Home

Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011

Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „bijkantoor” van een financiële instelling of kredietinstelling:
een onderneming die een juridisch afhankelijk onderdeel is van een financiële instelling of een kredietinstelling en rechtstreeks alle of enkele transacties van de betrokken financiële instelling of kredietinstelling uitvoert;
b) „tussenhandeldiensten” :
  1. het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de aankoop, verkoop of levering van goederen en technologie van een derde land aan een ander derde land, of

  2. het verkopen of aankopen van goederen en technologie in derde landen met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land;

c) „contract of transactie” :
elke verrichting, ongeacht haar vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen alle - ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande - met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;
d) „kredietinstelling” :
een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(1), met inbegrip van bijkantoren ervan binnen of buiten de Unie;
e) „aardolie en aardolieproducten” :
de producten die zijn opgesomd in bijlage IV;
f) „economische middelen” :
activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;
g) „financiële instelling” :
  1. een onderneming, andere dan een kredietinstelling, die een of meer van de operaties verricht als bedoeld in de punten 2 tot en met 12 en 14 en 15 van bijlage I bij Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de activiteiten van wisselkantoren (bureaux de change);

  2. een verzekeringsmaatschappij die over een vergunning beschikt overeenkomstig Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering(2), in zoverre zij activiteiten verricht die door die richtlijn worden bestreken;

  3. een beleggingsonderneming als gedefinieerd in punt 1 van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(3);

  4. een collectieve beleggingsonderneming die haar rechten van deelname of aandelen op de markt brengt; of

  5. een verzekeringstussenpersoon als gedefinieerd in artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling(4), met uitzondering van de tussenpersonen die zijn bedoeld in artikel 2, lid 7, van genoemde richtlijn, indien zij levensverzekeringsdiensten en andere diensten in verband met beleggingen verrichten;

alsook de bijkantoren ervan binnen en buiten de Unie;

h) „bevriezing van economische middelen” :
het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het verkopen, verhuren of verhypothekeren ervan;
i) „bevriezing van tegoeden” :
het voorkómen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden, met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden mogelijk zou worden gemaakt, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille;
j) „tegoeden” :

financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

  2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

  3. in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

  4. rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

  5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

  6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

  7. bewijsstukken van een belang in tegoeden of financiële middelen;

k) „goederen” :
voorwerpen, materialen en apparatuur,
l) „verzekering” :
een overeenkomst waarbij een of meer natuurlijke of rechtspersonen zich tegen betaling ertoe verbinden een of meer andere personen een in de overeenkomst bepaalde vergoeding of uitkering te verstrekken indien een risico intreedt;
m) „herverzekering” :
de activiteit die bestaat in het aanvaarden van risico's die door een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming worden overgedragen, of, voor de assuradeursvereniging die bekend staat als „association of underwriters known as Lloyd's”, tevens de activiteit die bestaat in het aanvaarden door een andere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming dan bedoelde vereniging, van risico's welke door een lid van Lloyd's worden overgedragen;
n) „Syrische kredietinstelling of financiële instelling” :
  1. in Syrië gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen, inclusief de centrale bank van Syrië;

  2. onder artikel 35 vallende bijkantoren en dochtermaatschappijen van in Syrië gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen;

  3. niet onder artikel 35 vallende bijkantoren en dochtermaatschappijen van in Syrië gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen;

  4. niet in Syrië gevestigde kredietinstellingen of financiële instellingen, maar die onder zeggenschap staan van een of meer personen of entiteiten die gevestigd zijn in Syrië;

o) „Syrische persoon, entiteit of lichaam” :
  1. de staat Syrië en elke overheidsinstantie van Syrië;

  2. een natuurlijke persoon die in Syrië verblijft of woont;

  3. een rechtspersoon, entiteit of lichaam met officiële zetel in Syrië;

  4. een rechtspersoon, entiteit of lichaam, in of buiten Syrië, die of dat direct of indirect onder zeggenschap staat van een of meer van de bovengenoemde personen of lichamen;

p) „technische bijstand” :
alle technische bijstand in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienstverlening; technische bijstand kan worden verleend in de vorm van instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten; met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;
q) „grondgebied van de Unie” :
het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim;
r) „douanegebied van de Unie” :
het gebied als omschreven in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(5).

HOOFDSTUK II BEPERKINGEN OP DE UITVOER EN DE INVOER

Artikel 2

1.

Een lidstaat kan een verbod opleggen of een vergunning vereisen voor de export, verkoop, levering of vervoer aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië, van andere dan in bijlage IA of bijlage IX opgesomde apparatuur die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, ongeacht of die van oorsprong uit de Unie is.

2.

Een lidstaat kan een verbod opleggen of een vergunning vereisen voor het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met de apparatuur bedoeld in lid 1 aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië.

Artikel 2 bis

1.

Er geldt een verbod op:

  1. de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië van de in bijlage IA opgenomen apparatuur, goederen of technologie die zouden kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie dan wel voor de vervaardiging of het onderhoud van producten die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt, ongeacht of die apparatuur, goederen of technologie van oorsprong zijn uit de Unie;

  2. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.

In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III worden vermeld, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor een transactie in verband met apparatuur, goederen of technologie opgenomen in bijlage IA, op voorwaarde dat de apparatuur, goederen of technologie bestemd zijn voor voedselvoorziening, landbouw, medische zorg of andere humanitaire doeleinden, of voor medewerkers van de Verenigde Naties of voor medewerkers van de Europese Unie of haar lidstaten.

3.

In afwijking van lid 1, onder a), kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals genoemd op de websites die zijn vermeld in bijlage III, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van de in bijlage IA opgenomen apparatuur, goederen of technologie overeenkomstig punt 10 van Resolutie 2118(2013) van de Veiligheidsraad van de VN en desbetreffende besluiten van de Uitvoerende Raad van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW), conform de doelstelling van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Verdrag inzake chemische wapens) en na overleg met de OPCW.

Artikel 2 ter

Artikel 2 quater

Artikel 2 quinquies

Artikel 3

Artikel 3 bis

Artikel 3 ter

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6 bis

Artikel 6 ter

Artikel 7

Artikel 7 bis

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9 bis

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11 bis

Artikel 11 ter

Artikel 11 quater

HOOFDSTUK III BEPERKINGEN OP DE DEELNAME AAN INFRASTRUCTUURPROJECTEN

Artikel 12

HOOFDSTUK IV BEPERKINGEN OP DE FINANCIERING VAN BEPAALDE ONDERNEMINGEN

Artikel 13

Artikel 13 bis

HOOFDSTUK V BEVRIEZEN VAN TEGOEDEN EN ECONOMISCHE MIDDELEN

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16 bis

Artikel 16 ter

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20 bis

Artikel 21

Artikel 21 bis

Artikel 21 ter

Artikel 21 quater

Artikel 22

HOOFDSTUK VI BEPERKINGEN OP DE OVERDRACHT VAN KAPITAAL EN OP FINANCIËLE DIENSTEN

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25 bis

Artikel 26

HOOFDSTUK VI BIS BEPERKINGEN VOOR HET VERVOER

Artikel 26 bis

HOOFDSTUK VII ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Artikel 27 bis

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

BIJLAGE Ia

BIJLAGE IILIJST VAN DE IN ARTIKEL 14, ARTIKEL 15, LID 1, PUNT A), EN ARTIKEL 15, LID 1 BIS, BEDOELDE NATUURLIJKE PERSONEN EN RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN OF LICHAMEN

BIJLAGE II bis

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE V bisREACTIEMOTORBRANDSTOFFEN EN BRANDSTOFADDITIEVEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7 bis, LID 1

BIJLAGE V terREACTIEMOTORBRANDSTOFFEN EN BRANDSTOFADDITIEVEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7 bis, LID 3

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IX

BIJLAGE X

BIJLAGE XI