Home

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 29 november 2013 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2014 en de volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8417) (2013/722/EU)

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 29 november 2013 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2014 en de volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8417) (2013/722/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied(1), en met name artikel 27, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

  2. Bovendien moet krachtens artikel 27, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG worden voorzien in een financiële maatregel van de Unie om de uitgaven van de lidstaten voor de financiering van nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in de bijlage I bij die beschikking vermelde dierziekten en zoönosen te vergoeden.

  3. Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen(2) bepaalt dat de door de lidstaten ingediende programma’s alleen kunnen worden goedgekeurd in het kader van de financiële maatregelen van de Unie indien zij ten minste voldoen aan de in de bijlage bij die beschikking vastgestelde criteria.

  4. Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(3) voorziet in jaarlijkse programma’s van de lidstaten voor toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij runderen, schapen en geiten.

  5. Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza(4) voorziet ook in bewakingsprogramma’s die de lidstaten met betrekking tot pluimvee en in het wild levende vogels moeten uitvoeren, onder meer om door regelmatig geactualiseerde risicobeoordelingen een beter inzicht te verkrijgen in de bedreiging door van vogels afkomstige influenzavirussen, die door in het wild levende vogels worden overgedragen. Die jaarlijkse programma’s voor toezicht en de financiering ervan moeten ook worden goedgekeurd.

  6. Bepaalde lidstaten hebben bij de Commissie jaarlijkse en meerjarenprogramma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten, controleprogramma’s ter voorkoming van zoönosen en jaarlijkse bewakingsprogramma’s voor de uitroeiing en bewaking van bepaalde TSE’s ingediend waarvoor zij een financiële bijdrage van de Unie wensen te ontvangen.

  7. Gezien het belang van deze programma’s voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake de volksgezondheid en de diergezondheid moet de financiële bijdrage van de Unie aan de uitgaven die de betrokken lidstaten voor de in deze beschikking vermelde maatregelen doen, worden vastgesteld, tot een bepaald maximumbedrag per programma.

  8. Hoewel de epidemiologische situatie ten aanzien van TSE in de Unie aanzienlijk is verbeterd in de afgelopen jaren, blijft TSE-bewaking van specifieke subpopulaties van groot belang voor het verkrijgen van een betrouwbaar beeld van de prevalentie en de ontwikkeling van een TSE in de lidstaten, en tegelijkertijd voor de controle van de doeltreffendheid van de bestaande preventieve maatregelen. Het is daarom passend een financiële bijdrage van de Unie vast te stellen van maximaal 100 % van de uitgaven van de lidstaten voor het verrichten van bepaalde laboratoriumtests voor de bewaking van TSE in het kader van de goedgekeurde programma’s.

  9. Programma’s voor de uitroeiing van rabiës in sommige lidstaten zijn nu zover gevorderd dat deze belangrijke bedreiging voor de volksgezondheid weldra verdwenen zal zijn, terwijl in andere lidstaten dergelijke programma’s een cruciale rol spelen bij het voorkomen van de terugkeer van de ziekte naar de rest van de Unie. Het is daarom passend de financiële bijdrage van de Unie op een hoger niveau te handhaven, namelijk 75 %, ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om die ziekte zo snel mogelijk uit te roeien.

  10. Bepaalde lidstaten die met succes jarenlang medegefinancierde rabiësuitroeiingsprogramma’s hebben uitgevoerd, grenzen aan derde landen waar die ziekte aanwezig is. Om rabiës volledig uit te roeien, moeten bepaalde vaccinatieactiviteiten worden uitgevoerd op het grondgebied van die aan de Unie grenzende derde landen. Het is zinvol om volledige steun te verlenen aan activiteiten in grensgebieden van die derde landen, door middel van een financiële bijdrage van de Unie van 100 % voor de kosten van aankoop en verspreiding van orale vaccins.

  11. Om te garanderen dat alle met rabiës besmette lidstaten zonder onderbreking de in hun programma’s opgenomen orale vaccinatie voortzetten, moet in de mogelijkheid worden voorzien dat op verzoek van de betrokken lidstaat voorschotten tot 60 % van het voor elk programma vastgestelde maximumbedrag worden betaald, voor zover de nodige kredieten beschikbaar zijn.

  12. Klassieke varkenspest is sinds 2012 aangetroffen in populaties van wilde varkens in een gebied van Letland dat grenst aan de Russische Federatie en Belarus. Uitvoeringsbesluit 2013/427/EU van de Commissie(5) voorzag in een financiële bijdrage van de Unie voor het jaar 2013 voor de orale vaccinatie van wilde varkens tegen klassieke varkenspest in gebieden van Belarus die aan de besmette gebieden in Letland grenzen, om de verspreiding van de besmetting te beheersen en herbesmetting van het Letse grondgebied te voorkomen. Het is wenselijk dat de steun voor deze activiteiten in Belarus gehandhaafd blijft door middel van een financiële bijdrage van de Unie van 100 % voor bepaalde desbetreffende kosten.

  13. Wegens de specifieke epidemiologische situatie en de financiële, technische en administratieve problemen die de correcte uitvoering van het programma voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose in Griekenland belemmeren, is het passend te voorzien in een hoger niveau van financiering voor bepaalde maatregelen en voor ondersteuning van de vergoedingen voor privédierenartsen en van seizoensgebonden personeel, met het oog op de juiste tenuitvoerlegging van dit programma.

  14. De aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op Sardinië vormt een gevaar van verspreiding van de ziekte naar andere gebieden in de Unie door illegale uitvoer van producten of dieren. Om dit risico zoveel mogelijk te beperken, is het passend een maatregel goed te keuren voor financiële steun aan Italië voor verscherpte controles in de havens en luchthavens van Sardinië.

  15. De Commissie heeft de door de lidstaten ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s zowel vanuit veterinair als vanuit financieel oogpunt beoordeeld. Die programma’s zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG.

  16. De maatregelen die voor financiële steun van de Unie in aanmerking komen, zijn in dit uitvoeringsbesluit van de Commissie vastgesteld. Waar zij dat nodig achtte, heeft de Commissie de lidstaten er evenwel schriftelijk over geïnformeerd dat voor bepaalde maatregelen slechts maximumaantallen uitgevoerde activiteiten of bepaalde geografische gebieden waarop de programma’s betrekking hebben voor financiële steun in aanmerking komen.

  17. Gezien het belang van de jaarlijkse en meerjarenprogramma’s voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake dier- en volksgezondheid en de verplichte toepassing van de programma’s inzake TSE’s en aviaire influenza in alle lidstaten moet een passende financiële bijdrage van de Unie worden vastgesteld ter vergoeding van de kosten die de betrokken lidstaten voor de in dit besluit vermelde maatregelen maken, tot een bepaald maximumbedrag per programma.

  18. Overeenkomstig artikel 84 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(6) en artikel 94 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie(7) moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave met zich brengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de door haar gedelegeerde autoriteiten.

  19. Met het oog op de vereenvoudiging en vermindering van de administratieve belasting in verband met het financiële beheer van de programma’s door de lidstaten en de Commissie is het passend om een systeem van kosten per eenheid toe te passen voor de bepaling van de bijdrage van de Unie aan de in aanmerking komende activiteiten inzake bemonstering en tests in het kader van de goedgekeurde programma’s.

  20. De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Artikel 1 Definities

In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

a)bemonstering van huisdieren:
de procedure voor het verzamelen van biologisch materiaal van dieren op de bedrijven door of ten behoeve van de bevoegde autoriteit voor laboratoriumtests;
b)de bemonstering van pluimveekoppels:
het nemen van monsters van de omgeving van een koppel pluimvee door of namens de bevoegde autoriteit in het kader van een programma voor de bestrijding van bepaalde zoönotische salmonella;
c)test:
de procedure die wordt toegepast op een monster in een laboratorium om de aan- of afwezigheid van een ziekteverwekker te detecteren, te diagnosticeren of te evalueren, of een ziekteproces of de gevoeligheid voor een bepaalde ziekteverwekker;
d)tuberculinatie:
de procedure voor het uitvoeren van een tuberculinetest, zoals gedefinieerd in bijlage B, punt 2, bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad(8), in het kader van een rundertuberculoseprogramma.

Artikel 2 Runderbrucellose

1.

De door Spanje, Kroatië, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor de uitroeiing van runderbrucellose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

2.

De financiële bijdrage van de Unie:

  1. bedraagt 50 % van de kosten per eenheid als omschreven in punt 1, onder a), en punt 4, onder a), van bijlage I, voor:

    1. de bemonstering van huisdieren;

    2. bengaals-roodtests;

    3. complementbindingsreactietests;

  2. bedraagt 50 % van de door elke in lid 1 bedoelde lidstaat gedane in aanmerking komende uitgaven voor:

    1. SAT-tests tot een maximum van gemiddeld 0,25 EUR per test;

    2. ELISA-tests tot een maximum van gemiddeld 0,50 EUR per test;

    3. bacteriologische/PCR-tests tot een maximum van gemiddeld 10 EUR per test;

    4. aanschaf van vaccins tot een maximum van gemiddeld 0,50 EUR per dosis;

    5. de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van deze programma’s zijn geslacht, tot een maximum van gemiddeld 375 EUR per dier;

  3. mag niet meer bedragen dan:

    1. 5 100 000 EUR voor Spanje;

    2. 150 000 EUR voor Kroatië;

    3. 2 715 000 EUR voor Italië;

    4. 805 000 EUR voor Portugal;

    5. 1 560 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 3 Rundertuberculose

1.

De door Ierland, Spanje, Kroatië, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor de uitroeiing van rundertuberculose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

2.

De financiële bijdrage van de Unie aan de in lid 1 genoemde lidstaten:

  1. bedraagt 50 % van de kosten per eenheid als omschreven in punt 3 en punt 4, onder a), van bijlage I, voor:

    1. tuberculinatie;

    2. gamma-interferontests;

  2. bedraagt 50 % van de door elke in lid 1 bedoelde lidstaat gedane in aanmerking komende uitgaven voor de kosten van:

    1. bacteriologische/PCR-tests tot een maximum van gemiddeld 10 EUR per test;

    2. de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van deze programma’s zijn geslacht, tot een maximum van gemiddeld 375 EUR per dier;

  3. mag niet meer bedragen dan:

    1. 12 700 000 EUR voor Ierland;

    2. 14 000 000 EUR voor Spanje;

    3. 330 000 EUR voor Kroatië;

    4. 5 100 000 EUR voor Italië;

    5. 1 035 000 EUR voor Portugal;

    6. 31 000 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

3.

Wanneer de tuberculinatiekosten niet direct door de lidstaat worden gemaakt, wordt de financiële bijdrage van de Unie, in afwijking van artikel 3, lid 2, beperkt tot 50 % van de reële, door de lidstaat gemaakte kosten voor de aankoop van tuberculine.

Artikel 4 Schapen- en geitenbrucellose

Artikel 5 Bluetongue in gebieden waar de ziekte enzoötisch is of in hoogrisicogebieden

Artikel 6 Zoönotische salmonella

Artikel 7 Klassieke varkenspest

Artikel 8 Vesiculaire varkensziekte

Artikel 9 Aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels

Artikel 10 Overdraagbare spongiforme encefalopathieën

Artikel 11 Rabiës

Artikel 12 Afrikaanse varkenspest

HOOFDSTUK II ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

BIJLAGE I

BIJLAGE II