In deze verordening worden de administratieve en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van alle in artikel 2, lid 1, bedoelde nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden vastgesteld.
Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1 Onderwerp
Deze verordening is niet van toepassing op de goedkeuring van individuele voertuigen. lidstaten die dergelijke individuele goedkeuringen verlenen, aanvaarden echter alle typegoedkeuringen van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die krachtens deze verordening zijn verleend in plaats van krachtens de desbetreffende nationale bepalingen.
In deze verordening worden ook de voorschriften vastgesteld voor het markttoezicht op voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die overeenkomstig deze verordening moeten worden goedgekeurd. In deze verordening worden tevens de voorschriften voor markttoezicht op voertuigdelen en uitrustingsstukken voor dergelijke voertuigen vastgesteld.
Deze verordening laat de toepassing van wetgeving inzake verkeersveiligheid onverlet.
Artikel 2 Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing opin een of meer fasen ontworpen en gebouwde landbouw- en bosbouwvoertuigen, zoals beschreven in artikel 4, en op systemen, onderdelen en technische eenheden, alsook voertuigdelen en uitrustingsstukken, die voor dergelijke voertuigen zijn ontworpen en gebouwd.
Deze verordening is specifiek van toepassing op de volgende voertuigen:
-
trekkers (categorieën T en C);
-
aanhangwagens (categorie R), en
-
verwisselbare getrokken uitrustingsstukken (categorie S).
Deze verordening is niet van toepassing op verwisselbare uitrustingsstukken die in het wegverkeer volledig vrij van de grond zijn of niet rond een verticale as kunnen draaien.
Voor de volgende voertuigen mag de fabrikant naar eigen keuze een aanvraag indienen voor goedkeuring krachtens deze verordening, dan wel om te voldoen aan de desbetreffende nationale voorschriften:
-
aanhangwagens (categorie R) en verwisselbare getrokken werktuigen (categorie S);
-
trekkers op rupsbanden (categorie C);
-
trekkers voor speciale doeleinden op wielen (categorieën T4.1 en T4.2).
Artikel 3 Definities
Voor de toepassing van deze verordening en van de in de lijst van bijlage I vermelde regelgevingen, tenzij daarin anders is bepaald, gelden de onderstaande definities:
- 1. „typegoedkeuring” :
- de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;
- 2. „typegoedkeuring van een geheel voertuig” :
- een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een incompleet, compleet of voltooid voertuigtype aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;
- 3. „typegoedkeuring van een systeem” :
- een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een in een specifiek voertuigtype ingebouwd systeem aan de van toepassing zijnde administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;
- 4. „typegoedkeuring van een onderdeel” :
- een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een onderdeel onafhankelijk van een voertuig aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;
- 5. „typegoedkeuring van een technische eenheid” :
- een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een technische eenheid in samenhang met een of meer specifieke voertuigtypen aan de van toepassing zijnde administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;
- 6. „nationale typegoedkeuring” :
- een in de nationale wetgeving van een lidstaat vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid beperkt is tot het grondgebied van die lidstaat;
- 7. „EU-typegoedkeuring” :
- de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze verordening voldoet;
- 8. „trekker” :
- een landbouw- of bosbouwvoertuig op wielen of rupsbanden, met motor, ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens of uitrustingsstukken voor de land- of bosbouw; het kan zijn aangepast om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden en kan zijn uitgerust met een of meer zitplaatsen voor meerijders;
- 9. „aanhangwagen” :
- een landbouw- of bosbouwvoertuig dat voornamelijk is bestemd door een trekker te worden getrokken en voornamelijk is bedoeld voor het vervoeren van ladingen of het bewerken van materialen en waarbij de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa in beladen toestand en de massa in onbeladen toestand van dit voertuig gelijk is aan of groter is dan 3,0;
- 10. „verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk” :
- een in de landbouw of bosbouw gebruikt voertuig dat is ontworpen om getrokken te worden door een trekker en die trekker een andere of extra functie geeft, van een vast gemonteerd werktuig is voorzien of is ontworpen om materiaal te bewerken, en die een laadplatform kan omvatten dat is ontworpen en gebouwd om de voor deze doeleinden benodigde gereedschappen en hulpstukken te dragen en om het tijdens het werk geproduceerde of benodigde materiaal tijdelijk op te slaan, en waarbij de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa in beladen toestand en de massa in onbeladen toestand van dit voertuig kleiner is dan 3,0;
- 11. „voertuig” :
- trekker, aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk, zoals gedefinieerd in de punten 8, 9 en 10;
- 12. „basisvoertuig” :
- een voertuig dat in de eerste fase van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure wordt gebruikt;
- 13. „incompleet voertuig” :
- een voertuig dat nog minstens één voltooiingsfase moet ondergaan om aan de van toepassing zijnde technische voorschriften van deze verordening te voldoen;
- 14. „voltooid voertuig” :
- een voertuig dat na de meerfasentypegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan de van toepassing zijnde technische voorschriften van deze verordening voldoet;
- 15. „compleet voertuig” :
- een voertuig dat niet hoeft te worden voltooid om aan de van toepassing zijnde technische voorschriften van deze verordening te voldoen;
- 16. „voertuig uit restantvoorraad” :
- een voertuig dat deel uitmaakt van een voorraad en dat niet op de markt kan worden aangeboden of niet langer op de markt kan worden aangeboden, kan worden geregistreerd of in het verkeer kan worden gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor het niet is goedgekeurd;
- 17. „systeem” :
- een geheel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van deze verordening of een van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, moet voldoen;
- 18. „onderdeel” :
- een voorziening die aan de voorschriften van deze verordening of een van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, moet voldoen, die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor onafhankelijk van een voertuig typegoedkeuring kan worden verleend, in overeenstemming met deze verordening en de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, indien deze handelingen daarin uitdrukkelijk voorzien;
- 19. „technische eenheid” :
- een inrichting die aan de voorschriften van deze verordening of een van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die volgens deze verordening zijn vastgesteld, moet voldoen, die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor afzonderlijk, maar alleen met betrekking tot een of meer specifieke voertuigtypes, typegoedkeuring kan worden verleend indien deze handelingen daarin uitdrukkelijk voorzien;
- 20. „voertuigdelen” :
- goederen die worden gebruikt voor de montage van een voertuig alsmede reserveonderdelen;
- 21. „uitrustingsstukken” :
- andere goederen dan voertuigdelen, die kunnen worden toegevoegd aan of geïnstalleerd in of op een voertuig;
- 22. „originele voertuigdelen of uitrustingsstukken” :
- voertuigdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van voertuigdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de montage van het betrokken motorvoertuig; dit is met inbegrip van voertuigdelen en uitrustingsstukken die in dezelfde productielijn als de betrokken voertuigdelen of uitrustingsstukken geproduceerd zijn; er is een weerlegbaar vermoeden, dat voertuigdelen of uitrustingsstukken originele voertuigdelen of uitrustingsstukken zijn indien de fabrikant certificeert dat zij van gelijke kwaliteit zijn als de voertuigdelen die voor de montage van het betrokken motorvoertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd;
- 23. „reserveonderdelen” :
- goederen die ter vervanging van de originele voertuigdelen van het voertuig in of op het voertuig worden gemonteerd, met inbegrip van goederen zoals smeermiddelen, die voor het gebruik van het voertuig noodzakelijk zijn, met uitzondering van brandstof;
- 24. „functionele veiligheid” :
- het ontbreken van een onaanvaardbaar risico van lichamelijk letsel of van schade aan de menselijke gezondheid of eigendom als gevolg van ondeugdelijk gedrag van mechanische, hydraulische, pneumatische, elektrische of elektronische systemen, onderdelen of technische eenheden veroorzaakte gevaren;
- 25. „fabrikant” :
- de natuurlijke of rechtspersoon die jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuring, de vergunningsprocedure en de overeenstemming van de productie en die tevens verantwoordelijk is voor kwesties met betrekking tot het markttoezicht op de door hem geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, ongeacht of deze natuurlijke of rechtspersoon direct betrokken is bij alle fasen van het ontwerp en de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd;
- 26. „vertegenwoordiger van de fabrikant” :
- een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om de fabrikant te vertegenwoordigen bij de goedkeuringsinstantie of de markttoezichtautoriteit en namens de fabrikant op te treden bij onder deze verordening vallende aangelegenheden;
- 27. „goedkeuringsinstantie” :
- de instantie van een lidstaat die door de lidstaat is opgericht of aangewezen en door de lidstaat is aangemeld bij de Commissie en die bevoegd is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een type voertuig, systeem, component of technische eenheid, voor de vergunningsprocedure, voor de afgifte en eventuele intrekking of weigering van goedkeuringscertificaten, en die bevoegd is om op te treden als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten, om de technische diensten aan te wijzen en om te waarborgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van de productie;
- 28. „technische dienst” :
- een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat is aangewezen om namens haar als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten; de goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen;
- 29. „zelftesten” :
- het uitvoeren van tests in zijn eigen faciliteiten, de registratie van de testresultaten en de indiening van een verslag met conclusies bij de goedkeuringsinstantie door een fabrikant die als technische dienst is aangewezen om de naleving van bepaalde voorschriften te beoordelen;
- 30. „virtuele testmethode” :
- computersimulatie, daaronder begrepen berekeningen om aan te tonen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van de op grond van artikel 27, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling zonder dat daarvoor gebruik hoeft te worden gemaakt van fysieke voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden;
- 31. „typegoedkeuringscertificaat” :
- het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend;
- 32. „EU-typegoedkeuringscertificaat” :
- het op het model in de uitvoeringshandeling die krachtens deze verordening is vastgesteld, gebaseerde certificaat, dan wel het inlichtingenformulier in de relevante VN/ECE-reglementen als bedoeld in deze verordening of de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld;
- 33. „certificaat van overeenstemming” :
- het document dat door de fabrikant wordt afgegeven en dat certificeert dat het geproduceerde voertuig conform was met het goedgekeurde voertuigtype;
- 34. „boorddiagnosesysteem” of „OBD-systeem” :
- een systeem dat bij een storing door middel van in een computergeheugen opgeslagen foutcodes kan aangeven in welk gebied de storing waarschijnlijk is opgetreden;
- 35. „reparatie- en onderhoudsinformatie” :
- alle informatie die nodig is voor diagnose, onderhoud, inspectie, periodieke controle, reparatie, herprogrammering of re-initialisatie van het voertuig en die de fabrikanten aan hun erkende handelaren en reparatiebedrijven verstrekken, met inbegrip van alle latere wijzigingen van en aanvullingen op deze informatie; deze informatie omvat alle gegevens over het monteren van voertuigdelen en uitrustingsstukken op voertuigen;
- 36. „onafhankelijke marktdeelnemer” :
- ondernemingen, met uitzondering van erkende handelaren en reparatiebedrijven, die direct of indirect bij de reparatie en het onderhoud van voertuigen betrokken zijn, met name reparateurs, fabrikanten of distributeurs van reparatieapparatuur, -gereedschap of reserveonderdelen, uitgevers van technische informatie, automobielclubs, wegenwachtdiensten, bedrijven die keurings- en controlediensten aanbieden en bedrijven die opleidingen aanbieden voor installateurs, fabrikanten en reparateurs van uitrustingsstukken voor voertuigen die op alternatieve brandstof rijden;
- 37. „nieuw voertuig” :
- een voertuig dat nooit eerder is geregistreerd of in het verkeer is gebracht;
- 38. „registratie” :
- de permanente, voorlopige dan wel tijdelijke administratieve goedkeuring voor het in het verkeer brengen van een voertuig, wat de identificatie ervan en de afgifte van een serienummer (het kenteken) impliceert;
- 39. „in de handel brengen” :
- het voor het eerst aanbieden in de Unie van een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk;
- 40. „in het verkeer brengen” :
- het eerste gebruik in de Unie van een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk overeenkomstig het gebruiksdoel;
- 41. „importeur” :
- een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk uit een derde land in de handel brengt;
- 42. „distributeur” :
- een andere natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de fabrikant of de importeur, die een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk op de markt aanbiedt;
- 43. „marktdeelnemer” :
- de fabrikant, de vertegenwoordiger van de fabrikant, de importeur of de distributeur;
- 44. „markttoezicht” :
- activiteiten en maatregelen van de nationale autoriteiten om ervoor te zorgen dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die op de markt worden aangeboden, voldoen aan de voorschriften van de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie en geen gevaar opleveren voor gezondheid, de veiligheid, het milieu of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang;
- 45. „markttoezichtautoriteit” :
- de autoriteit of autoriteiten van een lidstaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van markttoezicht op het eigen grondgebied;
- 46. „nationale autoriteit” :
- een goedkeuringsautoriteit of enige andere autoriteit betrokken bij en verantwoordelijk voor markttoezicht, grenscontroles of registratie in een lidstaat met betrekking tot voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken;
- 47. „op de markt aanbieden” :
- een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid leveren voor distributie of gebruik op de markt in het kader van een commerciële activiteit, ongeacht of dit tegen betaling dan wel gratis gebeurt;
- 48. „voertuigtype” :
-
een groep voertuigen, met inbegrip van varianten en uitvoeringen, van een bepaalde categorie die op de volgende essentiële punten onderling niet verschillen:
-
categorie;
-
fabrikant;
-
typeaanduiding door de fabrikant;
-
essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp;
-
chassis met centrale buis/chassis met langsbalken/geleed chassis (duidelijke en fundamentele verschillen);
-
voor categorie T: assen (aantal) of, voor categorie C: assen/rupsbanden (aantal);
-
in het geval van in meerdere fasen gebouwde voertuigen, de fabrikant en het type van het voertuig van de voorafgaande fase;
-
- 49. „variant” :
-
tot een type behorende voertuigen die ten minste op de volgende punten niet van elkaar verschillen:
-
voor trekkers:
-
structureel concept van het koetswerk of het type koetswerk;
-
stadium van voltooiing;
-
motor (interneverbranding/hybride/elektrisch/hybride-elektrisch);
-
werkingsprincipe;
-
aantal en opstelling van de cilinders;
-
vermogensverschil van niet meer dan 30 % (het hoogste vermogen is niet meer dan 1,3 maal het laagste vermogen);
-
verschil in cilinderinhoud van niet meer dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is niet meer dan 1,2 maal de kleinste cilinderinhoud);
-
aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);
-
gestuurde assen (aantal en plaats);
-
verschillen in maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 10 %;
-
transmissie (soort);
-
kantelbeveiliging;
-
geremde assen (aantal);
-
-
voor aanhangwagens of uitwisselbare getrokken uitrustingsstukken:
-
gestuurde assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);
-
verschillen in maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 10 %;
-
geremde assen (aantal);
-
-
- 50. „hybride voertuig” :
- een gemotoriseerd voertuig met ten minste twee verschillende energieomzetters en twee verschillende, in het voertuig aanwezige energieopslagsystemen voor de aandrijving van het voertuig;
- 51. „hybride elektrisch voertuig” :
-
een voertuig dat voor mechanische aandrijving energie ontleent aan beide volgende, in het voertuig aanwezige bronnen van opgeslagen energie/vermogen:
-
een verbruiksbrandstof;
-
een accu, condensator, vliegwiel/generator of een ander opslagsysteem voor elektrische energie/vermogen.
Deze definitie omvat ook voertuigen die alleen energie van een verbruiksbrandstof krijgen voor het opladen van het systeem voor de opslag van elektrische energie/vermogen;
-
- 52. „zuiver elektrisch voertuig” :
- een voertuig dat zijn vermogen verkrijgt van een systeem bestaande uit één of meer systemen voor de opslag van elektrische energie, één of meer stroomconditioneringsvoorzieningen en één of meer elektrische machines waarmee opgeslagen elektrische energie wordt omgezet in mechanische energie die deze aan de wielen leveren voor de aandrijving van het voertuig;
- 53. „uitvoering van een variant” :
- een voertuig dat bestaat uit een combinatie van punten in het informatiepakket bedoeld in artikel 24, lid 10.
Verwijzingen in de verordening naar voorschriften, procedures of regelingen die zijn vastgelegd in deze verordening gelden als verwijzingen naar voorschriften, procedures of regelingen die zijn vastgelegd in deze verordening en in de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld.
Artikel 4 Voertuigcategorieën
Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende voertuigcategorieën gehanteerd:
- 1. „categorie T” :
-
alle trekkers op wielen; elke in de punten 2 tot en met 8 beschreven categorie trekkers op wielen wordt op het einde aangevuld met de letter a of b, al naar gelang de snelheid waarvoor deze is ontworpen:
-
„a” voor trekkers op wielen die voor een snelheid van ten hoogste 40 km/h zijn ontworpen;
-
„b” voor trekkers op wielen die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen;
-
- 2. „categorie T1” :
- trekkers op wielen met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet minder dan 1 150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een bodemvrijheid van ten hoogste 1 000 mm; voor trekkers met omkeerbare bestuurdersplaats (stoel en stuurwiel omkeerbaar) is de as die zich het dichtst bij de bestuurder bevindt die met de banden met de grootste diameter;
- 3. „categorie T2” :
- trekkers op wielen met een minimumspoorbreedte van minder dan 1 150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg, met een bodemvrijheid van ten hoogste 600 mm; als de hoogte van het zwaartepunt van de trekker (overeenkomstig ISO-norm 789-6:1982 bepaald en ten opzichte van de grond gemeten) gedeeld door de gemiddelde minimumspoorbreedte voor elke as meer bedraagt dan 0,90, wordt de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt tot 30 km/u;
- 4. „categorie T3” :
- trekkers op wielen met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;
- 5. „categorie T4” :
- trekkers voor speciale doeleinden op wielen;
- 6. „categorie T4.1” (trekkers met grote bodemvrijheid):
- trekkers voor het bewerken van hoge, in rijen geplante gewassen, bijvoorbeeld in de wijnbouw. Zij worden gekenmerkt door een (gedeeltelijk) verhoogd chassis dat zodanig is gebouwd dat zij zich parallel aan de rijen planten kunnen voortbewegen, waarbij de linker- en rechterwielen zich aan weerszijden van een of meer rijen planten bevinden. Zij zijn ontworpen om werktuigen te dragen of aan te drijven die zich aan de voorzijde, tussen de assen, aan de achterzijde of op een platform bevinden. In de werkpositie bedraagt de verticaal gemeten bodemvrijheid op de plaats van de rijen planten meer dan 1 000 mm. Wanneer de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de trekker (ten opzichte van de grond en met de normaal gemonteerde banden gemeten), gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van alle assen, meer dan 0,90 bedraagt, mag de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet hoger zijn dan 30 km/h;
- 7. „categorie T4.2” (extra brede trekkers):
- trekkers die door hun grote afmetingen worden gekenmerkt en die in het bijzonder bestemd zijn om grote landbouwarealen te bewerken;
- 8. „categorie T4.3” (trekkers met kleine bodemvrijheid):
- trekkers met vierwielaandrijving, waarvan de verwisselbare uitrustingsstukken bestemd zijn voor gebruik in de land- of bosbouw en die gekenmerkt worden door een dragend frame, met een of meer aftakassen zijn uitgerust, een technisch toelaatbare massa van ten hoogste 10 ton hebben en waarbij de verhouding tussen deze massa en de maximale onbeladen massa in rijklare toestand minder dan 2,5 bedraagt en waarvan de waarde van de hoogte van het zwaartepunt, (ten opzichte van de grond en met de normaal gemonteerde banden gemeten) minder dan 850 mm bedraagt;
- 9. „categorie C” :
- trekkers op rupsbanden die door rupsbanden of door een combinatie van wielen en rupsbanden worden voortbewogen, waarvan de subcategorieën worden gedefinieerd naar analogie van categorie T;
- 10. „categorie R” :
-
aanhangwagens; elke in de punten 11 tot en met 14 beschreven categorie aanhangwagens wordt op het einde aangevuld met de letter a of b, al naar gelang de snelheid waarvoor deze is ontworpen:
-
„a” voor aanhangwagens die voor een snelheid van ten hoogste 40 km/h zijn ontworpen;
-
„b” voor aanhangwagens die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen;
-
- 11. „categorie R1” :
- aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa’s per as ten hoogste 1 500 kg bedraagt;
- 12. „categorie R2” :
- aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa’s per as meer dan 1 500 kg maar niet meer dan 3 500 kg bedraagt;
- 13. „categorie R3” :
- aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa’s per as meer dan 3 500 kg maar niet meer dan 21 000 kg bedraagt;
- 14. „categorie R4” :
- aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa’s per as meer dan 21 000 kg bedraagt;
- 15. „categorie S” :
-
verwisselbare getrokken uitrustingsstukken.
Elke categorie verwisselbare getrokken uitrustingsstukken wordt op het einde aangevuld met de letter a of b, al naar gelang van de snelheid waarvoor deze zijn ontworpen:
-
„a” voor verwisselbare getrokken uitrustingsstukken die voor een snelheid van ten hoogste 40 km/h zijn ontworpen;
-
„b” voor verwisselbare getrokken uitrustingsstukken die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen;
-
- 16. „categorie S1” :
- verwisselbare getrokken uitrustingsstukken waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa’s per as ten hoogste 3 500 kg bedraagt;
- 17. „categorie S2” :
- verwisselbare getrokken uitrustingsstukken waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa’s per as meer dan 3 500 kg bedraagt.