Home

Uitvoeringsverordening (EU) n r. 481/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 houdende voorschriften voor het beheer van een tariefcontingent voor rundvlees van hoge kwaliteit

Uitvoeringsverordening (EU) n r. 481/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 houdende voorschriften voor het beheer van een tariefcontingent voor rundvlees van hoge kwaliteit

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

1.

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de wijze van beheer van het in Verordening (EG) nr. 617/2009 bedoelde jaarlijks EU-tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, hierna „het tariefcontingent” genoemd. De periode, de omvang en het recht van het tariefcontingent zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

2.

Deze verordening is van toepassing op vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit dat voldoet aan de in bijlage II vastgestelde eisen.

Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt als „bevroren vlees” aangemerkt: vlees dat in het douanegebied van de Unie wordt binnengebracht met een inwendige temperatuur van ten hoogste - 12 °C.

Artikel 2 Beheer van het tariefcontingent

1.

Het tariefcontingent wordt beheerd volgens het beginsel „wie het eerst komt, eerst maalt” overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Er zijn geen invoercertificaten vereist.

2.

Het tariefcontingent wordt beheerd als een hoofdtariefcontingent met volgnummer 09.2201 met vier driemaandelijkse deeltariefcontingenten met volgnummer 09.2202.

Het voordeel van het tariefcontingent kan alleen worden gegeven voor volgnummer 09.2202, waarmee naar de deeltariefcontingenten wordt verwezen.

3.

De afboekingen op de deeltariefcontingenten die lopen tot en met 30 september, 31 december en 31 maart worden stopgezet op de vijfde werkdag van de Commissie in respectievelijk november, februari en mei. De ongebruikte hoeveelheden worden toegevoegd aan de hoeveelheden voor de driemaandelijkse deeltariefcontingenten die beginnen op respectievelijk 1 oktober, 1 januari en 1 april. Aan het einde van het contingentjaar worden geen ongebruikte hoeveelheden overgedragen naar een ander contingentjaar.

Artikel 3 Echtheidscertificaten

1.

Om van het tariefcontingent te kunnen profiteren, wordt aan de douaneautoriteiten van de Unie een in het betrokken derde land afgegeven echtheidscertificaat afgegeven, vergezeld van een douaneaangifte voor het vrije verkeer van de betrokken goederen.

2.

Het in lid 1 bedoelde echtheidscertificaat wordt opgesteld volgens het model van bijlage III.

3.

Op de keerzijde van het echtheidscertificaat wordt vermeld dat het vlees van oorsprong uit het exporterende land voldoet aan de in bijlage II vastgestelde eisen.

4.

Het echtheidscertificaat is slechts geldig indien het naar behoren is ingevuld en geviseerd door de instantie van afgifte.

5.

Een echtheidscertificaat is naar behoren geviseerd wanneer de plaats en datum van afgifte erop zijn vermeld en het is voorzien van het stempel van de instantie van afgifte en de handtekening van de persoon of de personen die het mag of mogen ondertekenen.

6.

Het stempel op het origineel van het echtheidscertificaat en op de kopieën ervan kan worden vervangen door een gedrukt zegel.

7.

De geldigheidsduur van het echtheidscertificaat loopt af uiterlijk drie maanden vanaf de datum van afgifte.

Artikel 4 Instanties van afgifte in derde landen

1.

De in artikel 3 bedoelde instantie van afgifte dient:

  1. als zodanig te zijn erkend door de bevoegde autoriteit van het exporterende land;

  2. zich ertoe te verbinden de op de echtheidscertificaten aangebrachte vermeldingen te verifiëren.

2.

De volgende gegevens worden aan de Commissie gemeld:

  1. de naam, het adres en zo mogelijk ook het e-mailadres en het internetadres van de instantie of instanties die de in artikel 3 bedoelde echtheidscertificaten mag of mogen afgeven;

  2. afdrukken van de door de instantie of instanties van afgifte gebruikte stempels;

  3. de procedures en criteria die door de instantie of instanties van afgifte worden gebruikt om de naleving van de in bijlage II vastgestelde eisen na te gaan.

Artikel 5 Bekendmaking in verband met derde landen

Indien is voldaan aan de in bijlage II vastgestelde eisen, maakt de Commissie de naam van de instantie of instanties van afgifte in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie of op een andere passende manier bekend.

Artikel 6 Controles ter plaatse in derde landen

Artikel 7 Intrekking

Artikel 8 Overgangsmaatregelen

Artikel 9 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III