Home

Verordening (EU) nr. 224/2014 van de Raad van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

Verordening (EU) nr. 224/2014 van de Raad van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „tussenhandeldiensten” :

  1. het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de verwerving, verkoop of levering van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, van een derde land aan een ander derde land, of

  2. het verkopen of aankopen van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, die zich in een derde land bevinden, met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land;

b) „eis” :

elke vóór of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende eis, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en in het bijzonder:

  1. elke vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

  2. elke vordering tot verlenging of uitbetaling van financiële garanties of contragaranties, ongeacht de vorm;

  3. elke vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

  4. elke reconventionele vordering;

  5. elke vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

c) „contract of transactie” :
elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen alle - ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande - met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;
d) „bevoegde autoriteiten” :
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn opgesomd in bijlage II;
e) „economische middelen” :
activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;
f) „bevriezing van economische middelen” :
voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;
g) „bevriezing van tegoeden” :
voorkomen dat tegoeden op enigerlei wijze worden gemuteerd, overgemaakt, gecorrigeerd en gebruikt, of dat toegang tot of omgang met tegoeden mogelijk is, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;
h) „tegoeden” :

financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

  2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

  3. in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

  4. rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

  5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

  6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

  7. bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

i) „Sanctiecomité” :
het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht overeenkomstig punt 57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
j) „technische bijstand” :
elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;
k) „grondgebied van de Unie” :
het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

Er geldt een verbod op het direct of indirect verlenen van:

  1. technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie(1) (hierna „gemeenschappelijke lijst van militaire goederen” genoemd) worden vermeld, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van op die lijst vermelde goederen, aan personen, entiteiten of lichamen in de Centraal-Afrikaanse Republiek of voor gebruik in de Centraal-Afrikaanse Republiek;

  2. financiering of financiële bijstand in verband met de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen worden vermeld, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, verzekering en herverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand of tussenhandeldiensten, aan personen, entiteiten of lichamen in de Centraal-Afrikaanse Republiek, of voor gebruik in de Centraal-Afrikaanse Republiek;

  3. technische bijstand, financiering of financiële bijstand, tussenhandeldiensten of vervoersdiensten in verband met de terbeschikkingstelling van gewapende huurlingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek of voor hun inzet in de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 gelden de in dat artikel vervatte verbodsbepalingen niet voor het verstrekken van technische bijstand, financiering of financiële bijstand of tussenhandeldiensten:

  1. die uitsluitend bedoeld zijn voor steun aan of gebruik door de Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Centraal-Afrikaanse Republiek (MINUSCA), de missies van de Unie en de in de Centraal-Afrikaanse Republiek ingezette Franse troepen, alsmede andere troepen van lidstaten van de Verenigde Naties die opleidingen en bijstand bieden na kennisgeving overeenkomstig punt c);

  2. die verband houden met beschermende kledingstukken, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar de Centraal-Afrikaanse Republiek worden verzonden;

  3. die verband houden met de levering van niet-dodelijke uitrusting en het verlenen van bijstand, met inbegrip van operationele en niet-operationele opleiding aan de veiligheidstroepen van de Centraal-Afrikaanse Republiek en de civiele rechtshandhavingsinstanties van het land, die uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik in het kader van de hervorming van de beveiligingssector in de Centraal-Afrikaanse Republiek, in coördinatie met Minusca, op voorwaarde dat het Sanctiecomité hiervan vooraf in kennis is gesteld;

  4. in verband met niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, op voorwaarde dat het Sanctiecomité minstens 20 dagen vooraf in kennis is gesteld van de bijstand- of dienstverlening;

  5. die verband houden met wapens met een kaliber van 14,5 mm of minder en specifiek voor die wapens ontworpen munitie en componenten, met militaire voertuigen zonder wapens en militaire voertuigen met daarop gemonteerde wapens met een kaliber van 14,5 mm of minder, en onderdelen daarvoor, en met raketgestuwde granaten en specifiek voor die wapens ontworpen munitie, aan de veiligheidstroepen van de Centraal-Afrikaanse Republiek, met inbegrip van civiele rechtshandhavingsinstanties van de staat, wanneer dergelijke wapens, munitie en componenten uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik in het kader van de hervorming van de beveiligingssector in de Centraal-Afrikaanse Republiek, op voorwaarde dat het Sanctiecomité minstens twintig dagen van tevoren in kennis is gesteld;

  6. die verband houden met wapens en andere aanverwante dodelijke uitrusting die niet zijn genoemd in artikel 3, onder e), aan de veiligheidstroepen van de Centraal-Afrikaanse Republiek, met inbegrip van de civiele rechtshandhavingsinstanties van de staat, wanneer dergelijke wapens en uitrusting uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van, of voor gebruik in het kader van, de hervorming van de beveiligingssector in de Centraal-Afrikaanse Republiek, mits vooraf goedgekeurd door het comité.

Artikel 4

Mits het verstrekken van dergelijke technische bijstand of tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand op voorhand is goedgekeurd door het Sanctiecomité, gelden in afwijking van artikel 2 de in dat artikel vervatte verbodsbepalingen niet voor de verlening van technische bijstand, financiering of financiële bijstand ten behoeve van de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen worden vermeld, dan wel technische bijstand of tussenhandeldiensten die daarmee verband houden.

Artikel 5

1.

Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam die in bijlage I is vermeld, worden bevroren.

2.

Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.

Bijlage I omvat natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die volgens het Sanctiecomité:

  1. handelingen verrichten of steunen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van de Centraal-Afrikaanse Republiek ondermijnen, waaronder handelingen die het stabilisatie- en verzoeningsproces bedreigen of verhinderen, of die het geweld aanwakkeren;

  2. het krachtens punt 54 van Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde wapenembargo overtreden, of die direct of indirect leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de Centraal-Afrikaanse Republiek hebben verricht, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de Centraal-Afrikaanse Republiek wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, hebben ontvangen;

  3. betrokken zijn bij het beramen, organiseren of plegen van handelingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek die een schending zijn van respectievelijk de internationale wetgeving inzake mensenrechten of het internationale humanitaire recht, of die een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij burgers het doelwit vormen; etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op burgerdoelwitten zoals bestuurscentra, rechtbanken, scholen en ziekenhuizen, en ontvoering en gedwongen verplaatsing;

  4. betrokken zijn bij het beramen, aansturen of plegen van handelingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek waarbij seksueel of gendergerelateerd geweld wordt gebruikt;

  5. kinderen rekruteren of misbruik maken van kinderen voor het gewapend conflict in de Centraal-Afrikaanse Republiek, hetgeen een schending is van het toepasselijke internationale recht;

  6. gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van of de handel in natuurlijke hulpbronnen, waaronder diamanten, goud, wilde dieren en producten daarvan in of vanuit de Centraal-Afrikaanse Republiek;

  7. de verstrekking van humanitaire bijstand aan de Centraal-Afrikaanse Republiek dwarsbomen, of de toegang ertoe en de verdeling ervan in de Centraal-Afrikaanse Republiek verhinderen;

  8. betrokken zijn bij het beramen, organiseren, steunen of plegen van aanslagen tegen missies van de Verenigde Naties of internationale veiligheidstroepen, waaronder MINUSCA, de missies van de Unie en de Franse troepen die hen ondersteunen, en tegen humanitair personeel;

  9. de leiding hebben over een door het Sanctiecomité aangewezen entiteit, of steun hebben verleend aan, dan wel gehandeld hebben ten behoeve van, namens of op aanwijzing van een door het Sanctiecomité aangewezen persoon, entiteit of lichaam, dan wel van een entiteit die eigendom is of onder zeggenschap staat van een door het comité aangewezen persoon, entiteit of lichaam;

  10. etnisch of religieus gemotiveerde handelingen verrichten die aanzetten tot geweld en die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van de Centraal-Afrikaanse Republiek ondermijnen, alsmede zich inlaten met handelingen of steun verlenen aan handelingen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van de Centraal-Afrikaanse Republiek ondermijnen.

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19 bis

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

BIJLAGE ILIJST VAN PERSONEN EN ENTITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 5

BIJLAGE II