In deze verordening zijn de grondbeginselen vastgelegd op basis waarvan publiek-private partnerschapsorganen (hierna „PPP-organen” genoemd) hun eigen financiële regels dienen vast te stellen. De financiële regels van een PPP-orgaan wijken slechts af van deze verordening voor zover de specifieke behoeften van dat orgaan zulks vereisen en met de voorafgaande instemming van de Commissie overeenkomstig artikel 209, lid 1, vierde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
Gedelegeerde Verordening (EU) n r. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad
Gedelegeerde Verordening (EU) n r. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(1), en met name artikel 209,
Overwegende hetgeen volgt:
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 heeft, uitgaande van de ervaring opgedaan met de institutionalisering van publiek-private partnerschappen als organen van de Unie in het kader van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(2), voorzien in nieuwe categorieën van publiek-private partnerschappen om de keuze aan instrumenten uit te breiden, en daarbij organen toegevoegd waarvan de regels flexibeler en toegankelijker zijn voor private partners dan de regels die op de instellingen van de Unie van toepassing zijn. Tot die nieuwe categorieën behoren de organen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd (hierna „PPP-organen” genoemd).
Teneinde een goed financieel beheer van de middelen van de Unie te garanderen en PPP-organen de mogelijkheid te bieden hun eigen financiële regels vast te stellen, dient voor die organen een financiële modelregeling te worden aangenomen.
PPP-organen dienen bij de opstelling en de uitvoering van hun begroting het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer, dat een doeltreffende en efficiënte interne beheersing vergt, en het transparantiebeginsel in acht te nemen.
Teneinde de volledige uitvoering van de taken en activiteiten van het PPP-orgaan te garanderen, dienen kredieten voor een bepaald jaar die ongebruikt zijn gebleven, tot het derde daaropvolgende begrotingsjaar in de raming van uitgaven en ontvangsten te kunnen worden opgenomen.
Aangezien de Uniemiddelen die ter beschikking worden gesteld van het PPP-orgaan, op indirecte wijze moeten worden beheerd overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, dienen de bepalingen inzake financiële planning en verslaglegging in overeenstemming te zijn met die wijze van uitvoering van de begroting. De kwijting voor de uitvoering van de begroting ter zake van de bijdrage van de Unie aan de PPP-organen moet deel uitmaken van de kwijting die het Europees Parlement de Commissie verleent voor de uitvoering van de begroting van de Unie. Daarom is een passende jaarlijkse verslaglegging, met inbegrip van een beheersverklaring, vereist overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, zodat de Commissie haar verantwoordelijkheid met betrekking tot de kwijting beter kan nemen.
Het is noodzakelijk de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de rekenplichtige en van de ordonnateurs te omschrijven rekening houdend met het publiek-private karakter van de PPP-organen. De ordonnateurs dienen de volle verantwoordelijkheid te krijgen voor alle ontvangsten- en uitgavenverrichtingen die onder hun gezag worden uitgevoerd, en rekenschap af te leggen van hun handelingen, eventueel ook in het kader van tuchtrechtelijke procedures.
Het is noodzakelijk de functies van interne controle en interne beheersing te verduidelijken en de verslagleggingsvereisten te stroomlijnen. De interne controle in de PPP-organen moet worden uitgevoerd door de intern controleur van de Commissie die controles moet verrichten wanneer de risico’s in kwestie dat rechtvaardigen. Er moet worden voorzien in bepalingen betreffende het opzetten en het functioneren van een internecontroleafdeling.
Teneinde te garanderen dat ieder orgaan rekenschap aflegt van de uitvoering van zijn begroting en zich aan de bij zijn oprichting opgelegde doelstellingen houdt, moet aan PPP-organen worden toegestaan om voor de uitvoering van de aan hen toevertrouwde taken een beroep te doen op privaatrechtelijke externe organen, maar alleen wanneer dat noodzakelijk is en er geen sprake is van een openbaredienstverleningstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid.
De beginselen die moeten worden toegepast met betrekking tot de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen van het PPP-orgaan, dienen te worden vastgelegd.
Gelet op het publiek-private karakter van de PPP-organen en met name de bijdrage van de particuliere sector aan de begroting van het PPP-orgaan, dienen flexibele procedures voor de gunning van aanbestedingscontracten te worden toegestaan. De desbetreffende procedures moeten de beginselen van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling en non-discriminatie in acht nemen en wijken gedeeltelijk af van de desbetreffende bepalingen die zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie(3). Door middel van een nauwere samenwerking tussen de leden van PPP-organen moet ervoor worden gezorgd dat de levering van goederen en diensten beter en goedkoper verloopt en dat buitensporige kosten bij het beheer van aanbestedingsprocedures worden vermeden. De PPP-organen moeten daarom ook contracten kunnen sluiten met hun eigen leden, de Unie uitgezonderd, zonder een aanbestedingsprocedure uit te schrijven, voor goederen, diensten of werken die rechtstreeks door die leden worden geleverd, verleend of uitgevoerd zonder dat zij daarvoor een beroep doen op derden.
Teneinde de kostenefficiëntie te verbeteren, moet worden voorzien in de mogelijkheid om diensten te delen of over te dragen aan een ander orgaan of de Commissie, met name door toe te staan dat de taken van de rekenplichtige van een PPP-orgaan volledig of gedeeltelijk worden toevertrouwd aan de rekenplichtige van de Commissie.
Voor het beoordelen van subsidieaanvragen, projecten en inschrijvingen en voor het verstrekken van advies in specifieke gevallen moeten de PPP-organen gebruik kunnen maken van externe deskundigen. Die deskundigen moeten worden geselecteerd met inachtneming van de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling en afwezigheid van belangenconflicten.
Bij de gunning van subsidies en prijzen dienen de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van toepassing te zijn, behoudens specifieke bepalingen in het oprichtingsbesluit van het PPP-orgaan of het basisbesluit van het programma waarvan de uitvoering aan het PPP-orgaan is toevertrouwd, teneinde ervoor te zorgen dat de uitvoering coherent is met de maatregelen die op directe wijze door de Commissie worden beheerd.
Wanneer de rekeningen van de PPP-organen moeten worden geconsolideerd volgens de in artikel 143 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 bedoelde boekhoudregels, dienen de door de PPP-organen toegepaste boekhoudregels een dergelijke consolidatie toe te staan.
Deze verordening dient in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, zodat de herziene financiële regelingen voor de PPP-organen tijdig kunnen worden vastgesteld tegen 1 januari 2014 om de samenhang van de regels voor het komende meerjarig financieel kader te waarborgen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1 TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 Onderwerp
Elk PPP-orgaan stelt in zijn financiële regels nadere bepalingen ter uitvoering van deze beginselen vast.
Artikel 2 Definities
Voor de uitvoering van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:
- — „raad van bestuur” :
- de belangrijkste interne instantie voor financiële en budgettaire besluitvorming in het PPP-orgaan, ongeacht de benaming die eraan is gegeven in het oprichtingsbesluit van het orgaan,
- — „directeur” :
- de persoon die belast is met de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur en tevens, als ordonnateur, van de begroting van het PPP-orgaan, ongeacht de titel die hem is gegeven in het oprichtingsbesluit van het orgaan,
- — „lid” :
- een lid van het PPP-orgaan overeenkomstig het oprichtingsbesluit,
- — „oprichtingsbesluit” :
- het rechtsinstrument van de Unie dat de belangrijkste aspecten van de oprichting en de werking van het PPP-orgaan regelt,
- — „begroting van het PPP-orgaan” :
- het instrument waarbij voor elk begrotingsjaar alle voor het PPP-orgaan noodzakelijk geachte ontvangsten en uitgaven worden geraamd en toegestaan.
Artikel 3 Toepassingsgebied van de begroting
De begroting van het PPP-orgaan omvat:
-
de ontvangsten van het PPP-orgaan, bestaande uit:
-
de financiële bijdrage van de leden aan de administratieve kosten;
-
de financiële bijdrage van de leden aan de operationele kosten;
-
bestemmingsontvangsten voor de financiering van specifieke uitgaven;
-
alle door het PPP-orgaan gegenereerde ontvangsten;
-
-
de uitgaven van het PPP-orgaan, met inbegrip van de administratieve uitgaven.