Home

Verordening (EU) n r. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) n r. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (Voor de EER relevante tekst)

TITEL I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp

1.

Bij deze verordening wordt een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("het programma") vastgesteld, met als doel bij te dragen tot de uitvoering van Europa 2020, met inbegrip van de kerndoelen, de geïntegreerde richtsnoeren en de vlaggenschipinitiatieven ervan, door financiële ondersteuning te verlenen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie met betrekking tot de bevordering van een hoog niveau van hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid, het waarborgen van toereikende en behoorlijke sociale bescherming, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en de verbetering van de arbeidsvoorwaarden.

2.

Het programma loopt van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

    1)"sociale onderneming":

    een onderneming, die ongeacht haar juridische vorm:

    1. overeenkomstig haar oprichtingsakte, statuten of enig ander juridisch document waarbij zij wordt opgericht, als hoofddoel heeft het realiseren van meetbare positieve sociale effecten en niet het genereren van winst voor de eigenaren, leden en aandeelhouders, en die:

      1. innovatieve goederen of diensten met een maatschappelijke opbrengst levert en/of

      2. een productiemethode voor haar goederen of diensten gebruikt die haar sociale doelstelling belichaamt;

    2. haar winst op de eerste plaats gebruikt om haar hoofddoel te realiseren en voor uitkering van winst aan aandeelhouders en eigenaren, vooraf bepaalde procedures en regels heeft ingesteld, die ervoor zorgen dat dergelijke uitkering van winst de primaire doelstelling niet ondermijnt; en

    3. op zakelijke, controleerbare en transparante wijze wordt beheerd, in het bijzonder door participatie van de werknemers, afnemers en belanghebbenden bij de bedrijfsactiviteiten;

    2)"microkrediet":
    een lening van ten hoogste 25 000 EUR;
    3)"micro-onderneming":
    een onderneming, inclusief een zelfstandige, waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt, overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie(1);
    4)"microfinanciering":
    garanties, microkredieten, aandelenkapitaal en quasi-aandelenkapitaal die aan personen en micro-ondernemingen worden verstrekt die problemen ondervinden om toegang krijgen tot krediet;
    5)"sociale innovatie":
    innovatie waarvan zowel de doelstellingen als de middelen sociaal zijn en met name die innovatie die verband houdt met de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe ideeën (met betrekking tot producten, diensten en modellen), die in sociale behoeften voorziet en tegelijk nieuwe sociale betrekkingen of samenwerkingsverbanden creëert, waardoor de samenleving gediend wordt en haar handelingscapaciteit vergroot;
    6)"sociaalbeleidsexperimenten":
    beleidsinterventies die innovatieve oplossingen aandragen voor sociale behoeften, die worden uitgevoerd op kleine schaal en onder omstandigheden die het mogelijk maken de gevolgen ervan te meten, alvorens, in geval van overtuigende resultaten, op een grotere schaal te worden herhaald.

Artikel 3 Structuur van het programma

1.

Het programma bestaat uit de volgende drie complementaire pijlers:

  1. de Progress-pijler, die de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van de instrumenten en het beleid van de Unie zoals bedoeld in artikel 1, en het relevante recht van de Unie ondersteunt, en die op feiten gefundeerde beleidsvorming, sociale innovatie en sociale vooruitgang bevordert, in samenwerking met de sociale partners, maatschappelijke organisaties en openbare en particuliere organisaties;

  2. de EURES-pijler, die activiteiten van EURES ondersteunt, namelijk. de door de EER-staten en de Zwitserse Bondsstaat aangewezen gespecialiseerde diensten, samen met sociale partners, andere dienstverleners op het gebied van werk, en andere belanghebbende partijen, om informatie-uitwisseling en -verspreiding en andere samenwerkingsvormen, zoals grensoverschrijdende partnerschappen, te ontwikkelen om de vrijwillige geografische mobiliteit van werknemers op eerlijke basis te stimuleren en bij te dragen aan een hoog niveau van hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid;

  3. de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap, die de toegang tot financiering stimuleert en de beschikbaarheid daarvan verbetert voor natuurlijke en rechtspersonen krachtens artikel 26.

2.

De in deze titel vastgelegde gemeenschappelijke bepalingen zijn van toepassing op alle in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde pijlers, naast specifieke artikelen van titel II.

Artikel 4 Algemene doelstellingen van het programma

1.

Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

  1. het versterken van betrokkenheid van de beleidsmakers op alle niveaus, en het voortbrengen van concrete, gecoördineerde en innovatieve acties op zowel het niveau van de Unie als op nationaal niveau, met inachtneming van de doelstellingen van de Unie, op in artikel 1 bedoelde gebieden, in nauwe samenwerking met de sociale partners, alsmede maatschappelijke organisaties en private en openbare organen;

  2. de ontwikkeling van passende, toegankelijke en doelmatige stelsels van sociale bescherming en arbeidsmarkten ondersteunen en beleidshervormingen aanmoedigen op de in artikel 1 bedoelde gebieden, met name door fatsoenlijk werk en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, een preventiecultuur voor gezondheid en veiligheid op het werk, een gezonder evenwicht tussen werk en privéleven, goed bestuur met sociale doelstellingen, waaronder convergentie, alsmede wederzijdse leerprocessen en sociale innovatie, te stimuleren;

  3. ervoor zorgen dat het recht van de Unie ten aanzien van de in artikel 1 bedoelde gebieden doeltreffend wordt toegepast en, waar nodig, bijdragen tot het moderniseren van het recht van de Unie, volgens de beginselen van fatsoenlijk werk en rekening houdend met de beginselen van slimme regelgeving;

  4. de vrijwillige geografische mobiliteit op een eerlijke basis verbeteren en de arbeidskansen vergroten door hoogwaardige en inclusieve arbeidsmarkten in de Unie te creëren die open en voor iedereen toegankelijk zijn en waarbij de rechten van werknemers in de hele Unie worden gerespecteerd, waaronder het vrij verkeer;

  5. de werkgelegenheid en sociale inclusie stimuleren door de beschikbaarheid en toegankelijkheid van microfinanciering voor kwetsbare mensen die een micro-onderneming willen starten, alsook voor bestaande micro-ondernemingen te verbeteren en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te vergroten.

2.

Bij de verwezenlijking van deze doelstellingen streeft het programma er in al zijn pijlers en acties naar:

  1. bijzondere aandacht te besteden aan kwetsbare groepen, zoals jongeren;

  2. de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen, onder meer via gendermainstreaming en, in voorkomend geval, genderbewust begroten;

  3. discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden;

  4. bij de vaststelling en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Unie een hoog niveau van kwalitatief hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid te bevorderen, toereikende en behoorlijke sociale bescherming te garanderen, en langdurige werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.

Artikel 5 Begroting

Artikel 6 Gezamenlijke actie

Artikel 7 Samenhang en complementariteit

Artikel 8 Samenwerking met relevante organisaties

Artikel 9 Verspreiding van resultaten en communicatie

Artikel 10 Financiële bepalingen

Artikel 11 Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Artikel 12 Monitoring

Artikel 13 Evaluatie

TITEL II SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE PIJLERS VAN HET PROGRAMMA

HOOFDSTUK I Progress-pijler

Artikel 14 Thematische onderdelen en financiering

Artikel 15 Specifieke doelstellingen

Artikel 16 Soorten acties

Artikel 17 Medefinanciering van de Unie

Artikel 18 Deelname

HOOFDSTUK II EURES-pijler

Artikel 19 Thematische onderdelen en financiering

Artikel 20 Specifieke doelstellingen

Artikel 21 Soorten acties

Artikel 22 Medefinanciering van de Unie

Artikel 24 Deelname

HOOFDSTUK III Pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap

Artikel 25 Thematische onderdelen en financiering

Artikel 26 Specifieke doelstellingen

Artikel 27 Soorten acties

Artikel 28 Deelname

Artikel 29 Financiële bijdrage

Artikel 30 Beheer

Artikel 31 Uitvoeringsverslagen

TITEL III WERKPROGAMMA'S EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Werkprogramma's

Artikel 35 Aanvullende uitvoeringsmaatregelen

Artikel 36 Comitéprocedure

Artikel 37 Overgangsmaatregelen

Artikel 38 Evaluatie

Artikel 39 Wijzigingen van Besluit nr. 283/2010/EU

Artikel 40 Inwerkingtreding