Home

Verordening (EU) n r. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad

Verordening (EU) n r. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Sinds 1971 kent de Gemeenschap in het kader van het stelsel van algemene tariefpreferenties handelspreferenties aan ontwikkelingslanden toe.

  2. De gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie moet zijn gebaseerd op de beginselen en de doelstellingen van de algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie, zoals bepaald in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

  3. De Unie beoogt gemeenschappelijk beleid en gemeenschappelijke maatregelen te definiëren en na te streven om de duurzame ontwikkeling van ontwikkelingslanden op economisch, sociaal en milieugebied te bevorderen, met uitbanning van de armoede als hoofddoel.

  4. De gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie moet stroken met de doelstellingen van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, zoals vastgesteld in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name uitbanning van armoede en bevordering van duurzame ontwikkeling en van goed bestuur in de ontwikkelingslanden, en moet deze doelstellingen consolideren. Zij moet in overeenstemming zijn met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en in het bijzonder met het besluit betreffende een gedifferentieerde en gunstigere behandeling, reciprociteit en vollediger deelneming van ontwikkelingslanden („de machtigingsclausule”), vastgesteld onder de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade — GATT) in 1979, dat bepaalt dat WTO-leden een gedifferentieerde en gunstiger behandeling voor ontwikkelingslanden mogen toestaan.

  5. In de mededeling van de Commissie van 7 juli 2004 getiteld „Ontwikkelingslanden, internationale handel en duurzame ontwikkeling: de rol van het schema van algemene preferenties (SAP) van de Gemeenschap voor de periode 2006-2015”, zijn de richtsnoeren voor de toepassing van het stelsel van algemene tariefpreferenties voor de periode 2006-2015 vastgesteld.

  6. Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode vanaf 1 januari 2009(2), zoals uitgebreid bij Verordening (EU) nr. 512/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad(3), geeft uitvoering aan het stelsel van algemene tariefpreferenties („het stelsel”) tot en met 31 december 2013 of tot het stelsel van deze verordening wordt toegepast, al naargelang welke datum eerder valt. Daarna zal het stelsel van toepassing blijven voor een periode van tien jaar vanaf de datum van toepassing van de preferenties waarin deze verordening voorziet, met uitzondering van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, die zonder einddatum wordt voortgezet.

  7. Door ontwikkelingslanden preferentiële toegang tot de markt van de Unie te bieden, moet het stelsel deze landen bijstaan om de armoede terug te dringen en goed bestuur en duurzame ontwikkeling te bevorderen door ze te helpen uit internationale handel aanvullende inkomsten te verwerven, die zij dan opnieuw kunnen investeren voor hun eigen ontwikkeling en, daarnaast, om hun economie te diversifiëren. De tariefpreferenties van het stelsel moeten erop gericht zijn ontwikkelingslanden te helpen die worden geconfronteerd met grotere financiële, ontwikkelings- en handelsproblemen.

  8. Het stelsel bestaat uit een algemene regeling en twee bijzondere regelingen.

  9. De algemene regeling moet gelden voor alle ontwikkelingslanden die gemeenschappelijke ontwikkelingsbehoeften hebben en die in een soortgelijke economische ontwikkelingsfase verkeren. Landen die door de Wereldbank worden gerangschikt als hoge-inkomenslanden of hogere-middeninkomenslanden, hebben een inkomen per hoofd van de bevolking die hen in staat stellen zonder tariefpreferenties van het stelsel een hoger diversificatieniveau te bereiken. Deze landen omvatten economieën die met succes de overgang van een centraal geleide economie naar een markteconomie hebben gemaakt. Zij hebben niet dezelfde financiële, ontwikkelings- en handelsbehoeften als de andere ontwikkelingslanden; zij verkeren in een verschillend economisch ontwikkelingsstadium en dus in een andere situatie dan de meer kwetsbare ontwikkelingslanden; om ongerechtvaardigde discriminatie te voorkomen, moeten zij daarom anders worden behandeld. Bovendien verhoogt de toepassing van tariefpreferenties in het kader van het stelsel door hoge-inkomenslanden en hogere-middeninkomenslanden de concurrentiedruk op de uitvoer van armere, meer kwetsbare landen en kan dit een ongerechtvaardigde belasting voor deze meer kwetsbare ontwikkelingslanden vormen. De algemene regeling houdt rekening met het feit dat de ontwikkelings-, handels- en financiële behoeften aan verandering onderhevig zijn en zorgt ervoor dat de regeling open blijft, als de situatie van een land verandert.

    Ter wille van de samenhang mogen de in het kader van de algemene regeling toegekende tariefpreferenties niet worden uitgebreid tot ontwikkelingslanden die een preferentiële markttoegangsregeling met de Unie genieten, die ten minste hetzelfde niveau van tariefpreferenties biedt als de regeling voor vrijwel alle handel. Om een begunstigd land en marktdeelnemers tijd te geven zich op een ordelijke wijze aan te passen, moet de algemene regeling nog twee jaar worden voortgezet vanaf de datum waarop een preferentiële markttoegangsregeling wordt toegepast, en deze datum moet in de lijst van begunstigde landen van de algemene regeling worden gespecificeerd.

  10. Landen die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 732/2008 zijn opgenomen, en landen die een autonome preferentiële toegang tot de markt van de Unie genieten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 732/2008, Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad van 21 januari 2008 tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië(4) en Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie(5), komen in aanmerking voor het stelsel. Met de Unie geassocieerde gebieden overzee en landen en gebieden overzee die niet zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 732/2008, worden voor het stelsel niet in aanmerking genomen.

  11. De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur is gebaseerd op het alomvattende concept van duurzame ontwikkeling zoals erkend door internationale verdragen en instrumenten, waaronder de verklaring van de Verenigde Naties (VN) over het recht op ontwikkeling van 1986, de verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling van 1992, de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) inzake de fundamentele beginselen en rechten op het werk van 1998, de VN-millenniumverklaring van 2000 en de verklaring van Johannesburg inzake duurzame ontwikkeling van 2002. Daarom moeten de aanvullende tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur worden toegekend aan ontwikkelingslanden die door een gebrek aan diversificatie en door onvoldoende integratie in het internationale handelssysteem kwetsbaar zijn, teneinde ze te helpen de bijzondere last en verantwoordelijkheid op zich te nemen die voortvloeien uit de ratificatie van de fundamentele internationale verdragen inzake arbeids- en mensenrechten, milieubescherming en goed bestuur, alsmede uit de daadwerkelijke tenuitvoerlegging daarvan.

  12. De preferenties moeten ertoe strekken verdere economische groei te stimuleren en aldus positief in te spelen op de behoefte aan duurzame ontwikkeling. In het kader van de bijzondere stimuleringsregeling moeten de ad-valoremrechten voor de betrokken begunstigde landen dan ook worden geschorst. Ook de specifieke rechten moeten worden geschorst, tenzij zij gecombineerd zijn met een ad-valoremrecht.

  13. Landen die voldoen aan de criteria van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur moeten de aanvullende tariefpreferenties kunnen genieten indien de Commissie vaststelt dat aan de relevante voorwaarden is voldaan. Het moet mogelijk zijn verzoeken in te dienen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Landen die de tariefpreferenties van dit stelsel genieten in het kader van Verordening (EG) nr. 732/2008, moeten eveneens een nieuw verzoek indienen.

  14. De Commissie moet toezien op de stand van de ratificatie van de internationale verdragen inzake de mensenrechten, rechten van arbeiders, milieubescherming en behoorlijk bestuur en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging daarvan door bestudering van de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties die overeenkomstig deze verdragen zijn opgericht (de toezichthoudende instanties). Om de twee jaar moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de stand van de ratificatie van de desbetreffende verdragen, de naleving door de begunstigde landen van rapportageverplichtingen in het kader van de verdragen en de stand van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de verdragen.

  15. De verslagen van de betrokken toezichthoudende instanties zijn van essentieel belang voor het toezicht op en de intrekking van preferenties. Ter aanvulling van die verslagen kunnen echter ook andere informatiebronnen worden geraadpleegd, mits laatstgenoemde accuraat en betrouwbaar zijn. Onverminderd andere bronnen kan het gaan om informatie van het maatschappelijk middenveld, sociale partners, het Europees Parlement en de Raad.

  16. De bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen moet blijven voorzien in een rechtenvrije toegang tot de markt van de Unie voor producten die van oorsprong zijn uit de landen die door de VN als minst ontwikkeld land zijn erkend en ingedeeld, behalve voor handel in wapens. Voor landen die door de VN niet langer tot de minst ontwikkelde landen worden gerekend, moet een overgangsperiode worden ingesteld om eventuele negatieve gevolgen van de intrekking van de in het kader van deze regeling toegekende tariefpreferenties te ondervangen. Tariefpreferenties in het kader van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen moeten blijven worden toegekend aan de minst ontwikkelde landen die een andere preferentiële markttoegangsregeling met de Unie genieten.

  17. Om te zorgen voor samenhang met de bepalingen inzake markttoegang voor suiker in de economische partnerschapsovereenkomsten is voor de invoer van producten van post 1701 van het gemeenschappelijk douanetarief tot en met 30 september 2015 een invoervergunning nodig.

  18. Voor de algemene regeling moet de differentiatie tussen tariefpreferenties voor „niet-gevoelige” producten en tariefpreferenties voor „gevoelige” producten worden gehandhaafd om rekening te houden met de situatie van de bedrijfstakken die dezelfde producten in de Unie vervaardigen.

  19. De schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op niet-gevoelige producten moet worden gehandhaafd, terwijl de rechten op gevoelige producten moeten worden verlaagd zodat er voldoende gebruik van wordt gemaakt, maar er tegelijkertijd ook rekening wordt gehouden met de situatie van de desbetreffende bedrijfstakken in de Unie.

  20. Deze tariefverlaging moet voldoende aantrekkelijk zijn om handelaren ertoe te bewegen van de door het stelsel geboden mogelijkheden gebruik te maken. Daarom moet op de ad-valoremrechten in het algemeen een vaste verlaging met 3,5 procentpunten van het meestbegunstigingsrecht worden toegepast, terwijl dergelijke rechten voor textielstoffen en textielwaren met 20 % moeten worden verlaagd. Specifieke rechten moeten met 30 % worden verlaagd. Wanneer een minimumrecht is vermeld, wordt dit niet toegepast.

  21. De rechten moeten volledig worden geschorst wanneer voor een afzonderlijke invoeraangifte de preferentiële behandeling in een ad-valoremrecht van 1 % of minder of in een specifiek recht van 2 EUR of minder resulteert, omdat het innen van die rechten meer kan kosten dan het oplevert.

  22. Graduatie moet geschieden aan de hand van criteria die betrekking hebben op afdelingen en hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief. Graduatie moet voor een afdeling of subafdeling worden toegepast om het aantal gevallen van graduatie van heterogene producten te beperken. Een begunstigd land moet voor een afdeling of subafdeling (bestaande uit hoofdstukken) worden gegradueerd wanneer het voor die afdeling gedurende drie opeenvolgende jaren aan de graduatiecriteria voldoet; graduatie wordt aldus voorspelbaarder en billijker, doordat het effect van grote en uitzonderlijke schommelingen in de invoerstatistieken wordt geneutraliseerd. Graduatie mag niet gelden voor de begunstigde landen van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur en voor de begunstigde landen van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, aangezien zij een zeer soortgelijk economisch profiel hebben dat ze door een lage, niet-gediversifieerde uitvoerbasis kwetsbaar maakt.

  23. Om te garanderen dat de voordelen van het stelsel uitsluitend ten goede komen aan de beoogde begunstigde landen, moeten de tariefpreferenties waarin deze verordening voorziet van toepassing zijn, alsmede de regels inzake de oorsprong van producten, zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(6).

  24. Ernstige en systematische schendingen van de beginselen in bepaalde internationale verdragen betreffende de fundamentele mensen- en arbeidsrechten, moeten worden aangemerkt als reden voor een tijdelijke intrekking van de regelingen overeenkomstig het stelsel, teneinde de doelstellingen van die verdragen te bevorderen. Tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur moeten tijdelijk worden geschorst indien het begunstigde land zijn bindende verbintenis niet nakomt om werk te maken van de ratificatie en van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de verdragen of om aan de door de desbetreffende verdragen opgelegde rapportageverplichtingen te voldoen of indien het begunstigde land geen medewerking verleent aan de toezichtprocedures van de Unie, zoals in deze verordening uiteengezet.

  25. Gelet op de politieke situatie in Birma/Myanmar en Belarus moet de tijdelijke intrekking van alle tariefpreferenties voor de invoer van producten van oorsprong uit Birma/Myanmar of Belarus van kracht blijven.

  26. Om te komen tot een beter evenwicht tussen de behoefte aan betere afstemming, grotere samenhang en transparantie enerzijds en een betere bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur door middel van een unilateraal handelspreferentiestelsel anderzijds, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van bijlagen bij deze verordening en voor tijdelijke intrekkingen van tariefpreferenties wegens het niet-nakomen van de beginselen van duurzame ontwikkeling en goed bestuur, alsmede voor procedureregels voor de indiening van verzoeken voor de tariefpreferenties die in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur worden toegekend, voor een tijdelijke intrekking en voor vrijwaringsonderzoeken teneinde eenvormige en gedetailleerde technische regelingen voor te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

  27. Teneinde te voorzien in een stabiel kader voor marktdeelnemers moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de intrekking van een besluit over tijdelijke intrekking volgens de urgentieprocedure voordat dat besluit om tariefpreferenties tijdelijk in te trekken van kracht wordt, wanneer de redenen voor die tijdelijke intrekking niet langer gelden.

  28. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(7).

  29. Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen tot schorsing van de tariefpreferenties van bepaalde SAP-afdelingen voor begunstigde landen en van besluiten tot inleiding van een tijdelijke-intrekkingsprocedure moet, rekening houdend met de aard en het effect van deze handelingen, de raadplegingsprocedure worden toegepast.

  30. Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen inzake vrijwaringsonderzoeken en besluiten tot schorsing van de preferentiële regelingen wanneer invoer de markten van de Unie ernstig kan verstoren, moet de onderzoeksprocedure worden toegepast.

  31. Teneinde de integriteit en de ordelijke werking van het stelsel van algemene preferenties te waarborgen moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met tijdelijke intrekking wegens niet-nakoming van procedures en verplichtingen die verband houden met douane, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

  32. Teneinde een stabiel kader voor marktdeelnemers te waarborgen moet de Commissie, na afloop van de maximumperiode van zes maanden, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de beëindiging of de verlenging van de tijdelijke intrekking wegens niet-nakoming van procedures en verplichtingen die verband houden met douane, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

  33. De Commissie moet ook onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met vrijwaringsonderzoeken, om dwingende redenen van urgentie die verband houden met de achteruitgang van de economische en/of financiële situatie van de producenten in de Unie vereist is.

  34. De Commissie moet aan het Europees Parlement en aan de Raad regelmatig verslag uitbrengen over de gevolgen van het stelsel overeenkomstig deze verordening. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening moet de Commissie verslag aan het Europees Parlement en de Raad uitbrengen over de toepassing van deze verordening en beoordelen of een herziening van het stelsel noodzakelijk is, ook wat de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur en de bepalingen voor tijdelijke intrekking van tariefpreferenties betreft, rekening houdend met terrorismebestrijding en de internationale normen inzake transparantie en uitwisseling van informatie in belastingzaken. Bij de verslaglegging moet de Commissie rekening houden met de gevolgen voor de financiële, ontwikkelings- en handelsbehoeften van de begunstigden. Het verslag bevat ook een gedetailleerde analyse van het effect van deze verordening op de handel en op de EU-inkomsten uit tarieven, met bijzondere aandacht voor de gevolgen voor de begunstigde landen. Indien van toepassing moet de naleving van sanitaire en fytosanitaire EU-voorschriften worden beoordeeld. Het verslag moet tevens een analyse bevatten van de gevolgen van het stelsel met betrekking tot de invoer van biobrandstoffen en duurzaamheidsaspecten.

  35. Verordening (EG) nr. 732/2008 moet bijgevolg worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1.

Het stelsel van algemene tariefpreferenties („het stelsel”) is van toepassing in overeenstemming met deze verordening.

2.

Deze verordening voorziet in de volgende tariefpreferenties binnen het stelsel:

  1. een algemene regeling;

  2. een bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+); en

  3. een bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen („Everything But Arms” (EBA)).

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „SAP” :
het stelsel van algemene preferenties waarmee de Unie preferentiële toegang verschaft tot haar markt door middel van een van de preferentiële regelingen bedoeld in artikel 1, lid 2;
b) „landen” :
landen en gebieden die beschikken over een douaneadministratie;
c) „in aanmerking komende landen” :
alle in bijlage I opgenomen ontwikkelingslanden;
d) „SAP-begunstigde landen” :
de in bijlage II opgenomen begunstigde landen van de algemene regeling;
e) „SAP+-begunstigde landen” :
de in bijlage III opgenomen begunstigde landen van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur;
f) „EBA-begunstigde landen” :
de in bijlage IV opgenomen begunstigde landen van de bijzondere stimuleringsregeling voor de minst ontwikkelde landen;
g) „rechten van het gemeenschappelijk douanetarief” :
de rechten die zijn vermeld in deel II van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(8), met uitzondering van de rechten die als deel van tariefcontingenten zijn vastgesteld;
h) „afdeling” :
elk van de afdelingen van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87;
i) „hoofdstuk” :
elk van de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87;
j) „SAP-afdeling” :
een afdeling die is genoemd in bijlage V en die is vastgesteld op basis van afdelingen en hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief;
k) „preferentiële markttoegangsregeling” :
preferentiële toegang tot de markt van de Unie door middel van een handelsovereenkomst die ofwel voorlopig wordt toegepast ofwel van kracht is, of door middel van door de Unie toegekende autonome preferenties;
l) „daadwerkelijke tenuitvoerlegging” :
de volledige tenuitvoerlegging van alle verbintenissen en verplichtingen in het kader van de internationale verdragen die worden genoemd in bijlage VIII, waardoor wordt gewaarborgd dat alle daarin vastgestelde beginselen, doelstellingen en rechten worden nageleefd.

Artikel 3

1.

Een lijst van in aanmerking komende landen is opgenomen in bijlage I.

2.

De Commissie is overeenkomstig artikel 36 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I, teneinde rekening te houden met wijzigingen in de internationale status of indeling van landen.

3.

De Commissie stelt een in aanmerking komend land in kennis van relevante wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

HOOFDSTUK II ALGEMENE REGELING

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

HOOFDSTUK III EEN BIJZONDERE STIMULERINGSREGELING VOOR DUURZAME ONTWIKKELING EN GOED BESTUUR

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

HOOFDSTUK IV BIJZONDERE REGELING VOOR DE MINST ONTWIKKELDE LANDEN

Artikel 17

Artikel 18

HOOFDSTUK V VOOR ALLE REGELINGEN GEMEENSCHAPPELIJKE TIJDELIJKE-INTREKKINGSBEPALINGEN

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

HOOFDSTUK VI BEPALINGEN INZAKE VRIJWARING EN TOEZICHT

AFDELING I Algemene vrijwaringsmaatregelen

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

AFDELING II Vrijwaringsmaatregelen in de sectoren textiel, landbouw en visserij

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

AFDELING III Vrijwaringsmaatregelen in de sectoren landbouw en visserij

Artikel 32

HOOFDSTUK VII GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41

HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 42

Artikel 43

LIJST VAN BIJLAGEN

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IX

BIJLAGE X