Deze verordening stelt de voorschriften en voorwaarden vast voor het verlenen van financiële bijstand door de Unie aan acties, met inbegrip van actieprogramma's en andere maatregelen, uit hoofde van de volgende instrumenten ter financiering van extern optreden voor de periode van 2014 tot 2020: het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI), het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) en het Partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen, (hierna ook gezamenlijk „de Instrumenten” of afzonderlijk „het Instrument” genoemd).
Verordening (EU) n r. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden
Verordening (EU) n r. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, lid 1, en artikel 212, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
De Europese Unie dient een alomvattende reeks instrumenten ter financiering van extern optreden vast te stellen die een breed beleidsspectrum met betrekking tot dat optreden bestrijkt, en voor de tenuitvoerlegging waarvan specifieke gemeenschappelijke voorschriften en procedures vereist zijn. Die instrumenten ter financiering van extern optreden voor de periode van 2014 tot en met 2020 zijn de volgende: het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (Development Cooperation Instrument — DCI), zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad(3), het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (European Instrument for Democracy and Human Rights — EIDHR), zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad(4), het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI), zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad(5), het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad(6), het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II), zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad(7) en het Partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad(8) (hierna gezamenlijk „de Instrumenten” of afzonderlijk „het Instrument” genoemd).
De gemeenschappelijke voorschriften en procedures dienen in overeenstemming te zijn met de financiële voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie, die zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(9), met inbegrip van de door de Commissie vastgestelde voorschriften ter uitvoering van die verordening(10).
Voor de Instrumenten geldt over het algemeen dat bij de uit hoofde ervan gefinancierde acties wordt uitgegaan van een meerjarige indicatieve programmering, waarin het kader wordt gegeven voor de vaststelling van financieringsbesluiten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(11).
De financieringsbesluiten dienen de vorm aan te nemen van jaarlijkse of meerjarige actieprogramma's en van afzonderlijke maatregelen wanneer de planning van de meerjarige indicatieve programmering wordt gevolgd, van bijzondere maatregelen indien zulks vereist is als gevolg van onvoorziene, naar behoren gemotiveerde behoeften of omstandigheden, en van steunmaatregelen. Steunmaatregelen kunnen worden vastgesteld als onderdeel van een jaarlijks of meerjarig actieprogramma of buiten het kader van indicatieve programmeringsdocumenten.
In een bijlage bij de financieringsbesluiten moet een beschrijving worden opgenomen van elke actie, met opgave van doelstellingen, hoofdactiviteiten, verwachte resultaten, wijzen van tenuitvoerlegging, begroting en indicatief tijdschema, ermee verband houdende steunmaatregelen en regelingen voor toezicht op de prestaties, en deze besluiten moeten worden goedgekeurd volgens de procedures van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Gezien de aard van de uitvoeringshandelingen, die de beleidsprogrammering of de financiële uitvoering betreffen, in het bijzonder wat de gevolgen ervan voor de begroting betreft, dient voor de vaststelling ervan de onderzoeksprocedure te worden toegepast, behalve voor afzonderlijke en bijzondere maatregelen onder vooraf bepaalde drempelwaarden. De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de noodzaak aan een snelle respons van de Unie, om dwingende redenen van urgentie vereist is. Het Europees Parlement moet daarover naar behoren worden geïnformeerd, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Wanneer, bij de tenuitvoerlegging van de Instrumenten, het beheer van een maatregel is toevertrouwd aan een financiële tussenpersoon, dient het besluit van de Commissie in het bijzonder bepalingen te bevatten betreffende risicodeling, transparantie, bezoldiging van de met de uitvoering belaste financiële tussenpersoon, gebruik en gedeeltelijk hergebruik, van middelen en van eventuele winsten, en de rapportageverplichtingen en controlemechanismen, waarbij rekening wordt gehouden met de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt voor een zo groot mogelijk effect van haar externe optreden. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de instrumenten van de Unie voor extern optreden, en door middel van het tot stand brengen van synergieën tussen de Instrumenten en andere beleidsonderdelen van de Unie. Dit moet leiden tot wederzijdse versterking van de programma's die uit die Instrumenten voortkomen, en, waar passend, het gebruik van financieringsinstrumenten met een hefboomeffect.
Krachtens artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), moet het internationale optreden van de Unie berusten op de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen en die zij tracht wereldwijd te verspreiden, met name de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht.
In overeenstemming met de toezeggingen van de Unie tijdens het 3e en 4e forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp (Accra 2008 en Busan 2011), en met de aanbeveling van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling („OESO/DAC”) over het vrijmaken van officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance — ODA) voor de minst ontwikkelde landen en arme landen met hoge schulden, moet de Commissie zoveel mogelijk hulp van de Unie vrijmaken, onder meer voor innovatieve financieringsmechanismen, en bevorderen dat entiteiten uit partnerlanden deelnemen aan toekenningsprocedures voor opdrachten.
Om de zichtbaarheid te waarborgen van de bijstand van de Unie aan de burgers van de begunstigde landen en de burgers van de Unie, moet er, waar nodig, met adequate middelen gericht worden gecommuniceerd en geïnformeerd.
Het externe optreden van de Unie krachtens de Instrumenten moet bijdragen aan duidelijke resultaten (in termen van opbrengsten, uitkomsten en effecten) in landen die externe financiële bijstand van de Unie krijgen. Wanneer dat gewenst en mogelijk is, moeten de resultaten van het externe optreden van de Unie en de efficiëntie van een bepaald Instrument gecontroleerd en beoordeeld worden aan de hand van reeds gedefinieerde, duidelijke, transparante en, waar passend, specifiek op een land gerichte en meetbare indicatoren, afgestemd op de kenmerken en doelstellingen van het desbetreffende Instrument.
De financiële belangen van de Unie dienen gedurende de gehele uitgavencyclus te worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoeken van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, sancties. Deze maatregelen dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke overeenkomsten met internationale organisaties en derde landen.
Er dienen bepalingen te worden vastgesteld inzake de financieringsmethoden, de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de voorschriften inzake nationaliteit en oorsprong, de evaluatie van acties, rapportage en beoordeling, en de evaluatie van de Instrumenten.
Onverminderd de samenwerkingsmechanismen die met organisaties van het maatschappelijk middenveld op alle niveaus zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 11 VEU, spelen belanghebbenden van begunstigde landen, onder meer organisaties van het maatschappelijk middenveld en plaatselijke autoriteiten, een prominente rol wat betreft het externe beleid van de Unie. Tijdens het uitvoeringsproces, meer bepaald tijdens de voorbereiding en uitvoering van, het toezicht op en de evaluatie van de krachtens deze verordening genomen maatregelen, is het belangrijk hen naar behoren te raadplegen zodat zij in dat proces een rol van betekenis spelen, alsook voldoende rekening te houden met hun specifieke kenmerken.
Overeenkomstig artikel 208, artikel 209, lid 3, en artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onder de voorwaarden als vastgelegd in het Statuut van de Europese Investeringsbank (EIB) en in Besluit nr. 1080/2011 van het Europees Parlement en de Raad(12) draagt de EIB bij aan de tenuitvoerlegging van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid en van andere externe beleidsterreinen van de Unie, te realiseren, en zorgt zij in haar optreden voor complementariteit met de instrumenten van de Unie voor extern optreden. De gelegenheid moet worden aangegrepen om de financiering door de EIB te combineren met de begrotingsmiddelen van de Unie. Bij de programmering van de Unie wordt de EIB waar passend geraadpleegd in de loop van het proces.
Voor de tenuitvoerlegging werken internationale organisaties en ontwikkelingsagentschappen gewoonlijk met non-profitorganisaties waaraan zij taken tot uitvoering van de begroting kunnen toevertrouwen in naar behoren gemotiveerde gevallen. In afwijking van artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, moet deze verordening erin voorzien dat het mogelijk is dergelijke taken toe te vertrouwen aan non-profitorganisaties onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die voor de Commissie gelden.
Ter intensivering van de eigen verantwoordelijkheid van de partnerlanden voor hun ontwikkelingsproces en van de houdbaarheid van externe hulp, en in overeenstemming met de verbintenissen van de Unie en de partnerlanden op het gebied van doeltreffendheid van internationale hulp, dient de Unie, waar passend en rekening houdend met de aard van het desbetreffende optreden, te bevorderen dat gebruik wordt gemaakt van de eigen instellingen, systemen en procedures van de partnerlanden.
In overeenstemming met de Europese consensus inzake ontwikkeling en de internationale agenda over doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, en zoals onderstreept wordt in de resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2011 over de toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden, de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2011 met als titel „Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering”, en de conclusies van de Raad van 14 mei 2012 over „De toekomstige strategie inzake EU-begrotingssteun aan derde landen”, moet begrotingssteun doeltreffend worden ingezet voor armoedebestrijding onder toepassing van partnerlandsystemen, om hulp voorspelbaarder te maken en de eigen verantwoordelijkheid van de partnerlanden inzake ontwikkelingsbeleid en hervormingsprocessen te stimuleren. In het vooruitzicht gestelde begrotingstranches worden alleen uitbetaald indien er vooruitgang is geboekt bij het nastreven van de met de partnerlanden overeengekomen doelstellingen. In de landen die dat soort financiële bijstand van de Unie genieten, ondersteunt de Unie de ontwikkeling van parlementair toezicht, auditcapaciteit, transparantie en publieke toegang tot informatie.
Optreden van de Unie dat gericht is op het bevorderen van de democratische beginselen en het versterken van het democratieproces kan worden geconcretiseerd, onder meer door het verlenen van steun aan organisaties van het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke instellingen die op dat terrein actief zijn, zoals het Europees Fonds voor Democratie.
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
Het is aangewezen dat de periode waarin deze verordening van toepassing is, in overeenstemming wordt gebracht met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013(13). Deze verordening dient derhalve met ingang van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 van toepassing te zijn,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I UITVOERING
Artikel 1 Onderwerp en beginselen
Voor de toepassing van deze verordening wordt, naargelang het geval, met de term „landen” ook gebieden en regio's bedoeld.
Deze verordening is niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van acties tot financiering van het Erasmus+-programma uit hoofde van Verordening (EU) nr. 233/2014, Verordening (EU) nr. 232/2014, Verordening (EU) nr. 231/2014 en Verordening (EU) nr. 234/2014. Die acties worden tenuitvoergelegd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad(14), op basis van de in het toepasselijke Instrument bedoelde indicatieve programmeringsdocumenten, met behoud van de conformiteit met die verordeningen.
De Commissie ziet erop toe dat de acties worden uitgevoerd overeenkomstig de doelstellingen van het toepasselijke Instrument en in overeenstemming met een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie. De uit hoofde van de Instrumenten verstrekte financiële bijstand van de Unie voldoet aan de voorschriften en procedures die zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, dat het financiële en juridische basiskader voor de uitvoering ervan vormt.
Bij de toepassing van deze verordening gebruikt de Commissie de meest doeltreffende en efficiënte uitvoeringsmethoden. Waar mogelijk en passend, gezien de aard van de actie geeft de Commissie tevens de voorkeur aan het gebruik van de eenvoudigste procedures.
Rekening houdend met lid 4 geeft de Commissie, bij de toepassing van deze verordening, waar mogelijk en passend gezien de aard van de actie, de voorkeur aan het gebruik van de systemen van de partnerlanden.
De Unie tracht de beginselen van democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden waarop zij berust, te bevorderen, ontwikkelen en bestendigen op basis van, waar passend, dialoog en samenwerking met de partnerlanden en -regio's. De Unie integreert die beginselen in de tenuitvoerlegging van de Instrumenten.
Artikel 2 Vaststelling van actieprogramma's, afzonderlijke maatregelen en bijzondere maatregelen
De Commissie stelt jaarlijkse actieprogramma's vast, indien van toepassing, op basis van de indicatieve programmeringsdocumenten waarnaar in het desbetreffende Instrument wordt verwezen. De Commissie kan ook meerjarige actieprogramma's vaststellen in overeenstemming met artikel 6, lid 3.
In de actieprogramma's worden voor elke actie de doelstellingen, de verwachte resultaten en hoofdactiviteiten, de uitvoeringsmethoden, de begroting en een indicatief tijdschema, eventuele bijbehorende steunmaatregelen en regelingen voor toezicht op de prestaties vermeld.
Indien nodig kan een actie, vóór of na de vaststellingvan jaarlijkse of meerjarige actieprogramma's, als afzonderlijke maatregel worden vastgesteld.
Bij onvoorziene, naar behoren gemotiveerde behoeften of omstandigheden, en wanneer financiering uit passender bronnen niet mogelijk is, kan de Commissie bijzondere maatregelen nemen die niet in de indicatieve programmeringsdocumenten worden vermeld, onder meer maatregelen om de overgang van noodhulp naar ontwikkelingsactiviteiten voor de lange termijn te vergemakkelijken of maatregelen om de bevolking beter in staat te stellen het hoofd te bieden aan terugkerende crises.
Actieprogramma's, afzonderlijke maatregelen en bijzondere maatregelen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
De in lid 2 bedoelde procedure is niet vereist voor:
-
afzonderlijke maatregelen waarvoor de financiële bijstand van de Unie niet meer dan 5 miljoen EUR bedraagt;
-
bijzondere maatregelen waarvoor de financiële bijstand van de Unie niet meer dan 10 miljoen EUR bedraagt;
-
technische wijzigingen in actieprogramma's, afzonderlijke maatregelen en bijzondere maatregelen. Technische wijzigingen zijn aanpassingen zoals:
-
de verlenging van de termijn voor de uitvoering;
-
de herschikking van middelen tussen in een jaarlijks of een meerjarig actieprogramma opgenomen acties; of
-
een verhoging of verlaging van het budget van de jaarlijkse of meerjarige actieprogramma's, of van afzonderlijke of bijzondere maatregelen voor een bedrag dat niet meer dan 20 % van het oorspronkelijke budget bedraagt, met een maximum van 10 miljoen EUR,
mits deze wijzigingen de doelstellingen van de betrokken maatregel niet substantieel aantasten.
-
De uit hoofde van dit lid genomen maatregelen worden binnen één maand na de vaststelling ervan aan het Europees Parlement en de lidstaten meegedeeld via het in artikel 16 bedoelde relevante comité.
De leden 1, 2 en 3 betreffende actieprogramma's en afzonderlijke maatregelen zijn niet van toepassing op grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het ENI.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, zoals bij crises of onmiddellijke bedreigingen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten of de fundamentele vrijheden, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 16, lid 4, afzonderlijke of bijzondere maatregelen of wijzigingen van bestaande actieprogramma's en maatregelen vaststellen.
Op projectniveau vindt een passend milieuonderzoek plaats, onder meer wat betreft het effect op klimaatverandering en biodiversiteit, overeenkomstig de toepasselijke wetgevingshandelingen van de Unie met inbegrip van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad(15) en Richtlijn 85/337/EEG van de Raad(16), waar nodig, met inbegrip van een milieueffectbeoordeling voor milieugevoelige projecten, in het bijzonder voor belangrijke nieuwe infrastructuur. Waar zulks relevant is, wordt bij de uitvoering van sectorale programma's gebruik gemaakt van strategische milieueffectbeoordelingen. Er wordt op toegezien dat de belanghebbenden bij de milieubeoordelingen worden betrokken en dat het publiek toegang krijgt tot de resultaten van die beoordeling.
Bij het ontwerpen en uitvoeren van programma's en projecten wordt terdege rekening gehouden met criteria inzake toegankelijkheid voor personen met een handicap.
Artikel 3 Steunmaatregelen
De Uniefinanciering kan dienen ter dekking van uitgaven voor de tenuitvoerlegging van de Instrumenten en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve steun in verband met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging, alsmede van uitgaven door de delegaties van de Unie voor de administratieve ondersteuning die nodig is voor het beheer van uit hoofde van de Instrumenten gefinancierde operaties.
Op voorwaarde dat de onder a), b) en c) genoemde activiteiten betrekking hebben op de algemene doelstellingen van het toepasselijke Instrument dat door middel van de acties wordt uitgevoerd, kan de financiering van de Unie dienen ter dekking van uitgaven met betrekking tot:
-
studies, bijeenkomsten, activiteiten op het gebied van informatie, voorlichting, opleiding, voorbereiding en uitwisseling van geleerde lessen en beste praktijken, publicatie en andere uitgaven voor administratieve of technische bijstand die voor het beheer van de acties vereist zijn;
-
onderzoeksactiviteiten en studies over relevante vraagstukken en verspreiding van de resultaten daarvan;
-
informatie- en communicatieactiviteiten, onder meer de ontwikkeling van communicatiestrategieën en institutionele voorlichting over de politieke prioriteiten van de Unie.
Steunmaatregelen kunnen buiten het kader van de indicatieve programmeringsdocumenten om worden gefinancierd. In voorkomend geval stelt de Commissie steunmaatregelen vast volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
De onderzoeksprocedure is niet van toepassing voor de vaststelling van steunmaatregelen waarvoor de financiële bijstand van de Unie niet meer bedraagt dan 10 miljoen EUR.
De steunmaatregelen waarvoor de financiële bijstand van de Unie niet meer bedraagt dan 10 miljoen EUR worden binnen een maand na de vaststelling ervan aan het Europees Parlement en de lidstaten gemeld via het in artikel 16 bedoelde bevoegde comité.