De Raad heeft op 22 december 2010 Besluit 2010/800/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea(1) ("DVK") vastgesteld. Dit besluit strekte onder meer tot uitvoering van resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ("UNSCR") 1718 (2006) en 1874 (2009).
Op 19 december 2011 heeft de Raad Besluit 2011/860/GBVB(2) vastgesteld, waarbij Besluit 2010/800/GBVB werd gewijzigd.
De DVK heeft op 12 februari 2013 een kernproef verricht, wat een duidelijke schending is van haar internationale verplichtingen uit hoofde van UNSCR 1718 (2006), 1874 (2009) en 2087 (2013), en een ernstige bedreiging vormt van de regionale en internationale vrede en veiligheid.
De Raad heeft op 18 februari 2013 Besluit 2013/88/GBVB(3) vastgesteld, waarbij Besluit 2010/800/GBVB werd gewijzigd en waarmee, onder andere, uitvoering werd gegeven aan UNSCR 2087 (2013).
De VN-Veiligheidsraad heeft op 7 maart 2013 UNSCR 2094 (2013)vastgesteld. Hierin wordt in krachtige bewoordingen de kernproef die door de DVK op 12 februari 2013 werd verricht in strijd met, en met duidelijke miskenning van, de toepasselijke resoluties van de VN-Veiligheidsraad veroordeeld.
Verder wordt bij UNSCR 2094 (2013) de verplichting opgelegd krachtens punt 8, onder c), van UNSCR 1718 (2006) om te voorkomen dat technische opleiding, advies, diensten of bijstand wordt geleverd aan de DVK, uitgebreid tot de voorwerpen, het materieel, de uitrusting, de goederen en de technologie zoals bedoeld in punt 20 van UNSCR 2094 (2013) en tot de voorwerpen bedoeld in punt 22 van diezelfde resolutie. Tevens wordt opgemerkt dat deze maatregelen ook op de tussenhandel en bemiddelingsdiensten van toepassing zijn.
Bij UNSCR 2094 (2013) worden tevens de financiële beperkingen opgelegd bij punt 8, onder d), van UNSCR 1718 (2006) uitgebreid tot bijkomende personen en entiteiten, en tot personen en entiteiten die handelen namens of onder leiding van aangewezen personen en entiteiten, en tot entiteiten die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door aangewezen personen en entiteiten.
Bij UNSCR 2094 (2013) worden tevens de reisbeperkingen opgelegd bij punt 8, onder e), van UNSCR 1718 (2006) uitgebreid tot bijkomende personen en tot personen die handelen namens of onder leiding van aangewezen personen.
Bovendien bepaalt UNSCR 2094 (2013) dat de reisbeperkingen opgelegd bij punt 8, onder e), van UNSCR 1718 (2006) tevens van toepassing zijn op personen die, naar het inzicht van een staat, handelen namens of onder leiding van een aangewezen persoon of entiteit, of helpen de sancties van UNSCR 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) of 2094 (2013) te ontwijken of de bepalingen ervan te overtreden.
Bij UNSCR 2094 (2013) is voorts bepaald dat een onderdaan van de DVK die namens of onder leiding van een aangewezen persoon of entiteit handelt, of helpt de sancties van UNSCR 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) of 2094 (2013) te ontwijken of de bepalingen ervan te overtreden, zal worden uitgezet.
Voorts is bij UNSCR 2094 (2013) besloten dat staten zullen verhinderen dat financiële diensten worden verleend of dat financiële of andere activa of middelen, met inbegrip van omvangrijke sommen aan contanten, naar, door of uit hun grondgebied worden overgebracht, met betrekking tot activiteiten die kunnen bijdragen tot het kernprogramma en het programma inzake ballistische raketten van de DVK, of andere activiteiten die krachtens UNSCR 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) of 2094 (2013) zijn verboden, of tot de ontwijking van de bij die resoluties opgelegde maatregelen.
Bij UNSCR 2094 (2013) worden staten tevens opgeroepen maatregelen te treffen krachtens dewelke het wordt verboden dat banken van de DVK op hun grondgebied nieuwe bijkantoren, dochtermaatschappijen of vertegenwoordigingen openen, nieuwe joint ventures oprichten of een eigendomsbelang nemen in, of correspondentbankrelaties tot stand brengen of onderhouden met banken binnen hun rechtsmacht. Staten dienen evenzeer maatregelen te treffen om te verbieden dat banken op hun grondgebied of binnen hun rechtsmacht vertegenwoordigingen of dochtermaatschappijen of bankrekeningen in de DVK openen.
Voorts is het bij UNSCR 2094 (2013) verboden om financiële overheidssteun te verlenen voor handel met de DVK, indien dergelijke steun kan bijdragen tot het kernprogramma, of het programma inzake ballistische raketten van de DVK of andere activiteiten die krachtens UNSCR 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) of 2094 (2013) zijn verboden, of tot ontwijking van de bij die resoluties opgelegde maatregelen.
Bij UNSCR 2094 (2013) dient ook alle vracht te worden geïnspecteerd die uit de DVK afkomstig is of voor de DVK bestemd is, of door tussenhandel of bemiddelingsdiensten van de DVK of onderdanen ervan, of door personen of entiteiten die namens hen handelen, tot stand is gekomen, indien van die vracht redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze verboden goederen bevat. Indien een schip inspectie weigert, zal de toegang worden geweigerd.
Bij UNSCR 2094 (2013) worden staten ook opgeroepen toestemming te weigeren voor vliegtuigen om op te stijgen van hun grondgebied, daar te landen, of te laten overvliegen, indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het vliegtuig verboden goederen bevat.
Bij UNSCR 2094 (2013) wordt tevens het verbod op de levering, verkoop of overdracht van bepaalde militaire goederen en technologie opgelegd bij punt 8, onder a), en onder b), van UNSCR 1718 (2006) uitgebreid tot bijkomende goederen en technologie.
Bovendien roept UNSCR 2094 (2013) alle staten op om de levering, verkoop of overdracht van enig goed van of naar de DVK of de onderdanen ervan te verhinderen, indien dergelijke goederen, naar het inzicht van de staat, kunnen bijdragen tot het kernprogramma of het programma inzake ballistische raketten van de DVK, of tot activiteiten die krachtens UNSCR 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) of 2094 (2013) zijn verboden.
In UNSCR 2094 (2013) wordt het begrip " luxegoederen" verduidelijkt.
UNSCR 2094 (2013) roept ook alle staten op tot verhoogde waakzaamheid ten aanzien van het diplomatiek personeel van de DVK.
Dit besluit eerbiedigt de fundamentele rechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, meer in het bijzonder het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, het recht op eigendom en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Dit besluit dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.
Voorts eerbiedigt dit besluit ten volle de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Handvest van de Verenigde Naties en het juridisch bindende karakter van de resoluties van de Veiligheidsraad.
Om duidelijkheid te scheppen, dient Besluit 2010/800/GBVB te worden ingetrokken en door een nieuw besluit te worden vervangen.
Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen is een verder optreden van de Unie nodig,