Home

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden vastgesteld:

  1. gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen die rechtstreeks aan landbouwers worden toegewezen in het kader van de steunregelingen die in bijlage I worden vermeld ("rechtstreekse betalingen");

  2. specifieke voorschriften voor:

    1. een basisbetaling voor landbouwers ("de basisbetalingsregeling" en een vereenvoudigde overgangsregeling "de regeling inzake een enkele areaalbetaling");

    2. vrijwillige nationale overgangssteun voor landbouwers;

    3. een vrijwillige herverdelingsbetaling;

    4. een betaling voor landbouwers die klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht nemen;

    5. een vrijwillige betaling voor landbouwers in gebieden met natuurlijke beperkingen;

    6. een betaling voor jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteit beginnen;

    7. een vrijwillige regeling voor gekoppelde steun;

    8. een gewasspecifieke betaling voor katoen;

    9. een vrijwillige vereenvoudigde regeling voor kleine landbouwbedrijven;

    10. een kader waarbinnen Bulgarije, Kroatië en Roemenië rechtstreekse betalingen kunnen aanvullen.

Artikel 2 Wijziging van bijlage I

Ter wille van de rechtszekerheid is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in bijlage I opgenomen lijst van steunregelingen voor zover dit nodig is om rekening te houden met nieuwe wetgevingshandelingen inzake steunregelingen die na de vaststelling van deze verordening kunnen worden vastgesteld.

Artikel 3 Toepassing op de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Artikel 11 is niet van toepassing op de in artikel 349 VWEU opgenomen gebieden van de Unie ("de ultraperifere gebieden"), noch op de rechtstreekse betalingen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 229/2013 worden toegekend aan de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.

De titels III, IV en V van deze verordening zijn niet van toepassing op de ultraperifere gebieden.

Artikel 4 Definities en aanverwante bepalingen

1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)"landbouwer":
een natuurlijk persoon of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, van wie het bedrijf zich bevindt binnen het territoriale toepassingsgebied van de verdragen als omschreven in artikel 52 VEU in samenhang met de artikelen 349 en 355 VWEU, en die een landbouwactiviteit uitoefent;
b)"bedrijf":
alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd;
c)"landbouwactiviteit":
  1. landbouwproducten produceren, fokken of telen, inclusief het oogsten, het melken, het fokken van dieren, en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden,

  2. een landbouwareaal in een staat houden die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines, op basis van criteria die de lidstaten bepalen aan de hand van een door de Commissie vastgesteld kader, of

  3. een door de lidstaten omschreven minimumactiviteit verrichten op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden behouden;

d)"landbouwproducten":
de in bijlage I bij de verdragen genoemde producten, exclusief visserijproducten, alsmede katoen;
e)"landbouwareaal":
om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, als blijvend grasland en blijvend weiland, of voor blijvende teelten;
f)"bouwland":
grond die voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is, maar braak ligt, inclusief grond die overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999, artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 is braak gelegd, ongeacht of die grond zich al dan niet onder een kas of onder een vaste of verplaatsbare beschutting bevindt;
g)"blijvende teelten":
niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland en blijvend weiland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd;
h)"blijvend grasland en blijvend weiland" (samen "blijvend grasland"):

grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen, en, indien lidstaten daartoe besluiten, die ten minste vijf jaar niet is omgeploegd; andere begraasbare soorten, zoals struiken en/of bomen, en, indien lidstaten daartoe besluiten, andere soorten, zoals struiken en/of bomen die diervoeder produceren, kunnen er deel van uitmaken, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen blijven overheersen. De lidstaten kunnen ook besluiten om als blijvend grasland te beschouwen:

  1. begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken, waarbij grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet overheersen in weiland; en/of

  2. begraasbaar land waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen niet overheersen of helemaal niet voorkomen in weiland;

i)"grassen of andere kruidachtige voedergewassen":
alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen, ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt;
j)"kwekerijen":

arealen met jonge houtachtige planten in de openlucht, bestemd om later te worden verplant, en wel kwekerijen van:

  • wijnstokken en moederplanten;

  • vruchtbomen en kleinfruitgewassen;

  • siergewassen;

  • voor de verkoop bestemde bosplanten, exclusief de in het bos gelegen bosboomkwekerijen voor de eigen behoefte van het bedrijf;

  • bomen en heesters ter beplanting van tuinen, parken, straten en wegbermen (bijvoorbeeld haagplanten, rozen en andere sierheesters, sierconiferen), alsmede onderstammen en jonge zaailingen ervan;

k)"hakhout met korte omlooptijd":
areaal beplant met door de lidstaten te bepalen boomsoorten van GN-code 0602 90 41, bestaande uit meerjarige houtgewassen waarvan de wortelstokken of stronken na de oogst in de grond blijven en die in het daaropvolgende seizoen nieuwe scheuten vormen en waarvan de maximale omlooptijd door de lidstaten wordt vastgesteld;
l)"verkoop":
de verkoop of elke andere definitieve overdracht van de eigendom van grond of betalingsrechten; grondverkooptransacties waarbij de grond wordt overgedragen aan openbare autoriteiten of voor gebruik in het algemeen belang, en waarbij die overdracht plaatsvindt voor andere dan landbouwdoeleinden, vallen niet onder deze definitie;
m)"(ver)huur":
(ver)huurovereenkomst en daarmee vergelijkbare tijdelijke transactie;
n)"overdracht":
verhuur of verkoop of feitelijke of verwachte vererving van grond of betalingsrechten of elke andere definitieve overdracht daarvan; het terugvallen van betalingsrechten bij het verstrijken van een huurcontract valt hier niet onder.

Niettegenstaande punten f) en h) van de eerste alinea, kunnen lidstaten die vóór 1 januari 2018 percelen braakliggend land als bouwland hebben aanvaard, die percelen na die datum verder als bouwland aanvaarden. Met ingang van 1 januari 2018 worden percelen braakliggend land die in 2018 uit hoofde van deze alinea als bouwland zijn aanvaard, blijvend grasland in 2023 of daarna indien de voorwaarden onder h) zijn vervuld.

2.

De lidstaten

  1. bepalen de criteria vast waaraan een landbouwer moet voldoen om de verplichting na te komen een landbouwareaal in staat te houden die begrazing of teelt mogelijk maakt als bedoeld in lid 1, onder c), ii);

  2. indien van toepassing in een lidstaat, omschrijven de te verrichten minimumactiviteit op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden behouden, als bedoeld in lid 1, onder c), iii);

  3. bepalen de boomsoorten die in aanmerking komen als hakhout met korte omlooptijd en de maximale omlooptijd voor deze boomsoorten, als bedoeld in lid 1, onder k).

De lidstaten kunnen besluiten dat begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken en waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet overheersen in weiland, moet worden beschouwd als blijvend grasland als bedoeld in lid 1, onder h).

De lidstaten kunnen besluiten dat:

  1. grond die ten minste vijf jaar niet is omgeploegd, wordt beschouwd als blijvend grasland als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder h), op voorwaarde dat de grond een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen heeft en ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen;

  2. andere soorten, zoals struiken en/of bomen die diervoeder produceren, deel kunnen uitmaken van blijvend grasland, in gebieden waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen overheersen; en/of

  3. begraasbaar land waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen niet overheersen of helemaal niet voorkomen in weiland, beschouwd kan worden als blijvend grasland als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder h).

De lidstaten kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria besluiten hun overeenkomstig punten b) en/of c) van de derde alinea van dit lid genomen besluit op hun hele grondgebied of een deel daarvan toe te passen.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 maart 2018 in kennis van elk uit hoofde van de derde en de vierde alinea van dit lid genomen besluit.

3.

Ter wille van de rechtszekerheid is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

  1. het kader waarbinnen de lidstaten de criteria bepalenwaaraan een landbouwer moet voldoen om de verplichting na te komen een landbouwareaal in een voor begrazing of teelt geschikte staat te houden als bedoeld in lid 1, onder c), ii);

  2. het kader voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteit die verricht moet worden op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden behouden, als bedoeld in lid 1, onder c), iii);

  3. de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of grassen en andere kruidachtige voedergewassen in blijvend grasland overheersen, alsmede de criteria aan de hand waarvan de in lid 1, onder h), bedoelde plaatselijke praktijken kunnen worden vastgesteld.

TITEL II ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE RECHTSTREEKSE BETALINGEN

HOOFDSTUK 1 Gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse betalingen

Artikel 5 Algemene bepalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Artikel 6 Nationale maxima

Artikel 7 Nettomaxima

Artikel 8 Financiële discipline

Artikel 9 Actieve landbouwer

Artikel 10 Minimumvereisten voor het ontvangen van rechtstreekse betalingen

Artikel 11 Verlaging van betalingen

Artikel 12 Meervoudige aanvragen

Artikel 13 Staatssteun

Artikel 14 Flexibiliteit tussen de pijlers

Artikel 15 Herziening

HOOFDSTUK 2 Bepalingen die alleen van toepassing zijn op Bulgarije, Kroatië en Roemenië

Artikel 16 Geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië

Artikel 17 Geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen in Kroatië

Artikel 18 Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen en rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië

Artikel 19 Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in Kroatië

Artikel 20 Speciale nationale reserve voor mijnenruimen in Kroatië

TITEL III BASISBETALINGSREGELING, REGELING INZAKE EEN ENKELE AREAALBETALING EN DAARMEE SAMENHANGENDE BETALINGEN

HOOFDSTUK I Basisbetalingsregeling en regeling inzake een enkele areaalbetaling

Afdeling 1 Opzet van de basisbetalingsregeling

Artikel 21 Betalingsrechten
Artikel 22 Maximum voor de basisbetalingsregeling
Artikel 23 Regionale toewijzing van de nationale maxima
Artikel 24 Eerste toewijzing van betalingsrechten
Artikel 25 Waarde van betalingsrechten en convergentie
Artikel 26 Berekening van de initiële waarde per eenheid
Artikel 27 Opname van de speciale nationale reserve voor mijnenruimen
Artikel 28 Uitzonderlijke winst
Artikel 29 Kennisgevingen inzake de waarde van betalingsrechten en convergentie

Afdeling 2 Nationale reserve en regionale reserves

Artikel 30 Vorming en gebruik van de nationale reserve of regionale reserves
Artikel 31 Aanvulling van de nationale reserve of de regionale reserves

Afdeling 3 Uitvoering van de basisbetalingsregeling

Artikel 32 Activering van betalingsrechten
Artikel 33 Aangifte van subsidiabele hectaren
Artikel 34 Overdracht van betalingsrechten
Artikel 35 Gedelegeerde bevoegdheden

Afdeling 4 Regeling inzake een enkele areaalbetaling

Artikel 36 Regeling inzake een enkele areaalbetaling
Artikel 37 Nationale overgangssteun

Afdeling 5 Toepassing van de basisbetalingsregeling in de lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast

Artikel 38 Invoering van de basisbetalingsregeling in de lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast
Artikel 39 Eerste toewijzing van betalingsrechten
Artikel 40 Waarde van betalingsrechten

HOOFDSTUK 2 Herverdelingsbetaling

Artikel 41 Algemene voorschriften

Artikel 42 Financiële bepalingen

HOOFDSTUK 3 Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

Artikel 43 Algemene voorschriften

Artikel 44 Gewasdiversificatie

Artikel 45 Blijvend grasland

Artikel 46 Ecologisch aandachtsgebied

Artikel 47 Financiële bepalingen

HOOFDSTUK 4 Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen

Artikel 48 Algemene voorschriften

Artikel 49 Financiële bepalingen

HOOFDSTUK 5 Betaling voor jonge landbouwers

Artikel 50 Algemene voorschriften

Artikel 51 Financiële bepalingen

TITEL IV GEKOPPELDE STEUN

HOOFDSTUK 1 Vrijwillige gekoppelde steun

Artikel 52 Algemene voorschriften

Artikel 53 Financiële bepalingen

Artikel 54 Kennisgeving

Artikel 55 Goedkeuring door de Commissie

HOOFDSTUK 2 Gewasspecifieke betaling voor katoen

Artikel 56 Toepassingsgebied

Artikel 57 Subsidiabiliteit

Artikel 58 Basisarealen, vaste opbrengsten en referentiebedragen

Artikel 59 Erkende brancheorganisaties

Artikel 60 Toekenning van de betaling

TITEL V REGELING VOOR KLEINE LANDBOUWBEDRIJVEN

Artikel 61 Algemene voorschriften

Artikel 62 Deelname

Artikel 63 Bedrag van de betaling

Artikel 64 Bijzondere voorwaarden

Artikel 65 Financiële bepalingen

TITEL VI NATIONALE HERSTRUCTURERINGSPROGRAMMA'S VOOR DE KATOENSECTOR

Artikel 66 Gebruik van de jaarlijkse begroting voor herstructureringsprogramma's

TITEL VII SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 Kennisgevingen en noodsituaties

Artikel 67 Meldingseisen

Artikel 68 Verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Artikel 69 Maatregelen om specifieke problemen op te lossen

HOOFDSTUK 2 Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen

Artikel 70 Uitoefening van de delegatie

Artikel 71 Comitéprocedure

HOOFDSTUK 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 72 Intrekkingen

Artikel 73 Overgangsbepalingen

Artikel 74 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VI bisMaximumbedragen zoals bedoeld in artikel 14, lid 2

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IX

BIJLAGE X

BIJLAGE XI