Home

Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op 16 december 2013 heeft de Raad zijn ernstige verontrusting over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) uitgesproken.

  2. Op 5 december 2013 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2127 (2013) tot oplegging van een wapenembargo tegen de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) aangenomen.

  3. Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van vuurwapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting, en onderdelen daarvoor, aan de Centraal-Afrikaanse Republiek („CAR”) door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten - ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen - of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of tot hun nationale luchtvaartmaatschappij behorende vliegtuigen, is verboden.

2.

Er wordt een verbod ingesteld op:

  1. het direct of indirect verlenen van technische bijstand, diensten als tussenpersoon en andere diensten, waaronder het leveren van gewapende huurlingen, gerelateerd aan militaire activiteiten of aan levering, fabricage, onderhoud of gebruik van wapens en alle soorten aanverwant materieel, met inbegrip van wapens en munitie, militaire voertuigen en uitrusting, paramilitaire uitrusting, en onderdelen daarvoor aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in de CAR;

  2. het direct of indirect verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van subsidies, leningen en exportkredietverzekering, alsook verzekeringen en herverzekeringen, voor de verkoop, de levering, het overbrengen of de uitvoer van wapens en aanverwant materieel, of voor het verlenen van daaraan gerelateerde technische bijstand, diensten als tussenpersoon en andere diensten, aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in de CAR;

  3. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in a) of b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

Artikel 2

1.

Artikel 1 is niet van toepassing op:

  1. de verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van wapens en aanverwant materieel en de levering van aanverwante technische bijstand of financiering en financiële bijstand die uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik door de missie voor de consolidatie van de vrede in de Centraal-Afrikaanse Republiek (MICOPAX), de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding (MISCA), het geïntegreerd VN-kantoor voor vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek (BINUCA) en zijn bewakingseenheid, de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie (AU-RTF), en de in de CAR ingezette Franse troepen en de operatie van de Europese Unie in de CAR (EUFOR RCA);

  2. het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van beschermende kledingstukken, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen gebruik tijdelijk naar de CAR worden uitgevoerd;

  3. het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van handvuurwapens en aanverwant materieel die uitsluitend zijn bedoeld voor gebruik in internationale patrouilles die de Sangha River Tri-national Protected Area beveiligen tegen stropen, de smokkel van ivoor en wapens, en andere activiteiten die indruisen tegen de nationale wetten van de CAR of de internationale wettelijke verplichtingen van de CAR.

2.

Artikel 1 is niet van toepassing op:

  1. het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bedoeld is voor humanitaire of beschermende doeleinden, en aanverwante technische bijstand;

  2. het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van wapens en andere aanverwante dodelijke uitrusting aan de veiligheidstroepen van de CAR, die uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik in de hervorming van de beveiligingssector in de CAR;

  3. het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van wapens en aanverwant materieel, en aanverwante technische of financiële bijstand, met inbegrip van personeel;

waarvoor van tevoren goedkeuring is verleend door het Comité dat is opgericht krachtens punt 57 van VNVR-Resolutie 2127 (2013).

Artikel 2 bis

1.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat personen die worden aangewezen door het Comité dat is opgericht krachtens punt 57 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) als personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de CAR ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces bedreigen of verhinderen, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, of die het geweld aanwakkeren, hun grondgebied binnenkomen of doorreizen; het betreft personen die:

  1. het krachtens punt 54 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) en artikel 1 van dit besluit ingestelde wapenembargo overtreden, of die rechtstreeks of onrechtstreeks leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

  2. betrokken zijn bij de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, naargelang het geval, of die in de CAR een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers worden geviseerd, etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

  3. kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten in de CAR, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

  4. gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan in de CAR;

  5. de levering van humanitaire bijstand aan de CAR of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in de CAR belemmeren;

  6. betrokken zijn bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, de Europese operatie (EUFOR RCA) en de overige troepen die hen ondersteunen;

  7. leider zijn van, ondersteuning hebben verleend aan of opgetreden hebben voor, namens of als hoofd van een door het Comité aangewezen entiteit;

vermeld staan in de bijlage bij dit besluit.

2.

Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.

Lid 1 is niet van toepassing indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijk proces.

4.

Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Comité, per geval vaststelt:

  1. dat de reis gerechtvaardigd is om humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen;

  2. dat een ontheffing een gunstige invloed zal hebben op de vrede en nationale verzoening in de CAR en de stabiliteit in de regio.

5.

Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3 of 4 machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van een in de bijlage vermelde persoon, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze was verleend en voor de betrokken persoon.

Artikel 2 ter

1.

Alle tegoeden en economische middelen die rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van of beheerd worden door personen of entiteiten die worden aangewezen door het Comité als personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de CAR ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces bedreigen of verhinderen, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, of die het geweld aanwakkeren, met inbegrip van personen en entiteiten die:

  1. het krachtens punt 54 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) en artikel 1 van dit besluit ingestelde wapenembargo overtreden, of die rechtstreeks of onrechtstreeks leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

  2. betrokken zijn bij de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, naargelang het geval, of die in de CAR een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers worden geviseerd, etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

  3. kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten in de CAR, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

  4. gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan in de CAR;

  5. de levering van humanitaire bijstand aan de CAR of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in de CAR belemmeren;

  6. betrokken zijn bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, de Europese operatie (EUFOR RCA) en de overige troepen die hen ondersteunen;

  7. de leider zijn van, ondersteuning hebben verleend aan of opgetreden hebben voor, namens of als hoofd van een door het Comité aangewezen entiteit;

of personen of entiteiten die namens hen of onder hun leiding optreden, of entiteiten die eigendom zijn van of onder hun zeggenschap staan, worden bevroren.

De lijst van de in dit lid bedoelde personen en entiteiten staat in de bijlage bij dit besluit.

2.

Tegoeden, financiële activa of economische middelen worden rechtstreeks noch onrechtstreeks aan of ten behoeve van een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit ter beschikking gesteld.

3.

Een lidstaat mag ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden en economische middelen die:

  1. noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen;

  2. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

  3. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden, overige financiële activa en economische middelen.

De uitzondering wordt toegestaan nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van zijn voornemen om, naar gelang van het geval, de toegang tot de tegoeden en economische middelen toe te staan, en het Comité niet binnen vijf werkdagen na dergelijke kennisgeving een negatief besluit heeft genomen.

4.

Een lidstaat mag ook ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan ten aanzien van tegoeden en economische middelen die:

  1. noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Comité en goedkeuring door dit comité;

  2. het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht of vonnis, in welk geval de tegoeden en economische middelen kunnen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of het vonnis ten uitvoer te leggen, mits het retentierecht of het vonnis dateert van vóór 28 januari 2014, en niet ten goede komt aan een in dit artikel bedoelde persoon of entiteit; de uitzondering wordt toegestaan na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Comité.

5.

Lid 1 belet niet dat een aangewezen persoon of entiteit betalingen doet die verschuldigd zijn wegens een contract dat is gesloten voordat de persoon of entiteit op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet direct of indirect wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit en de betaling geschiedt nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van het voornemen de betaling te verrichten of te ontvangen, dan wel te dien einde, in voorkomend geval, toestemming te verlenen tot het vrijgeven van de bevroren tegoeden, andere financiële activa of economische middelen, tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend.

6.

Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

  1. rente of andere inkomsten op die rekeningen, of

  2. betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of die zijn ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen van dit besluit op deze rekeningen van toepassing werd,

met dien verstande dat met betrekking tot de voormelde rente, andere inkomsten en betalingen lid 1 steeds van toepassing blijft.

Artikel 2 quater

Artikel 2 quinquies

Artikel 2 sexies

Artikel 3

BIJLAGE