middel van een etiket, ander begeleidend materiaal of andere middelen, waaronder moderne technologie-instrumenten of mondelinge communicatie;
- b) „voedselinformatiewetgeving” :
- de bepalingen van de Unie over voedselinformatie, met name etikettering, waaronder voorschriften van algemene aard die van toepassing zijn op alle levensmiddelen in bijzondere omstandigheden of bepaalde categorieën van levensmiddelen en voorschriften die alleen op specifieke levensmiddelen van toepassing zijn;
- c) „verplichte voedselinformatie” :
- de gegevens die uit hoofde van bepalingen van de Unie aan de eindverbruiker moeten worden verstrekt;
- d) „grote cateraars” :
- bedrijven of instellingen (inclusief voertuigen en vaste of mobiele kramen), zoals restaurants, kantines, scholen, ziekenhuizen en cateringbedrijven waarin in het kader van een bedrijfsactiviteit voedsel wordt bereid dat klaar is voor consumptie door de eindverbruiker;
- e) „voorverpakt levensmiddel” :
- een verkoopeenheid die bestemd is om als zodanig aan de eindverbruiker en aan grote cateraars te worden aangeboden en bestaat uit een levensmiddel en het verpakkingsmateriaal waarin dit, alvorens ten verkoop te worden aangeboden, is verpakt, waarbij dit verpakkingsmateriaal het levensmiddel geheel of ten dele kan bedekken, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat het verpakkingsmateriaal wordt geopend of aangetast; levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt vallen niet onder „voorverpakte levensmiddelen”;
- f) „ingrediënt” :
- elke stof of product, waaronder aroma's, levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen, en elk bestanddeel van een samengesteld ingrediënt, die/dat bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm; residuen worden niet als ingrediënten beschouwd;
- g) „plaats van herkomst” :
- de plaats waarvan een levensmiddel volgens de aanduiding afkomstig is en die niet het „land van oorsprong” is, als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92; de naam, handelsnaam of het adres van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die op het etiket staan, vormen geen aanwijzing van het land van oorsprong en de plaats van herkomst van het levensmiddel in de zin van deze verordening;
- h) „samengesteld ingrediënt” :
- een ingrediënt dat zelf uit meer dan één ingrediënt bestaat;
- i) „etiket” :
- label, merknaam, merkteken of afbeelding of ander beschrijvend materiaal, geschreven, gedrukt, gestencild, als merkteken aangebracht, in reliëf uitgevoerd of ingeperst op of bevestigd aan een levensmiddelenverpakking of -recipiënt;
- j) „etikettering” :
- de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een levensmiddel en voorkomen op een verpakkingsmiddel, document, schriftstuk, etiket, band of label, dat bij dit levensmiddel is gevoegd of daarop betrekking heeft;
- k) „gezichtsveld” :
- alle oppervlakken van een verpakking die uit één gezichtspunt kunnen worden gelezen;
- l) „hoofdgezichtsveld” :
- het gezichtsveld van een verpakking dat de consument bij aankoop hoogstwaarschijnlijk het eerst waarneemt en waarmee hij karakter of aard van een product en, indien van toepassing, de merknaam onmiddellijk kan identificeren. Indien een verpakking verschillende identieke gezichtsvelden heeft, kiest de exploitant van het levensmiddelenbedrijf het hoofdgezichtsveld;
- m) „leesbaarheid” of „leesbaar” :
- de verschijningsvorm van informatie, waarmee de informatie visueel toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek, en die onder meer wordt bepaald door de grootte van het schrift, de afstand tussen de letters, de afstand tussen de regels, de lijndikte, de kleur, het lettertype, de verhouding tussen de letterbreedte en -hoogte, het oppervlak van het materiaal en het aanzienlijke contrast tussen het schrift en de achtergrond;
- n) „wettelijke benaming” :
- de benaming van een levensmiddel die wordt voorgeschreven in de bepalingen van de Unie die daarop van toepassing zijn of, bij ontstentenis van dergelijke bepalingen van de Unie, de benaming die is vastgesteld in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker of aan grote cateraars wordt verkocht;
- o) „gebruikelijke benaming” :
- een benaming die zonder dat verdere uitleg nodig is, als de benaming van het levensmiddel wordt geaccepteerd door de consumenten in de lidstaat waar het wordt verkocht;
- p) „beschrijvende benaming” :
- een benaming die een beschrijving van het levensmiddel en, zo nodig, van het gebruik daarvan geeft en die duidelijk genoeg is om de consumenten in staat te stellen de echte aard daarvan te kennen en het te onderscheiden van andere producten waarmee het zou kunnen worden verward;
- q) „primair(e) ingrediënt(en)” :
- het ingrediënt van een levensmiddel dat meer dan 50 % van dit levensmiddel uitmaakt of dat gewoonlijk door de consument met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd en waarvoor in de meeste gevallen een kwantitatieve aanduiding vereist is;
- r) „datum van minimale houdbaarheid van een levensmiddel” :
- de datum tot waarop het levensmiddel zijn specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard;
- s) „nutriënten” :
- eiwitten, koolhydraten, vetten, voedingsvezels, natrium, vitaminen en mineralen, opgesomd in punt 1 van deel A van bijlage XIII bij deze verordening alsmede stoffen die tot een van deze categorieën behoren of bestanddeel zijn van een tot die categorieën behorende stof;
- t) „technisch vervaardigd nanomateriaal” :
-
doelbewust geproduceerd materiaal dat een of meer dimensies heeft van 100 nm of minder of dat is samengesteld uit afzonderlijke functionele delen, intern of aan de oppervlakte, waarvan er vele een of meer dimensies hebben van 100 nm of minder, inclusief structuren, agglomeraten of aggregaten, die een omvang kunnen hebben van meer dan 100 nm, maar die eigenschappen behouden die kenmerkend voor de nanoschaal zijn.
Eigenschappen die kenmerkend voor de nanoschaal zijn, zijn onder andere:
-
eigenschappen die verband houden met het grote specifieke oppervlak van de materialen in kwestie, en/of
-
specifieke fysisch-chemische eigenschappen die verschillen van degene van de niet-nanovorm van hetzelfde materiaal;
-
- u) „techniek voor communicatie op afstand” :
- ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van leverancier en consument kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen.
Voor de toepassing van deze verordening verwijst het land van oorsprong van een levensmiddel naar de oorsprong van een levensmiddel als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.
De specifieke definities in bijlage I zijn ook van toepassing.