Er wordt op het niveau van de Unie een tijdelijk experiment opgezet, met betrekking tot certificering van basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, om na te gaan of de mogelijkheid te kiezen tussen officiële veldkeuringen en overeenkomstig de artikelen 2 en 3 uitgevoerde veldkeuringen onder officieel toezicht een beter alternatief zou kunnen zijn voor verplichte officiële veldkeuringen, en of de bepalingen die van toepassing zijn op de certificering van gecertificeerd zaad ook toegepast zouden moeten worden op basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan.
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 juni 2012 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad ten aanzien van veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 4169) (Voor de EER relevante tekst) (2012/340/EU)
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 juni 2012 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad ten aanzien van veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 4169) (Voor de EER relevante tekst) (2012/340/EU)
Artikel 1 Onderwerp
Het doel van dat experiment is vast te stellen of wat basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan betreft het vereiste van officiële veldkeuringen vervangen kan worden door een vereiste van hetzij officiële veldkeuringen, hetzij veldkeuringen onder officieel toezicht, ten aanzien van de volgende bepalingen:
-
artikel 2, lid 1, onder B), 1), d), artikel 14 bis, onder a), en bijlage I, punt 6, van Richtlijn 66/401/EEG;
-
artikel 2, lid 1, onder C), d), artikel 2, lid 1, onder C bis), c), artikel 2, lid 1, onder D), 1), d), artikel 2, lid 1, onder D), 2), b), en artikel 2, lid 1, onder D), 3), c), artikel 14 bis, onder a), en bijlage I, punt 7, van Richtlijn 66/402/EEG;
-
artikel 2, lid 1, onder c), iv), artikel 21, onder a), en bijlage I, deel A, punt 4, van Richtlijn 2002/54/EG;
-
artikel 2, lid 1, onder c), iv), artikel 35, onder a), en bijlage I, punt 2, van Richtlijn 2002/55/EG;
-
artikel 2, lid 1, onder c), iv), artikel 2, lid 1, onder d), 1), ii), en artikel 2, lid 1, onder d), 2), iii), artikel 18, onder a), en bijlage I, punt 5, van Richtlijn 2002/57/EG.
Artikel 2 Keurmeesters die keuringen onder officieel toezicht uitvoeren
De deelnemende lidstaten dragen er zorg voor dat de keurmeesters die keuringen onder officieel toezicht uitvoeren aan de volgende voorwaarden voldoen:
-
zij moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
-
zij mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;
-
zij zijn officieel door de voor certificering van zaad bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat erkend als bevoegd tot het uitvoeren van keuringen onder officieel toezicht; deze erkenning omvat ofwel een beëdiging, ofwel ondertekening van een verklaring dat zij zich zullen houden aan de geldende regels voor officiële keuringen;
-
zij voeren de keuringen uit onder toezicht van de bevoegde zaadcertificeringsautoriteit.
Artikel 3 Keuringen van gewassen en geoogste zaden
De deelnemende lidstaten dragen er zorg voor dat de keuringen van gewassen en geoogste zaden voldoen aan de in de leden 2 tot en met 5 bepaalde vereisten.
De te keuren gewassen zijn geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten voldeden aan de vereisten vastgelegd in bijlage I bij de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG.
Ten minste 20 % van de gewassen wordt gecontroleerd door de bevoegde autoriteit voor wat betreft onder Richtlijn 2002/55/EG vallende groentegewassen. Voor alle andere gewassen bedraagt dit percentage ten minste 5 %. De volgende percentages worden toegepast om een passend controleniveau vast te stellen voor de categorieën basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan: 5, 10, 15 en 20 %.
Een gedeelte van de monsters van de partijen geoogst zaad van de gewassen wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren. De lidstaten stellen vast bij welke partijen zaad veldkeuring onder officieel toezicht heeft plaatsgevonden.
De aan het experiment deelnemende lidstaten vergelijken de officiële veldkeuringen met veldkeuringen onder officieel toezicht die op hetzelfde veld zijn uitgevoerd.
Artikel 4 Deelname van lidstaten
Elke lidstaat kan aan het experiment deelnemen.
Lidstaten die besluiten aan het experiment deel te nemen („de deelnemende lidstaten”) stellen de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de soorten, categorieën en regio’s die zij bij het experiment betrekken en van eventuele beperkingen.
Zij kunnen hun deelname te allen tijde beëindigen door de Commissie daarvan in kennis te stellen.
Artikel 5 Ontheffing
Voor de doeleinden van het experiment zijn de deelnemende lidstaten, voor wat betreft officiële veldkeuringen van basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, ontheven van de verplichtingen vastgelegd in artikel 2, lid 1, onder B), 1), d), artikel 14 bis, onder a), en bijlage I, punt 6, van Richtlijn 66/401/EEG, artikel 2, lid 1, onder C), d), artikel 2, lid 1, onder C bis), c), artikel 2, lid 1, onder D), 1), d), artikel 2, lid 1, onder D), 2), b), en artikel 2, lid 1, onder D), 3), c), artikel 14 bis, onder a), en bijlage I, punt 7, van Richtlijn 66/402/EEG, artikel 2, lid 1, onder c), iv), artikel 21, onder a), en bijlage I, deel A, punt 4, van Richtlijn 2002/54/EG, artikel 2, lid 1, onder c), iv), artikel 35, onder a), en bijlage I, punt 2, van Richtlijn 2002/55/EG, en artikel 2, lid 1, onder c), iv), artikel 2, lid 1, onder d), 1), ii), en artikel 2, lid 1, onder d), 2), iii), artikel 18, onder a), en bijlage I, punt 5, van Richtlijn 2002/57/EG.