Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 van de Commissie van 4 juni 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 van de Commissie van 4 juni 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02014R0650 — NL — 28.03.2024 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 650/2014 VAN DE COMMISSIE van 4 juni 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 185 van 25.6.2014, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
Publicatieblad | ||||
nr. | blz. | datum | ||
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/912 VAN DE COMMISSIE van 28 mei 2019 | L 146 | 3 | 5.6.2019 | |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/796 VAN DE COMMISSIE van 4 maart 2024 | L 796 | 1 | 8.3.2024 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 650/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 juni 2014
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
Artikel 1
Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en algemene richtsnoeren
De bevoegde autoriteiten publiceren ingevolge artikel 143, lid 1, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU de informatie betreffende de teksten van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en algemene richtsnoeren die in hun lidstaat op het gebied van prudentiële regelgeving zijn aangenomen aan de hand van de toepasselijke formulieren als vastgesteld in de delen 1 tot en met 8 van bijlage I.
Artikel 2
Opties en discreties
De bevoegde autoriteiten publiceren ingevolge artikel 143, lid 1, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU de informatie betreffende de wijze van uitoefening van de in het Unierecht beschikbare opties en discreties aan de hand van de toepasselijke formulieren als vastgesteld in de delen 1 tot en met 12 van bijlage II.
Artikel 3
Algemene criteria en methodieken voor toetsing en evaluatie door de toezichthouder
De bevoegde autoriteiten publiceren ingevolge artikel 143, lid 1, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU de informatie betreffende de algemene criteria en methodieken die zij gebruiken bij de toetsing en evaluatie door de toezichthouder waarvan sprake in artikel 97 van die Richtlijn aan de hand van het formulier als vastgesteld in bijlage III.
Artikel 4
Geaggregeerde statistische gegevens
De bevoegde autoriteiten publiceren ingevolge artikel 143, lid 1, onder d), van Richtlijn 2013/36/EU de informatie over geaggregeerde statistische gegevens betreffende sleutelaspecten van de tenuitvoerlegging van het prudentiële kader aan de hand van de formulieren als vastgesteld in de delen 1 tot en met 6 van bijlage IV.
Artikel 5
Jaarlijkse publicatiedatum
De bevoegde autoriteiten publiceren de in artikel 143, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU opgelijste informatie voor het eerst tegen 31 juli 2014 op één enkele elektronische lokatie.
De bevoegde autoriteiten actualiseren de informatie waarvan sprake in artikel 143, lid 1, punt d), van die richtlijn tegen 30 juni van elk jaar. Die informatie heeft betrekking op het voorgaande kalenderjaar.
Voor de instellingen die onder hun prudentiële toezicht vallen, actualiseren de bevoegde autoriteiten de informatie waarvan sprake in artikel 143, lid 1, punten a), b) en c), van die richtlijn op gezette tijden, en hoe dan ook tegen 30 juni van elk jaar, tenzij de laatstelijk gepubliceerde informatie niet gewijzigd is.
Artikel 6
Slotbepalingen
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Regels en richtsnoeren
Lijst van templates | |
Deel 1 | Omzetting Richtlijn 2013/36/EU |
Deel 2 | Goedkeuring modellen |
Deel 3 | Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening |
Deel 4 | Kredietrisicolimitering |
Deel 5 | Specifieke openbaarmakingsvereisten voor instellingen |
Deel 6 | Ontheffingen voor toepassing prudentiële vereisten |
Deel 7 | Gekwalificeerde deelnemingen in een kredietinstelling |
Deel 8 | Verplichte en financiële rapportage |
Deel 1
Omzetting Richtlijn 2013/36/EU
Omzetting bepalingen Richtlijn 2013/36/EU | Bepalingen Richtlijn 2013/36/EU | Links naar nationale tekst(1) | Referentie(s) nationale bepalingen(2) | Beschikbaar in EN (JA/NEE) | |
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |||
020 | I. Onderwerp, toepassingsgebied en definities | Artikelen 1 t/m 3 | |||
030 | II. Bevoegde autoriteiten | Artikelen 4 t/m 7 | |||
040 | III. Vereisten voor toegang tot bedrijf van kredietinstelling | Artikelen 8 t/m 27 | |||
050 | 1. Algemene vereisten voor de toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen | Artikelen 8 t/m 21 ter | |||
060 | 2. Gekwalificeerde deelnemingen in een kredietinstelling | Artikelen 22 t/m 27 | |||
080 | V. Bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten | Artikelen 33 t/m 46 | |||
090 | 1. Algemene beginselen | Artikelen 33 t/m 34 | |||
100 | 2. Recht van vestiging van kredietinstellingen | Artikelen 35 t/m 38 | |||
110 | 3. Uitoefening recht tot het vrij verrichten van diensten | Artikel 39 | |||
120 | 4. Bevoegdheden bevoegde autoriteiten lidstaat van ontvangst | Artikelen 40 t/m 46 | |||
130 | VI. Betrekkingen met derde landen | Artikelen 47 t/m 48 | |||
140 | VII. Prudentieel toezicht | Artikelen 49 t/m 142 | |||
150 | 1. Beginselen van prudentieel toezicht | Artikelen 49 t/m 72 | |||
160 | 1.1 Bevoegdheid en taken lidstaten van herkomst en lidstaten van ontvangst | Artikelen 49 t/m 52 | |||
170 | 1.2 Uitwisseling van informatie en beroepsgeheim | Artikelen 53 t/m 62 | |||
180 | 1.3 Verplichtingen personen belast met wettelijke controle jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening | Artikel 63 | |||
190 | 1.4 Toezichtbevoegdheden, sanctiebevoegdheid en beroepsrecht | Artikelen 64 t/m 72 | |||
200 | 2. Toetsingsprocedures | Artikelen 73 t/m 110 | |||
210 | 2.1 Intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid (ICAAP) | Artikel 73 | |||
220 | 2.2 Regelingen, procedures en mechanismen van instellingen | Artikelen 74 t/m 96 | |||
230 | 2.3 Procedure voor toetsing en evaluatie door toezichthouder (SREP) | Artikelen 97 t/m 101 | |||
240 | 2.4 Toezichtmaatregelen en -bevoegdheden | Artikelen 102 t/m 107 | |||
250 | 2.5 Toepassingsniveau | Artikelen 108 t/m 110 | |||
260 | 3. Toezicht op geconsolideerde basis | Artikelen 111 t/m 127 | |||
270 | 3.1 Beginselen voor toezicht op geconsolideerde basis | Artikelen 111 t/m 118 | |||
280 | 3.2 Financiële holdings, gemengde financiële holdings en gemengde holdings | Artikelen 119 t/m 127 | |||
290 | 4. Kapitaalbuffers | Artikelen 128 t/m 142 | |||
300 | 4.1 Buffers | Artikelen 128 t/m 134 | |||
310 | 4.2 Bepaling en berekening contracyclische kapitaalbuffers | Artikelen 135 t/m 140 | |||
320 | 4.3 Kapitaalinstandhoudingsmaatregelen | Artikelen 141 t/m 142 | |||
330 | VIII. Openbaarmaking informatie door bevoegde autoriteiten | Artikelen 143 t/m 144 | |||
340 | IX. Wijzigingen in Richtlijn 2002/87/EG | Artikel 150 | |||
350 | X. Overgangs- en slotbepalingen | Artikelen 151 t/m 165 | |||
360 | 1. Overgangsbepalingen met betrekking tot het toezicht op instellingen die de vrijheid van vestiging en het recht tot het vrij verrichten van diensten uitoefenen | Artikelen 151 t/m 159 | |||
361 | 1 bis. Overgangsbepalingen inzake financiële holdings en gemengde financiële holdings | Artikel 159 bis | |||
370 | 1. Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers | Artikel 160 | |||
380 | 2. Slotbepalingen | Artikelen 161 t/m 165 | |||
(1) Hyperlink(s) naar website waar nationale tekst te vinden is waarmee betreffende Uniebepaling wordt omgezet. (2) Precieze vindplaats nationale bepalingen, zoals desbetreffende Titel, Hoofdstuk, alinea enz. |
Deel 2
Goedkeuring modellen
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) |
Beschrijving van de aanpak | ||
Aanpak toezichthouder voor goedkeuring gebruik interne-ratingbenadering (IRB) om minimale kapitaalvereisten voor kredietrisico te berekenen | ||
020 | Door instellingen die gebruik van IRB aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie | [vrije tekst] |
030 | Beschrijving evaluatieproces door bevoegde autoriteit (gebruik zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria | [vrije tekst] |
040 | Vorm besluiten bevoegde autoriteit en mededeling besluiten aan aanvragers | [vrije tekst] |
Aanpak toezichthouder voor goedkeuring gebruik interne-modellenbenadering (IMA) om minimale kapitaalvereisten voor marktrisico te berekenen | ||
050 | Door instellingen die gebruik IMA aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie | [vrije tekst] |
060 | Beschrijving evaluatieproces door bevoegde autoriteit (gebruik zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria | [vrije tekst] |
070 | Vorm besluiten bevoegde autoriteit en mededeling besluiten aan aanvragers | [vrije tekst] |
Aanpak toezichthouder voor goedkeuring gebruik interne-modellenmethode (IMM) om minimale kapitaalvereisten voor tegenpartijrisico te berekenen | ||
080 | Door instellingen die gebruik IMM aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie | [vrije tekst] |
090 | Beschrijving evaluatieproces door bevoegde autoriteit (gebruik zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria | [vrije tekst] |
100 | Vorm besluiten bevoegde autoriteit en mededeling besluiten aan aanvragers | [vrije tekst] |
Aanpak toezichthouder voor goedkeuring gebruik geavanceerde meetbenadering (AMA) om minimale kapitaalvereisten voor operationeel risico te berekenen | ||
110 | Door instellingen die gebruik AMA aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie | [vrije tekst] |
120 | Beschrijving evaluatieproces door bevoegde autoriteit (gebruik zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria | [vrije tekst] |
130 | Vorm besluiten bevoegde autoriteit en mededeling besluiten aan aanvragers | [vrije tekst] |
Deel 3
Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening
Verordening (EU) nr. 575/2013 | Bepalingen | Door bevoegde autoriteit te verstrekken informatie | |
010 | Datum laatste bijwerking van informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |
020 | Artikel 153, lid 5 | Heeft de bevoegde autoriteit een leidraad gepubliceerd waarin zij toelicht hoe instellingen bij het toekennen van risicogewichten aan blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening rekening moeten houden met de in artikel 153, lid 5, bedoelde factoren? | [Ja/Nee] |
030 | Zo ja, gelieve de referentie van die nationale leidraad te geven. | [referentie van de nationale tekst] | |
040 | Is de nationale leidraad beschikbaar in het Engels? | [Ja/Nee] |
Deel 4
Kredietrisicolimitering
Verordening (EU) nr. 575/2013 | Bepalingen | Beschrijving | Door bevoegde autoriteit te verstrekken informatie | ||
010 | Datum laatste bijwerking van informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |||
020 | Artikel 201, lid 2 | Bekendmaking lijst financiële instellingen die toelaatbare verschaffers zijn van niet-volgestorte kredietprotectie, of leidende criteria voor het identificeren van deze instellingen | De bevoegde autoriteiten zorgen voor bekendmaking en het bijhouden van de lijst van financiële instellingen die toelaatbare verschaffers zijn van niet-volgestorte kredietprotectie krachtens artikel 201, lid 1, punt f), van Verordening (EU) nr. 575/2013, of van de leidende criteria voor de vaststelling van deze instellingen. | Lijst financiële instellingen of leidende criteria voor identificatie ervan | [vrije tekst – op de website van de bevoegde autoriteit kan een hyperlink naar die lijst of die leidende criteria worden gegeven] |
030 | Beschrijving toepasselijke prudentiële vereisten | De bevoegde autoriteiten maken een beschrijving van de toepasselijke prudentiële vereisten bekend, samen met de lijst van de toelaatbare financiële instellingen of van de leidende criteria voor het identificeren van deze instellingen. | Beschrijving van door de bevoegde autoriteit toegepaste prudentiële vereisten | [vrije tekst] | |
040 | Artikel 227, lid 2, punt e) | Voorwaarden voor toepassing volatiliteitsaanpassing van 0 % | Volgens de Financial collateral comprehensive method (FCCM) kunnen instellingen een volatiliteitsaanpassing van 0 % toepassen mits de transactie wordt afgewikkeld in een afwikkelingssysteem dat voor dit soort transacties betrouwbaar is gebleken. | Nadere beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit het afwikkelingssysteem als een betrouwbaar systeem aanmerkt. | [vrije tekst] |
050 | Artikel 227, lid 2, punt f) | Voorwaarden voor toepassing volatiliteitsaanpassing van 0 % | Volgens de Financial collateral comprehensive method (FCCM) kunnen instellingen een volatiliteitsaanpassing van 0 % toepassen mits de documentatie van de overeenkomst of de transactie de standaardmarktdocumentatie is voor retrocessietransacties of voor transacties inzake het verstrekken of opnemen van leningen in de betrokken effecten. | Documentatie die als standaardmarktdocumentatie geldt. | [vrije tekst] |
060 | Artikel 229, lid 1 | Waarderingsbeginselen voor door onroerend goed gedekte zekerheden in kader van IRB-benadering | Onroerend goed kan door een onafhankelijke taxateur worden gewaardeerd tegen of onder de hypotheekwaarde in lidstaten die in hun wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen strenge criteria voor de berekening van de hypotheekwaarde hebben vastgesteld. | In nationale wetgeving vastgestelde criteria voor berekening hypotheekwaarde | [vrije tekst] |
Deel 5
Specifieke openbaarmakingsvereisten voor instellingen
Richtlijn 2013/36/EU | Verordening (EU) nr. 575/2013 | Bepaling | Door bevoegde autoriteit te verstrekken informatie | ||
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |||
020 | Artikel 106, lid 1, punt a) | De bevoegde autoriteiten kunnen instellingen ertoe verplichten frequenter dan jaarlijks en binnen bepaalde termijnen de in deel acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie te publiceren. | Publicatiefrequentie en -termijnen voor instellingen | [vrije tekst] | |
030 | Artikel 106, lid 1, punt b) | De bevoegde autoriteiten kunnen instellingen ertoe verplichten specifieke media en locaties voor publicaties niet zijnde financiële overzichten te gebruiken. | Door instellingen te gebruiken soorten specifieke media | [vrije tekst] |
Deel 6
Ontheffingen voor toepassing prudentiële vereisten
Verordening (EU) nr. 575/2013 | Bepalingen | Beschrijving | Door bevoegde autoriteit te verstrekken informatie | ||
010 | Datum laatste bijwerking van informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |||
020 | Artikel 7, leden 1 en 2 (Individuele ontheffingen voor dochterondernemingen) | Ontheffing van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee, drie, vier, zeven, zeven bis en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | De ontheffing kan worden verleend aan dochterondernemingen van een instelling, wanneer zowel de dochteronderneming als de instelling onder het vergunningstelsel en toezicht van de betrokken lidstaat valt, en de dochteronderneming is opgenomen in het toezicht op geconsolideerde basis van de instelling die de moederonderneming is, en mits alle voorwaarden van artikel 7, lid 1, punten a) tot en met d), zijn vervuld. | Door de bevoegde autoriteit toe te passen criteria bij de beoordeling of de voorwaarden van artikel 7, lid 1, punten a) tot en met d), zijn vervuld. | [vrije tekst] |
030 | Artikel 7, lid 3 (Individuele ontheffingen voor moederondernemingen) | Ontheffing van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee, drie, vier, zeven, zeven bis en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | De ontheffing kan worden verleend aan een moederonderneming in een lidstaat waar die instelling onder het vergunningstelsel en toezicht van de betrokken lidstaat valt, en deze onderneming is opgenomen in het toezicht op geconsolideerde basis, en mits alle voorwaarden van artikel 7, lid 3, punten a) en b), zijn vervuld. | Door de bevoegde autoriteit toe te passen criteria bij de beoordeling of er geen belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva, en dat de voor het geconsolideerde toezicht relevante procedures voor risicobeoordeling, risicometing en risicocontrole de moederonderneming in een lidstaat bestrijken. | [vrije tekst] |
040 | Artikel 8, leden 1 en 2 (Ontheffingen liquiditeitsvereisten voor dochterondernemingen) | Ontheffing van de toepassing op individuele basis van liquiditeitsvereisten uit deel zes van Verordening (EU) nr. 575/2013 wanneer alle voorwaarden van artikel 8, lid 1, punten a) tot en met d), zijn vervuld. | De ontheffing kan worden verleend aan instellingen binnen een subgroep mits die instellingen voldoen aan de voorwaarden van artikel 8, lid 1, punten a) tot en met d). Een van die voorwaarden is dat deze instellingen ten genoegen van de bevoegde autoriteiten overeenkomsten zijn aangegaan die voorzien in het vrije verkeer van middelen tussen hen onderling om hen in staat te stellen aan hun individuele en gezamenlijke verplichtingen te voldoen wanneer deze komen te vervallen overeenkomstig artikel 8, lid 1, punt c). | Door de bevoegde autoriteit toe te passen criteria bij de beoordeling van de vraag of de voorwaarden van artikel 8, lid 1, punten a) tot en met d), zijn vervuld. | [vrije tekst] |
Artikel 8, lid 3 (Ontheffingen grensoverschrijdende liquiditeitsvereisten) | Ontheffing van de toepassing van liquiditeitsvereisten van deel zes van Verordening (EU) nr. 575/2013 wanneer aan instellingen binnen één enkele liquiditeitssubgroep in meerdere lidstaten een vergunning is verleend. | De ontheffing kan worden verleend aan de instellingen binnen de enkele subgroep indien bevoegde autoriteiten overeenstemming hebben bereikt over de elementen in artikel 8, lid 3, punten a) tot en met f), en na het volgen van de procedure van artikel 21. | Door de bevoegde autoriteit toe te passen criteria bij de beoordeling of aan de elementen uit artikel 8, lid 3, punten a) tot en met f), is voldaan. | [vrije tekst] | |
050 | Artikel 9, lid 1 (Individuele consolidatiemethode) | Toestemming voor moederinstellingen om bij de berekening van hun prudentiële vereisten als bedoeld in de delen twee, drie, vier, zeven, zeven bis en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | De toestemming wordt alleen verleend indien de moederinstelling, in overeenstemming met artikel 9, lid 2, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten volledig aantoont dat er geen feitelijke of juridische belemmering van wezenlijke betekenis aanwezig of te voorzien is die verhindert dat de in de berekening van de vereisten in aanmerking genomen dochteronderneming op de vervaldag onmiddellijk eigen vermogen overdraagt of passiva terugbetaalt aan haar moederonderneming. | Criteria die de bevoegde autoriteit toepast om te beoordelen of er geen belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva. | [vrije tekst] |
060 | Artikel 10 (Kredietinstellingen die blijvend aangesloten zijn bij een centraal orgaan) | Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee tot en met acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | De lidstaten kunnen bestaande nationale wetgeving betreffende de toepassing van de ontheffing in stand houden en gebruiken voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 575/2013 of Richtlijn 2013/36/EU. | Toepasselijke nationale wet- of regelgeving betreffende de toepassing van de ontheffing | [referentie van de nationale tekst] |
Deel 7
Gekwalificeerde deelnemingen in een kredietinstelling
Richtlijn 2013/36/EU | Vereiste criteria en informatie om na te gaan of de kandidaat-verwerver geschikt is om een kredietinstelling te verwerven en om de financiële soliditeit van de voorgenomen verwerving te beoordelen | Door bevoegde autoriteit te verstrekken informatie | ||
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | ||
020 | Artikel 23, lid 1, punt a) | Reputatie kandidaat-verwerver | Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de integriteit van de kandidaat-verwerver beoordeelt. | [vrije tekst] |
030 | Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de beroepsbekwaamheid van de kandidaat-verwerver beoordeelt. | [vrije tekst] | ||
040 | Praktische details van het samenwerkingsproces tussen bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2013/36/EU | [vrije tekst] | ||
050 | Artikel 23, lid 1, punt b) | Reputatie, kennis, vaardigheden en ervaring van leden van het leidinggevend orgaan die het bedrijf van de kredietinstelling zullen leiden. | Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de reputatie, kennis, vaardigheden en ervaring van de leden van het leidinggevend orgaan beoordeelt. | [vrije tekst] |
060 | Artikel 23, lid 1, punt c) | Financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver | Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver beoordeelt. | [vrije tekst] |
070 | Praktische details van het samenwerkingsproces tussen bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2013/36/EU | [vrije tekst] | ||
080 | Artikel 23, lid 1, punt d) | Naleving door de kredietinstelling van de prudentiële vereisten | Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit beoordeelt of de kredietinstelling al dan niet in staat zal zijn om aan de prudentiële vereisten te voldoen. | [vrije tekst] |
090 | Artikel 23, lid 1, punt e) | Vermoeden van witwaspraktijken of terrorismefinanciering | Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit beoordeelt of er al dan niet goede redenen zijn om te vermoeden dat geld wordt witgewassen of terrorisme wordt gefinancierd. | [vrije tekst] |
100 | Praktische details van het samenwerkingsproces tussen bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2013/36/EU | [vrije tekst] | ||
110 | Artikel 23, lid 4 | Lijst met de bij de kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten te verstrekken informatie | Lijst met informatie die bij de kennisgeving door de kandidaat-verwerver moet worden verstrekt om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de kandidaat-verwerver en de voorgenomen verwerving te beoordelen. | [vrije tekst] |
Deel 8
Verplichte en financiële rapportage
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) |
020 | Uitvoering rapportage financiële informatie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/451 van de Commissie | |
030 | Is de toepassing van de in artikel 430, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde verplichting uitgebreid tot instellingen die niet de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1606/2002 geldende internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen? | [Ja/Nee] |
040 | Zo ja, welke kaders voor financiële verslaggeving passen zij toe op deze instellingen? | [vrije tekst] |
050 | Zo ja, op welk niveau wordt de rapportage toegepast? (op individuele / geconsolideerde / gesubconsolideerde basis) | [vrije tekst] |
060 | Is de toepassing van de in artikel 430, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde verplichting uitgebreid tot financiële entiteiten niet zijnde kredietinstellingen of beleggingsondernemingen? | [Ja/Nee] |
070 | Zo ja, welke soorten financiële entiteiten (bv. financiële ondernemingen) zijn aan deze rapportageverplichtingen onderworpen? | [vrije tekst] |
080 | Zo ja, wat is de omvang van deze financiële entiteiten wat balanstotaal betreft (op individuele basis)? | [vrije tekst] |
090 | Worden XBRL-normen gebruikt bij de rapportage aan de bevoegde autoriteit? | [Ja/Nee] |
100 | Uitvoering rapportage eigen vermogen en eigenvermogensvereisten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/451 van de Commissie | |
110 | Is de toepassing van de in artikel 430, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde verplichtingen uitgebreid tot financiële entiteiten niet zijnde kredietinstellingen of beleggingsondernemingen? | [Ja/Nee] |
120 | Zo ja, welke kaders voor financiële verslaggeving passen zij toe op deze financiële entiteiten? | [vrije tekst] |
130 | Zo ja, welke soorten financiële entiteiten (bv. financiële ondernemingen) zijn aan deze rapportageverplichtingen onderworpen? | [vrije tekst] |
140 | Zo ja, wat is de omvang van deze financiële entiteiten wat balanstotaal betreft (op individuele basis)? | [vrije tekst] |
150 | Worden XBRL-normen gebruikt bij de rapportage aan de bevoegde autoriteit? | [Ja/Nee] |
BIJLAGE II
Opties en discreties
Lijst van templates | |
Deel 1 | Overzicht opties en discreties in Richtlijn 2013/36/EU, Verordening (EU) nr. 575/2013 en gedelegeerde verordening LCR (Verordening (EU) 2015/61) |
Deel 2 | Overzicht van overgangsopties en -discreties in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 |
Deel 3 | Variabele beloningscomponenten (artikel 94 van Richtlijn 2013/36/EU) |
Deel 1
Overzicht opties en discreties in Richtlijn 2013/36/EU, Verordening (EU) nr. 575/2013 en gedelegeerde verordening LCR (Verordening (EU) 2015/61)
Richtlijn 2013/36/EU | Verordening (EU) nr. 575/2013 | Gedelegeerde verordening LCR (Verordening (EU) 2015/61) | Adressaat | Benaming | Beschrijving optie of discretie | Uitgeoefend (J/N/n.v.t.)(1) | Nationale tekst(2) | Referentie(s)(3) | Beschikbaar in EN (J/N) | Details / Opmerkingen | |
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |||||||||
020 | Artikel 9, lid 2 | Lidstaten | Uitzondering op het verbod voor personen of ondernemingen niet zijnde kredietinstellingen om deposito’s of andere terugbetaalbare gelden van het publiek aan te trekken. | Het verbod voor personen of ondernemingen niet zijnde kredietinstellingen om deposito’s of andere terugbetaalbare gelden van het publiek aan te trekken, is niet van toepassing op een lidstaat, een regionale of lagere overheid van een lidstaat, een internationale openbare instelling waarvan een of meer lidstaten lid zijn, of op de uitdrukkelijk in het nationale of Unierecht bedoelde gevallen, mits die werkzaamheden onderworpen zijn aan reglementering en controle ter bescherming van deposanten en beleggers. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
030 | Artikel 12, lid 3 | Lidstaten | Aanvangskapitaal | De lidstaten kunnen beslissen dat kredietinstellingen die niet voldoen aan de vereisten om een afgescheiden eigen vermogen aan te houden en die op 15 december 1979 bestonden, hun bedrijf kunnen voortzetten. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
040 | Artikel 12, lid 3 | Lidstaten | Aanvangskapitaal | Kredietinstellingen waarvoor de lidstaten hebben beslist dat zij hun bedrijf in overeenstemming met artikel 12, lid 3, Richtlijn 2013/36/EU kunnen voortzetten, kunnen door de lidstaat worden vrijgesteld van de inachtneming van de in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereisten. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
050 | Artikel 12, lid 4 | Lidstaten | Aanvangskapitaal | Lidstaten kunnen een vergunning verlenen aan bepaalde categorieën kredietinstellingen met een aanvangskapitaal van minder dan 5 miljoen EUR mits het aanvangskapitaal niet minder bedraagt dan 1 miljoen EUR en de betrokken lidstaat de Commissie en de EBA in kennis stelt van de redenen waarom hij van deze optie gebruikmaakt. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
060 | Artikel 21, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Vrijstellingen voor blijvend bij een centraal orgaan aangesloten kredietinstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan, vrijstellen van de in artikel 10, artikel 12 en artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU gestelde vereisten. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
090 | Artikel 40 | Bevoegde autoriteiten | Vereisten inzake rapportage aan bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst | De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen voorschrijven dat elke kredietinstelling die een bijkantoor op het grondgebied van deze lidstaat heeft, voor informatiedoeleinden, voor statistische doeleinden of voor toezichtdoeleinden, aan deze bevoegde autoriteiten periodiek moet rapporteren over haar werkzaamheden in die lidstaat van ontvangst, met name om te kunnen beoordelen of het gaat om een significant bijkantoor in de zin van artikel 51, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
121 | Artikel 133, lid 1 | Lidstaten | Vereiste een systeemrisicobuffer aan te houden | Lidstaten kunnen voor de financiële sector of een of meer segmenten van die sector voor alle blootstellingen of een segment daarvan een systeemrisicobuffer bestaande uit tier 1-kernkapitaal instellen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
130 | Artikel 134, lid 1 | Lidstaten | Erkenning van een systeemrisicobufferpercentage | Andere lidstaten kunnen het in overeenstemming met artikel 133 bepaalde systeemrisicobufferpercentage erkennen en kunnen dat bufferpercentage toepassen op instellingen waaraan op nationaal niveau vergunning is verleend, voor blootstellingen die gesitueerd zijn in de lidstaat die dit bufferpercentage bepaalt. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
140 | Artikel 152, eerste alinea | Lidstaten | Vereisten inzake rapportage aan bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst | De bevoegde autoriteiten van lidstaten van ontvangst kunnen voor statistische doeleinden voorschrijven dat elke kredietinstelling die een bijkantoor op het grondgebied van die lidstaat heeft, aan deze bevoegde autoriteiten periodiek moet rapporteren over haar werkzaamheden in die lidstaten van ontvangst. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
150 | Artikel 152, tweede alinea | Lidstaten | Vereisten inzake rapportage aan bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst | De lidstaten van ontvangst kunnen van bijkantoren van kredietinstellingen uit andere lidstaten dezelfde gegevens eisen als zij voor dat doel van de nationale kredietinstellingen eisen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
155 | Artikel 131, lid 5 | Bevoegde autoriteiten | Buffers | De bevoegde autoriteit of de aangewezen autoriteit kan iedere ASI, op geconsolideerde, gesubconsolideerde of individuele basis, naargelang het geval, verplichten een ASI-buffer aan te houden van ten hoogste 3 % van het totaal van de risicoposten berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013, rekening houdende met de criteria op grond waarvan wordt bepaald of de instelling een ASI is. Die buffer bestaat uit tier 1-kernkapitaal. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
156 | Artikel 160, lid 6 | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers | De lidstaten kunnen een kortere overgangsperiode voor kapitaalbuffers opleggen dan die welke in artikel 160, leden 1 tot en met 4, is bepaald. Die kortere overgangsperiode kan door andere lidstaten worden erkend. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
165 | Artikel 4, lid 1, punt 145, b) | Lidstaten | Indeling als “kleine en niet-complexe instelling” | Lidstaten kunnen de drempelwaarde van 5 miljard EUR voor het gemiddelde van de totale waarde van de activa van instellingen over de periode van vier jaar onmiddellijk voorafgaand aan het lopende boekjaar verlagen op individuele basis of, in voorkomend geval, op geconsolideerde basis overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
170 | Artikel 4, lid 2 | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | Behandeling van indirect bezit van onroerend goed | De lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat aandelen die een gelijkwaardig indirect bezit van onroerend goed vertegenwoordigen, als direct bezit van onroerend goed worden behandeld mits dergelijk indirect bezit specifiek geregeld is in het nationale recht van de lidstaat en dat het, indien dit indirect bezit als zekerheid in pand is gegeven, crediteuren een gelijkwaardige bescherming biedt. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
190 | Artikel 24, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Rapportage en verplicht gebruik IFRS | De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat instellingen de actiefposten en de posten buiten de balanstelling waarderen en het eigen vermogen bepalen overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen die van toepassing zijn krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
200 | Artikel 89, lid 3 | Bevoegde autoriteiten | Risicoweging van en verbod op gekwalificeerde deelnemingen buiten de financiële sector | De bevoegde autoriteiten passen de volgende vereisten toe op de in de leden 1 en 2 bedoelde gekwalificeerde deelnemingen van instellingen: voor het berekenen van de kapitaalvereisten overeenkomstig deel drie van deze verordening passen de instellingen een risicogewicht van 1 250 % toe op het hoogste van de volgende twee bedragen: i) het bedrag van de in lid 1 bedoelde gekwalificeerde deelnemingen dat hoger is dan 15 % van het in aanmerking komende kapitaal; ii) het totale bedrag van de in lid 2 bedoelde gekwalificeerde deelnemingen dat hoger is dan 60 % van het in aanmerking komende kapitaal van de instelling. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
201 | Artikel 89, lid 3 | Bevoegde autoriteiten | Risicoweging van en verbod op gekwalificeerde deelnemingen buiten de financiële sector | De bevoegde autoriteiten passen de volgende vereisten toe op de in de leden 1 en 2 bedoelde gekwalificeerde deelnemingen van instellingen: de bevoegde autoriteiten verbieden instellingen om de in de leden 1 en 2 bedoelde gekwalificeerde deelnemingen aan te houden ten belope van een bedrag dat hoger is dan de in die leden bepaalde percentages van het in aanmerking komende kapitaal. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
220 | Artikel 430, lid 4 | Bevoegde autoriteiten | Rapportage inzake eigenvermogensvereisten en financiële informatie | De bevoegde autoriteiten kunnen kredietinstellingen die hun eigen vermogen op geconsolideerde basis volgens internationale standaarden voor jaarrekeningen bepalen, op grond van artikel 24, lid 2, verplichten om financiële informatie overeenkomstig dit artikel te rapporteren. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
230 | Artikel 124, lid 2 | Bevoegde of aangewezen autoriteiten | Risicogewichten en criteria van toepassing op door hypotheken op onroerend goed gedekte blootstellingen | De overeenkomstig lid 1 bis van dit artikel aangewezen autoriteit mag de voor die blootstellingen toepasselijke risicogewichten verhogen binnen de in de vierde alinea van dit lid vastgestelde bandbreedtes of striktere criteria opleggen dan die uit artikel 125, lid 2, of artikel 126, lid 2. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
240 | Artikel 129, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties | De bevoegde autoriteiten kunnen, na raadpleging van de EBA, gedeeltelijke ontheffing van de toepassing van de punt c) van de eerste alinea, verlenen en kredietkwaliteitscategorie 2 toestaan voor maximaal 10 % van de totale blootstelling van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende instelling, mits kan worden aangetoond dat de toepassing van het in dat punt vermelde vereiste betreffende kredietkwaliteitscategorie 1 in de betrokken lidstaten mogelijk tot ernstige concentratieproblemen kan leiden. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
241 | Artikel 129, lid 1 bis, punt c) | Bevoegde autoriteiten | Blootstellingen met betrekking tot kredietinstellingen in aanmerking komend voor kredietkwaliteitscategorie 3 in de vorm van derivatencontracten | De krachtens artikel 18, lid 2, van Richtlijn (EU) 2019/2162 aangewezen bevoegde autoriteiten kunnen, na raadpleging van de EBA, toestemming verlenen voor blootstellingen in de vorm van derivatencontracten aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 3 in aanmerking komen, mits aanmerkelijke potentiële concentratieproblemen in de betrokken lidstaten als gevolg van de toepassing van de in dit lid bedoelde verplichtingen van kredietkwaliteitscategorieën 1 en 2 kunnen worden aangetoond. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
242 | Artikel 129, lid 3 bis | Lidstaten | Minimumniveau overwaarde zekerheidsstelling voor gedekte obligaties | Lidstaten kunnen voor gedekte obligaties een minimumniveau van overwaarde van zekerheden lager dan 5 % vaststellen of hun bevoegde autoriteiten toestaan dit soort niveau vast te stellen, mits aan de voorwaarde van punt a) en b) van deze alinea is voldaan. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
250 | Artikel 164, lid 6 | Bevoegde autoriteiten | Minimumwaarden van het naar blootstelling gewogen gemiddelde Loss Given Default (LGD) voor door onroerend goed gedekte blootstellingen | Op basis van de gegevens die krachtens artikel 430 bis zijn verzameld en van alle andere relevante indicatoren, en rekening houdende met de toekomstige ontwikkelingen op de markten voor onroerend goed, beoordeelt de overeenkomstig lid 5 van dit artikel aangewezen autoriteit periodiek, en ten minste jaarlijks, of de in lid 4 van dit artikel bedoelde minimale LGD-waarden geschikt zijn voor blootstellingen die gedekt zijn door hypotheken op niet-zakelijk onroerend goed of zakelijk onroerend goed dat in een of meer delen van het grondgebied van de lidstaat van de betrokken autoriteit is gesitueerd. Indien de overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit op basis van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde beoordeling tot de conclusie komt dat de minimale LGD-waarden als bedoeld in lid 4 ontoereikend zijn, en indien zij van oordeel is dat de ontoereikendheid van de LGD-waarden een negatief effect kan hebben op de huidige of toekomstige financiële stabiliteit in de eigen lidstaat, kan zij hogere minimale LGD-waarden bepalen voor de blootstellingen die in een of meer delen van het grondgebied van de lidstaat van de betrokken autoriteit zijn gesitueerd. Die hogere minimumwaarden kunnen ook worden toegepast op het niveau van een of meer onroerendgoedsegmenten van dergelijke blootstellingen. De overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit stelt de EBA en het ESRB in kennis voordat zij het in dit lid bedoelde besluit neemt. Uiterlijk één maand na ontvangst van die kennisgeving verstrekken de EBA en het ESRB hun advies aan de betrokken lidstaat. De EBA en het ESRB publiceren deze LGD-waarden. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
260 | Artikel 178, lid 1, punt b) | Bevoegde autoriteiten | Wanbetaling door debiteuren | De bevoegde autoriteiten kunnen de termijn van 90 dagen vervangen door een termijn van 180 dagen voor blootstellingen die zijn gedekt door niet-zakelijk onroerend goed of door zakelijk onroerend goed van kmo’s en die kunnen worden ingedeeld in de categorie “blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen”, alsmede voor blootstellingen met betrekking tot publiekrechtelijke lichamen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
261 | Artikel 178, lid 2, punt d) | Bevoegde autoriteiten | Materialiteitsdrempel | De bevoegde autoriteiten bepalen de drempel voor het beoordelen van de materialiteit van een achterstallige kredietverplichting. Deze drempel weerspiegelt een risiconiveau dat de bevoegde autoriteit als redelijk beschouwt. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
270 | Artikel 284, lid 4 | Bevoegde autoriteiten | Blootstellingswaarde | De bevoegde autoriteiten kunnen een α hoger dan 1,4 eisen of de instellingen toestaan hun eigen ramingen te gebruiken in overeenstemming met artikel 284, lid 9. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
280 | Artikel 284, lid 9 | Bevoegde autoriteiten | Blootstellingswaarde | De bevoegde autoriteiten kunnen instellingen toestaan hun eigen ramingen van alfa te gebruiken. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
290 | Artikel 327, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Netting tussen een converteerbaar waardepapier en een compenserende positie in het onderliggende instrument | De bevoegde autoriteiten kunnen een benadering volgen waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van de conversie van een bepaald converteerbaar waardepapier, of een eigenvermogensvereiste voorschrijven ter dekking van eventuele bij conversie geleden verliezen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
300 | Artikel 395, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Limieten voor grote blootstellingen m.b.t. instellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen een limiet voor grote blootstellingen lager dan 150 000 000 EUR bepalen voor blootstellingen met betrekking tot instellingen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
310 | Artikel 400, lid 2, punt a), en artikel 493, lid 3, punt a) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor gedekte obligaties in de zin van artikel 129, leden 1, 3 en 6. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
320 | Artikel 400, lid 2, punt b), en artikel 493, lid 3, punt b) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op regionale of lokale overheden van de lidstaten vertegenwoordigen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
330 | Artikel 400, lid 2, punt c), en artikel 493, lid 3, punt c) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen van een instelling aan haar moederonderneming, aan dochterondernemingen van haar moederonderneming of aan haar eigen dochterondernemingen en gekwalificeerde deelnemingen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
340 | Artikel 400, lid 2, punt d), en artikel 493, lid 3, punt d) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot regionale of centrale kredietinstellingen waarmee de kredietinstelling in het kader van een netwerk is verbonden en die belast zijn met de verevening van onderlinge geldposities binnen het netwerk. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
350 | Artikel 400, lid 2, punt e), en artikel 493, lid 3, punt e) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot kredietinstellingen, aangegaan door kredietinstellingen waarvan er één op niet-concurrerende basis werkzaam is en in het kader van wetgevingsprogramma’s of overeenkomstig haar statuten leningen verstrekt of waarborgt, waarmee steun wordt verleend aan bepaalde economische sectoren, waarbij de overheid op enigerlei wijze toezicht houdt en er beperkingen gelden voor de besteding van de leningen, mits de respectieve blootstellingen voortvloeien uit dergelijke leningen die via kredietinstellingen worden doorgegeven aan de begunstigden, of uit de waarborgen van deze leningen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
360 | Artikel 400, lid 2, punt f), en artikel 493, lid 3, punt f) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot instellingen, mits deze blootstellingen geen eigen vermogen van die instellingen vormen, uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan en niet in een belangrijke handelsvaluta luiden. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
370 | Artikel 400, lid 2, punt g), en artikel 493, lid 3, punt g) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot centrale banken in de vorm van bij deze centrale banken aan te houden voorgeschreven minimumreserves die in hun nationale valuta luiden. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
380 | Artikel 400, lid 2, punt h), en artikel 493, lid 3, punt h) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot centrale overheden in de vorm van wettelijk vereiste liquiditeit die in overheidspapier wordt aangehouden en die in de nationale valuta luidt en gefinancierd is, mits, volgens de discretie van de bevoegde autoriteit, de door een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) toegekende kredietbeoordeling van deze centrale overheden als investeringswaardig is aan te merken. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
390 | Artikel 400, lid 2, punt i), en artikel 493, lid 3, punt i) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor 50 % van de documentaire kredieten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling en van de niet-opgenomen kredietfaciliteiten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling bedoeld in bijlage I en, met instemming van de bevoegde autoriteiten, 80 % van de garanties niet zijnde leninggaranties met een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag die voor de leden worden verstrekt door onderlingegarantiesystemen met de status van kredietinstelling. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
400 | Artikel 400, lid 2, punt j), en artikel 493, lid 3, punt j) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor wettelijk vereiste garanties die worden gebruikt wanneer een door de uitgifte van obligaties met een hypotheek als onderpand gefinancierde hypothecaire lening wordt betaald aan de hypotheeknemer vóór de definitieve registratie in het kadaster, mits de garantie niet wordt gebruikt ter vermindering van het risico bij de berekening van de risicogewogen posten. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
410 | Artikel 400, lid 2, punt k) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die blootstellingen vertegenwoordigen blootstellingen in de vorm van een zekerheid of garantie voor woonkredieten. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
411 | Artikel 493, lid 3, punt k) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op en andere blootstellingen met betrekking tot erkende beurzen vertegenwoordigen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
412 | Artikel 400, lid 2, punt l) | Bevoegde autoriteiten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen in vorm van een garantie voor door de overheid gesteunde exportkredieten. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
420 | Artikel 412, lid 5 | Lidstaten | Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR) | De lidstaten kunnen op het gebied van liquiditeitsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor liquiditeitsdekkingsvereisten worden bepaald en in de Unie volledig worden ingevoerd overeenkomstig artikel 460. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
430 | Artikel 412, lid 5 | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR) | De lidstaten of de bevoegde autoriteiten kunnen instellingen waaraan in eigen land een vergunning is verleend, of subgroepen van die instellingen, ertoe verplichten een hoger liquiditeitsdekkingsvereiste tot 100 % te handhaven totdat de bindende minimumnorm volledig wordt ingevoerd op een percentage van 100 % overeenkomstig artikel 460. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
460 | Artikel 420, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Liquiditeitsuitstroompercentage | De bevoegde autoriteiten bepalen de uitstromen die moeten worden toegerekend aan de producten en diensten die niet onder de verordening vallen, mits de waarschijnlijkheid en potentiële omvang van de liquiditeitsuitstromen materieel zijn. De bevoegde autoriteiten kunnen een uitstroompercentage van ten hoogste 5 % toepassen voor met handelsfinanciering verband houdende producten buiten de balanstelling als bedoeld in artikel 429 en in bijlage I. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
461 | Artikel 428 septdecies, lid 10 | Bevoegde autoriteiten | Factoren voor de vereiste stabiele financiering | De bevoegde autoriteiten kunnen bepalen welke factoren voor de vereiste stabiele financiering moeten worden toegepast op blootstellingen buiten de balanstelling die niet in de VKV zijn gespecificeerd. | |||||||
462 | Artikel 428 octodecies, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Factoren voor de vereiste stabiele financiering | De bevoegde autoriteiten kunnen de bezwaringstermijn bepalen voor activa die gescheiden zijn. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
463 | Artikel 428 quaterquadragies, lid 10 | Bevoegde autoriteiten | Factoren voor de vereiste stabiele financiering | De bevoegde autoriteiten kunnen bepalen welke factoren voor de vereiste stabiele financiering moeten worden toegepast op niet in de VKV vermelde blootstellingen buiten de balanstelling met betrekking tot de vereenvoudigde berekening van de nettostabielefinancieringsratio. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
464 | Artikel 428 quinquadragies, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Factoren voor de vereiste stabiele financiering | De bevoegde autoriteiten kunnen de bezwaringstermijn bepalen voor activa die zijn gescheiden, met betrekking tot de vereenvoudigde berekening van de nettostabielefinancieringsratio. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
510 | Artikel 471, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Vrijstelling van aftrekking van deelnemingen in verzekeringsondernemingen van tier 1-kernkapitaalbestanddelen | In afwijking van artikel 49, lid 1, kunnen instellingen gedurende de periode van 31 december 2018 tot en met 31 december 2024 ervoor kiezen om geen aftrekking toe te passen van deelnemingen in verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings indien aan de in artikel 471, lid 1, bedoelde voorwaarden wordt voldaan. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
520 | Artikel 473, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Invoering van wijzigingen in IAS 19 | In afwijking van artikel 481 kunnen de bevoegde autoriteiten gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 instellingen die hun jaarrekening opstellen volgens de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, toestaan hun tier 1-kernkapitaal te vermeerderen met het overeenkomstig artikel 473, lid 2 of lid 3, naargelang van het geval, toepasselijke bedrag, vermenigvuldigd met de overeenkomstig artikel 473, lid 4, toegepaste factor (4). | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
530 | Artikel 478, lid 3 | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen | De bevoegde autoriteiten bepalen binnen de in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bandbreedtes een toepasselijk percentage, dat zij vervolgens ook bekendmaken, voor de volgende aftrekkingen: a) de individuele aftrekkingen voorgeschreven in artikel 36, lid 1, punten a) tot en met h), met uitzondering van uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen; b) het overeenkomstig artikel 48 af te trekken totale bedrag van de uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen en de in artikel 36, lid 1, punt i), bedoelde bestanddelen; c) iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 56, punten b) t/m d); d) iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 66, punten b) t/m d). | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
540 | Artikel 479, lid 4 | Bevoegde autoriteiten | Opneming onder de overgangsbepalingen in het geconsolideerde tier 1-kernkapitaal van niet als minderheidsbelang aangemerkte instrumenten en posten | De bevoegde autoriteiten bepalen het toepasselijke percentage binnen de in artikel 479, lid 3, gespecificeerde bandbreedtes en maken dit bekend. (4) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
550 | Artikel 480, lid 3 | Bevoegde autoriteiten | Opneming onder de overgangsbepalingen van minderheidsbelangen en in aanmerking komend aanvullend-tier 1- en tier 2-kapitaal | De bevoegde autoriteiten bepalen de waarde van de toepasselijke factor binnen de in artikel 480, lid 2, gespecificeerde bandbreedtes en maken deze bekend. (4) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
560 | Artikel 481, lid 5 | Bevoegde autoriteiten | Additionele overgangsfilters en -aftrekkingen | De bevoegde autoriteiten bepalen voor elke in artikel 481, leden 1 en 2, bedoelde filter of aftrekking de toepasselijke percentages binnen de in de leden 3 en 4 van dat artikel gespecificeerde bandbreedtes en maken deze bekend. (4) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
570 | Artikel 486, lid 6 | Bevoegde autoriteiten | Limieten van de grandfatheringbepalingen voor onder tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen vallende bestanddelen | De bevoegde autoriteiten bepalen de toepasselijke percentages binnen de in artikel 486, lid 5, gespecificeerde bandbreedtes en maken deze bekend. (4) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
580 | Artikel 495, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Overgangsregeling voor behandeling van blootstellingen met betrekking tot aandelen in het kader van de IRB-benadering | In afwijking van deel drie, hoofdstuk 3, kunnen de bevoegde autoriteiten tot en met 31 december 2017 bepaalde categorieën blootstellingen met betrekking tot aandelen die op 31 december 2007 door instellingen en EU-dochterondernemingen van instellingen in die lidstaat worden gehouden, vrijstellen van de IRB-benadering. (4) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
590 | Artikel 496, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepaling voor de berekening van eigenvermogensvereisten voor blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties | Tot en met 31 december 2017 kunnen de bevoegde autoriteiten volledig of gedeeltelijk ontheffing verlenen voor de in artikel 129, lid 1, punten d) en f), vermelde limiet van 10 % voor preferente aandelen die zijn uitgegeven door Franse “Fonds Communs de Créances” of door securitisatie-instellingen die gelijkwaardig zijn aan Franse “Fonds Communs de Créances”, mits aan de in artikel 496, lid 1, punten a) en b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan. (4) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
600 | Artikel 10, lid 1, punt b), iii) | Bevoegde autoriteiten | LCR – Liquide activa | De door de kredietinstelling in een centrale bank aangehouden liquiditeitsreserve kan worden opgenomen als actief van niveau 1 voor zover deze in tijden van stress kan worden opgevraagd. De doeleinden waarvoor reserves bij de centrale bank voor de toepassing van dit artikel kunnen worden opgevraagd, moeten nader worden bepaald in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit en de ECB of de centrale bank. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
610 | Artikel 10, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | LCR – Liquide activa | Op de marktwaarde van gedekte obligaties van uiterst hoge kwaliteit als bedoeld in lid 1, punt f), wordt een reductiefactor van ten minste 7 % toegepast. Met inachtneming van het in artikel 15, lid 2, punten b) en c), met betrekking tot aandelen en rechten van deelneming in icb’s bepaalde hoeft geen reductiefactor te worden toegepast op de waarde van de overige activa van niveau 1. De gevallen waarin de hogere reductiefactoren zijn bepaald voor een volledige activaklasse (alle activa die in de gedelegeerde LCR-verordening onderworpen zijn aan een specifieke en gedifferentieerde reductiefactor) (bv. alle gedekte obligaties van niveau 1 enz.). | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
620 | Artikel 12, lid 1, punt c), i) | Bevoegde autoriteiten | LCR – Activa van niveau 2B | Aandelen kunnen activa van niveau 2 B vormen op voorwaarde dat zij deel uitmaken van een belangrijke beursindex in een lidstaat of in een derde land die als zodanig door de bevoegde autoriteit van een lidstaat of het desbetreffende openbare lichaam in een derde land is aangewezen. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
630 | Artikel 12, lid 3 | Bevoegde autoriteiten | LCR – Activa van niveau 2B | Voor kredietinstellingen die krachtens hun statuten om redenen van godsdienstige overtuiging geen rentedragende activa mogen aanhouden, kan de bevoegde autoriteit toestaan af te wijken van lid 1, punt b), ii) en iii), van dat artikel, op voorwaarde dat wordt bewezen dat er onvoldoende niet-rentedragende activa beschikbaar zijn en dat de betrokken niet-rentedragende activa een afdoende liquiditeit op onderhandse markten hebben. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
640 | Artikel 24, lid 6 | Bevoegde autoriteiten | LCR – Uitstromen voortkomende uit voor het percentage van 3 % kwalificerende stabiele retaildeposito’s in een derde land | De bevoegde autoriteiten kunnen kredietinstellingen toestemming verlenen om het bedrag van de retaildeposito’s die gedekt zijn door een depositogarantiestelsel in een derde land dat gelijkwaardig is aan het in lid 1 bedoelde stelsel, met 3 % te vermenigvuldigen indien het derde land deze behandeling toestaat. | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||
(1) “J” (Ja) betekent dat de bevoegde autoriteit of lidstaat die tot het uitoefenen van de optie of discretie gemachtigd is, deze heeft uitgeoefend. “N” (Nee) betekent dat de bevoegde autoriteit of lidstaat die tot het uitoefenen van de optie of discretie gemachtigd is, deze niet heeft uitgeoefend. “N.v.t.” (niet van toepassing) betekent dat de uitoefening van de optie niet mogelijk is of dat de discretie niet bestaat. (2) De tekst van de bepaling in de nationale wetgeving. (3) Verwijzing in de nationale wetgeving en hyperlink(s) naar de website waar de nationale tekst te vinden is waarmee de betreffende Uniebepaling wordt omgezet. (4) De bepaling is nu vervallen. De informatie over de uitoefening van de discreties is dus historisch: zij bestrijkt de periode tot aan de einddatum van de maatregel. |
Deel 2
Overzicht van overgangsopties en -discreties in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013
Richtlijn 2013/36/EU | Verordening (EU) nr. 575/2013 | Adressaat | Benaming | Beschrijving optie of discretie | Jaar (jaren) van toepassing en waarde in % (indien van toepassing) | Uitgeoefend (J/N/n.v.t.) | Nationale tekst | Verwijzingen | Beschikbaar in EN (J/N) | Details / Opmerkingen | |
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |||||||||
011 | Artikel 160, lid 6 | Lidstaten | Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers | De lidstaten kunnen een kortere overgangsperiode voor kapitaalbuffers opleggen dan die welke in artikel 160, leden 1 tot en met 4, is bepaald. Die kortere overgangsperiode kan door andere lidstaten worden erkend. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
012 | Artikel 493, lid 3, punt a) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor gedekte obligaties in de zin van artikel 129, leden 1, 3 en 6. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
013 | Artikel 493, lid 3, punt b) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op regionale of lokale overheden van de lidstaten vertegenwoordigen. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
014 | Artikel 493, lid 3, punt c) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen van een instelling aan haar moederonderneming, aan dochterondernemingen van haar moederonderneming of aan haar eigen dochterondernemingen en gekwalificeerde deelnemingen. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
015 | Artikel 493, lid 3, punt d) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot regionale of centrale kredietinstellingen waarmee de kredietinstelling in het kader van een netwerk is verbonden en die belast zijn met de verevening van onderlinge geldposities binnen het netwerk. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
016 | Artikel 493, lid 3, punt e) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot kredietinstellingen, aangegaan door kredietinstellingen waarvan er één op niet-concurrerende basis werkzaam is en in het kader van wetgevingsprogramma’s of overeenkomstig haar statuten leningen verstrekt of waarborgt, waarmee steun wordt verleend aan bepaalde economische sectoren, waarbij de overheid op enigerlei wijze toezicht houdt en er beperkingen gelden voor de besteding van de leningen, mits de respectieve blootstellingen voortvloeien uit dergelijke leningen die via kredietinstellingen worden doorgegeven aan de begunstigden, of uit de waarborgen van deze leningen. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
017 | Artikel 493, lid 3, punt f) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot instellingen, mits deze blootstellingen geen eigen vermogen van die instellingen vormen, uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan en niet in een belangrijke handelsvaluta luiden. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
018 | Artikel 493, lid 3, punt g) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot centrale banken in de vorm van bij deze centrale banken aan te houden voorgeschreven minimumreserves die in hun nationale valuta luiden. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
019 | Artikel 493, lid 3, punt h) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot centrale overheden in de vorm van wettelijk vereiste liquiditeit die in overheidspapier wordt aangehouden en die in de nationale valuta luidt en gefinancierd is, mits, volgens de discretie van de bevoegde autoriteit, de door een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) toegekende kredietbeoordeling van deze centrale overheden als investeringswaardig is aan te merken. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
020 | Artikel 493, lid 3, punt i) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor 50 % van de documentaire kredieten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling en van de niet-opgenomen kredietfaciliteiten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling bedoeld in bijlage I en, met instemming van de bevoegde autoriteiten, 80 % van de garanties niet zijnde leninggaranties met een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag die voor de leden worden verstrekt door onderlingegarantiesystemen met de status van kredietinstelling. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
021 | Artikel 493, lid 3, punt j) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor wettelijk vereiste garanties die worden gebruikt wanneer een door de uitgifte van obligaties met een hypotheek als onderpand gefinancierde hypothecaire lening wordt betaald aan de hypotheeknemer vóór de definitieve registratie in het kadaster, mits de garantie niet wordt gebruikt ter vermindering van het risico bij de berekening van de risicogewogen posten. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
022 | Artikel 493, lid 3, punt k) | Lidstaten | Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen | De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op en andere blootstellingen met betrekking tot erkende beurzen vertegenwoordigen. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
023 | Artikel 412, lid 5 | Lidstaten | Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR) | De lidstaten kunnen op het gebied van liquiditeitsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor liquiditeitsdekkingsvereisten worden bepaald en in de Unie volledig worden ingevoerd overeenkomstig artikel 460. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
024 | Artikel 412, lid 5 | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR) | De lidstaten of de bevoegde autoriteiten kunnen instellingen waaraan in eigen land een vergunning is verleend, of subgroepen van die instellingen, ertoe verplichten een hoger liquiditeitsdekkingsvereiste tot 100 % te handhaven totdat de bindende minimumnorm volledig wordt ingevoerd op een percentage van 100 % overeenkomstig artikel 460. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
025 | Artikel 413, lid 4 | Lidstaten | Stabielefinancieringsvereiste | De lidstaten mogen op het gebied van stabielefinancieringsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor de in artikel 413, lid 1, beschreven netto stabielefinancieringsvereisten van toepassing worden. (1) | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
036 | Artikel 471, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Vrijstelling van aftrekking van deelnemingen in verzekeringsondernemingen van tier 1-kernkapitaalbestanddelen | In afwijking van artikel 49, lid 1, kunnen instellingen gedurende de periode van 31 december 2018 tot en met 31 december 2024 ervoor kiezen om geen aftrekking toe te passen van deelnemingen in verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings indien aan de in artikel 471, lid 1, bedoelde voorwaarden wordt voldaan. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
037 | Artikel 473, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Invoering van wijzigingen in IAS 19 | In afwijking van artikel 481 kunnen de bevoegde autoriteiten gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 instellingen die hun jaarrekening opstellen volgens de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, toestaan hun tier 1-kernkapitaal te vermeerderen met het overeenkomstig artikel 473, lid 2 of lid 3, naargelang van het geval, toepasselijke bedrag, vermenigvuldigd met de overeenkomstig artikel 473, lid 4, toegepaste factor. (1) | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
038 | Artikel 478, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Aftrekking van tier 1-kernkapitaalbestanddelen voor uitgestelde belastingvorderingen die vóór 1 januari 2014 bestonden. | Toepasselijk percentage indien het alternatieve percentage van toepassing is (percentage binnen de in artikel 478, lid 2, gespecificeerde bandbreedtes). | 2014 (0 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
039 | 2015 (10 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
040 | 2016 (20 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
041 | 2017 (30 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
042 | 2018 (40 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
043 | 2019 (50 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
044 | 2020 (60 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
045 | 2021 (70 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
046 | 2022 (80 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
047 | 2023 (90 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
048 | Artikel 478, lid 3, punt a) | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen | De bevoegde autoriteiten bepalen een toepasselijk percentage en maken vervolgens de in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bandbreedtes bekend voor a) de individuele aftrekkingen voorgeschreven in artikel 36, lid 1, punten a) tot en met h), met uitzondering van uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen (1). | 2014 (20 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
049 | 2015 (40 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
050 | 2016 (60 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
051 | 2017 (80 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
052 | Artikel 478, lid 3, punt b) | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen | De bevoegde autoriteiten bepalen een toepasselijk percentage en maken vervolgens de in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bandbreedtes bekend voor b) het overeenkomstig artikel 48 af te trekken totale bedrag van de uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen en de in artikel 36, lid 1, punt i), bedoelde bestanddelen (1). | 2014 (20 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
053 | 2015 (40 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
054 | 2016 (60 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
055 | 2017 (80 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
056 | Artikel 478, lid 3, punt c) | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen | De bevoegde autoriteiten bepalen een toepasselijk percentage en maken vervolgens de in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bandbreedtes bekend voor c) iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 56, punten b) tot en met d) (1). | 2014 (20 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
057 | 2015 (40 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
058 | 2016 (60 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
059 | 2017 (80 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
060 | Artikel 478, lid 3, punt d) | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen | De bevoegde autoriteiten bepalen een toepasselijk percentage en maken vervolgens de in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bandbreedtes bekend voor d) iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 66, punten b) tot en met d). (1) | 2014 (20 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
061 | 2015 (40 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
062 | 2016 (60 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
063 | 2017 (80 % tot 100 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
064 | Artikel 479, lid 4 | Bevoegde autoriteiten | Opneming onder de overgangsbepalingen in het geconsolideerde tier 1-kernkapitaal van niet als minderheidsbelang aangemerkte instrumenten en posten | De bevoegde autoriteiten bepalen het toepasselijke percentage binnen de in artikel 479, lid 3, gespecificeerde bandbreedtes en maken dit bekend. (1) | 2014 (0 % tot 80 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
065 | 2015 (0 % tot 60 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
066 | 2016 (0 % tot 40 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
067 | 2017 (0 % tot 20 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
068 | Artikel 480, lid 3 | Bevoegde autoriteiten | Opneming onder de overgangsbepalingen van minderheidsbelangen en in aanmerking komend aanvullend-tier 1- en tier 2-kapitaal | De bevoegde autoriteiten bepalen de waarde van de toepasselijke factor binnen de in artikel 480, lid 2, gespecificeerde bandbreedtes en maken deze bekend. (1) | 2014 (0,2 tot 1,0) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
069 | 2015 (0,4 tot 1,0) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
070 | 2016 (0,6 tot 1,0) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
071 | 2017 (0,8 tot 1,0) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
072 | Artikel 481, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Toepasselijk percentage indien één percentage van toepassing is (percentage binnen de in artikel 481, lid 3, gespecificeerde bandbreedtes) (1) | 2014 (0 % tot 80 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |||
073 | 2015 (0 % tot 60 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
074 | 2016 (0 % tot 40 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
075 | 2017 (0 % tot 20 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
076 | Artikel 481, lid 5 | Bevoegde autoriteiten | Additionele overgangsfilters en -aftrekkingen | De bevoegde autoriteiten bepalen voor elke in artikel 481, leden 1 en 2, bedoelde filter of aftrekking de toepasselijke percentages binnen de in de leden 3 en 4 van dat artikel gespecificeerde bandbreedtes en maken deze bekend. (1) | 2014 (0 % tot 80 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
077 | 2015 (0 % tot 60 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
078 | 2016 (0 % tot 40 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
079 | 2017 (0 % tot 20 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
080 | Artikel 486, lid 6 | Bevoegde autoriteiten | Limieten van de grandfatheringbepalingen voor onder tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen vallende bestanddelen | Toepasselijk percentage voor het bepalen van de limieten van de grandfatheringbepalingen voor tier 1-kernkapitaalbestanddelen overeenkomstig artikel 486, lid 2 (percentage binnen de in lid 5 van dat artikel gespecificeerde bandbreedtes) | 2014 (60 % tot 80 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
081 | 2015 (40 % tot 70 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
082 | 2016 (20 % tot 60 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
083 | 2017 (0 % tot 50 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
084 | 2018 (0 % tot 40 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
085 | 2019 (0 % tot 30 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
086 | 2020 (0 % tot 20 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
087 | 2021 (0 % tot 10 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
088 | Toepasselijk percentage voor het bepalen van de limieten van de grandfatheringbepalingen voor aanvullend tier 1-bestanddelen overeenkomstig artikel 486, lid 3 (percentage binnen de in lid 5 van dat artikel gespecificeerde bandbreedtes) | 2014 (60 % tot 80 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |||||
089 | 2015 (40 % tot 70 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
090 | 2016 (20 % tot 60 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
091 | 2017 (0 % tot 50 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
092 | 2018 (0 % tot 40 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
093 | 2019 (0 % tot 30 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
094 | 2020 (0 % tot 20 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
095 | 2021 (0 % tot 10 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
096 | Toepasselijk percentage voor het bepalen van de limieten van de grandfatheringbepalingen voor tier 2-bestanddelen overeenkomstig artikel 486, lid 4 (percentage binnen de in lid 5 van dat artikel gespecificeerde bandbreedtes) | 2014 (60 % tot 80 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |||||
097 | 2015 (40 % tot 70 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
098 | 2016 (20 % tot 60 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
099 | 2017 (0 % tot 50 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
100 | 2018 (0 % tot 40 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
101 | 2019 (0 % tot 30 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
102 | 2020 (0 % tot 20 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
103 | 2021 (0 % tot 10 %) | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||||||
104 | Artikel 495, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Overgangsregeling voor behandeling van blootstellingen met betrekking tot aandelen in het kader van de IRB-benadering | In afwijking van deel drie, hoofdstuk 3, kunnen de bevoegde autoriteiten tot en met 31 december 2017 bepaalde categorieën blootstellingen met betrekking tot aandelen die op 31 december 2007 door instellingen en EU-dochterondernemingen van instellingen in die lidstaat worden gehouden, vrijstellen van de IRB-benadering. (1) | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
105 | Artikel 496, lid 1 | Bevoegde autoriteiten | Overgangsbepaling voor de berekening van eigenvermogensvereisten voor blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties | Tot en met 31 december 2017 kunnen de bevoegde autoriteiten volledig of gedeeltelijk ontheffing verlenen voor de in artikel 129, lid 1, punten d) en f), vermelde limiet van 10 % voor preferente aandelen die zijn uitgegeven door Franse “Fonds Communs de Créances” of door securitisatie-instellingen die gelijkwaardig zijn aan Franse “Fonds Communs de Créances”, mits aan de in artikel 496, lid 1, punten a) en b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan. (1) | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
106 | Artikel 500 bis, lid 2 | Bevoegde autoriteiten | Tijdelijke behandeling van in de valuta van een andere lidstaat uitgegeven overheidsschuld | In afwijking van artikel 395, lid 1, en artikel 493, lid 4, kunnen de bevoegde autoriteiten instellingen toestaan de in artikel 500 bis, lid 1, blootstellingen aan te gaan, en wel binnen de in lid 2 van dat artikel bepaalde limieten. | [Jaar] | [J/N/n.v.t.] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | Verplicht indien J | ||
(1) De bepaling is nu vervallen. De informatie over de uitoefening van de discreties is dus historisch: zij bestrijkt de periode tot aan de einddatum van de maatregel. |
Deel 3
Variabele beloningscomponenten (artikel 94 van Richtlijn 2013/36/EU)
Richtlijn 2013/36/EU | Adressaat | Bepalingen | Bekend te maken informatie | Uitgeoefend (J/N/n.v.t.) | Verwijzingen | Beschikbaar in EN (J/N) | Details / Opmerkingen | |
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | ||||||
020 | Artikel 94, lid 1, punt g), i) | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | De lidstaten kunnen een lagere maximale verhouding tussen de vaste en de variabele beloningscomponenten bepalen (in nationaal recht bepaald %, berekend als variabele beloningscomponent gedeeld door vaste beloningscomponent) (1) . | [Waarde in %] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
030 | Artikel 94, lid 1, punt g), ii) | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | De lidstaten kunnen voor de verhouding tussen de vaste en variabele beloningscomponenten een lager maximumniveau bepalen dat kan worden goedgekeurd door aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling (in nationaal recht bepaald %, berekend als variabele beloningscomponent gedeeld door vaste beloningscomponent) (1) . | [Waarde in %] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
040 | Artikel 94, lid 1, punt g), iii) | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | De lidstaten kunnen een lager maximumgedeelte van de totale variabele beloning waarop het discontopercentage van toepassing is, bepalen (% van de totale variabele beloning) (1) . | [Waarde in %] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
050 | Artikel 94, lid 1, punt l) | Lidstaten of bevoegde autoriteiten | Beschrijving van beperkingen die kunnen worden gesteld aan de soorten en de opzet van instrumenten die mogen worden gebruikt voor de uitkering van een variabele beloning. | [Vrije tekst / waarde] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
060 | Artikel 94, lid 4 | Lidstaten | In afwijking van lid 3, punt a), kan een lidstaat de aldaar bepaalde drempel verlagen of verhogen mits: a) de instelling ten aanzien waarvan de lidstaat gebruikmaakt van deze bepaling, geen grote instelling is zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 146), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en, bij verhoging van de drempel: i) de instelling voldoet aan de criteria van artikel 4, lid 1, punt 145), c), d) en e), van Verordening (EU) nr. 575/2013; en ii) de drempel niet meer dan 15 miljard EUR bedraagt; b) het passend is de drempel in overeenstemming met dit lid te wijzigen, rekening houdende met de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de instelling, haar interne organisatie of, indien van toepassing, de kenmerken van de groep waartoe zij behoort. | [Vrije tekst / waarde] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
070 | Artikel 94, lid 5 | Lidstaten | Lidstaten kunnen beslissen dat personeelsleden die recht hebben op een jaarlijkse variabele vergoeding die onder de drempel en onder het aandeel uit dat punt ligt, niet onder de daarin opgenomen vrijstelling vallen wegens specifieke kenmerken van de nationale markt wat betreft beloningspraktijken of wegens de aard van de taken en het functieprofiel van die personeelsleden. | [Vrije tekst / waarde] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
080 | Artikel 109, lid 6 | Lidstaten | De lidstaten kunnen de artikelen 92, 94 en 95 op geconsolideerde basis toepassen op een ruimer geheel van dochterondernemingen en de personeelsleden daarvan. | [Vrije tekst / waarde] | [J/N] | Verplicht indien J | Verplicht indien J | |
(1) Indien de lidstaten de discretie niet hebben uitgeoefend om deze standaard maximumpercentage te verlagen tot i) minder dan 100 % van het bonusplafond, ii) tussen 100 en 200 % van het bonusplafond met instemming van de aandeelhouders, of iii) tot een disconteringsvoet van minder dan 25 %, vermelden zij hier “Nee” in plaats van “Ja”. |
BIJLAGE III
Proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP)()
010 | Datum laatste bijwerking informatie in deze template | (dd/mm/jjjj) | |
020 | Toepassingsgebied van het SREP (Artikelen 108 t/m 110 van Richtlijn 2013/36/EG) | Beschrijving benadering door bevoegde autoriteit van toepassingsgebied proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP), met inbegrip van: — · welke soorten instellingen door het SREP worden bestreken/van het SREP zijn uitgesloten, in het bijzonder wanneer het toepassingsgebied verschilt van dat aangegeven in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU; — · een algemeen overzicht van de wijze waarop de bevoegde autoriteit met het evenredigheidsbeginsel rekening houdt wanneer zij het toepassingsgebied van het SREP afbakent en de frequentie van de beoordeling van de diverse SREP-elementen bepaalt (2). | [vrije tekst of referentie of hyperlink naar die handvatten] |
030 | Beoordeling SREP-elementen (Artikelen 74 t/m 96 van Richtlijn 2013/36/EG) | Beschrijving benadering door bevoegde autoriteit van beoordeling individuele SREP-elementen (als genoemd in de EBA-richtsnoeren inzake gemeenschappelijke procedures en methoden voor het SREP – EBA/GL/2022/03), met inbegrip van: — · een algemeen overzicht van het evaluatieproces en de evaluatiemethoden die bij de beoordeling van SREP-elementen zijn toegepast, met inbegrip van: 1) analyse van het bedrijfsmodel, 2) beoordeling van interne governance en instellingsbrede risicobeheersing, 3) beoordeling van de risico’s voor het kapitaal, en 4) beoordeling van de risico’s voor liquiditeit en financiering; — · een algemeen overzicht van de wijze waarop de bevoegde autoriteit met het evenredigheidsbeginsel rekening houdt wanneer zij individuele SREP-elementen beoordeelt, met inbegrip van de wijze waarop instellingen in categorieën zijn ingedeeld (3). | [vrije tekst of referentie of hyperlink naar die handvatten] |
040 | Toetsing en evaluatie ICAAP en ILAAP (Artikelen 73, 86, 97 en 98 van Richtlijn 2013/36/EU) | Beschrijving benadering door bevoegde autoriteit van toetsing en evaluatie intern beoordelingsproces kapitaaltoereikendheid (Internal Capital Adequacy Assessment Process – ICAAP) en intern beoordelingsproces liquiditeitstoereikendheid (Internal Liquidity Adequacy Assessment Process – ILAAP) als onderdeel van het SREP, en met name van de beoordeling van de betrouwbaarheid van de ICAAP- en ILAAP-berekeningen van kapitaal en liquiditeit ter bepaling van de aanvullend-eigenvermogensvereisten en de kwantitatieve liquiditeitsvereisten, met inbegrip van (4): — · een overzicht van de door de bevoegde autoriteit toegepaste methode voor de toetsing van het ICAAP en het ILAAP van instellingen; — · Informatie over/verwijzing naar de door de bevoegde autoriteit vastgestelde vereisten voor verstrekking van ICAAP- en ILAAP-gerelateerde informatie, waarbij met name wordt vermeld welke informatie moet worden verstrekt; — · informatie over vraag of van de instelling een onafhankelijke toetsing van ICAAP en ILAAP wordt verlangd . | [vrije tekst of referentie of hyperlink naar die handvatten] |
050 | Algemene SREP-beoordeling en toezichtmaatregelen (Artikelen 102 en 104 van Richtlijn 2013/36/EU) | Beschrijving benadering door bevoegde autoriteit van algemene SREP-beoordeling (samenvatting) en van toepassing toezichtmaatregelen op basis van algemene SREP-beoordeling (5). Beschrijving verband tussen SREP-uitkomsten en toepassing van vroegtijdige-interventiemaatregelen overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU en bepaling van voorwaarden waaronder instelling kan worden beschouwd als instelling die faalt of waarschijnlijk zal falen overeenkomstig artikel 32 van genoemde richtlijn (6). | [vrije tekst of referentie of hyperlink naar die handvatten] |
(1) De bevoegde autoriteiten vermelden welke criteria en methoden zij hanteren in de rijen 020 t/m 040 en in rij 050 voor de algemene beoordeling. Welk type informatie in de vorm van een toelichting wordt bekendgemaakt, wordt beschreven in de tweede kolom. (2) Het in aanmerking te nemen toepassingsgebied van het SREP, zowel op het niveau van een instelling als ten aanzien van het eigen vermogen ervan. (3) De bevoegde autoriteit legt uit welke benadering zij volgt om instellingen in verschillende categorieën onder te brengen voor SREP-doeleinden, waarbij wordt beschreven welke kwantitatieve en kwalitatieve criteria worden gebruikt en hoe de financiële stabiliteit of andere algemene toezichtdoelstellingen door deze indeling in categorieën worden beïnvloed. (4) De bevoegde autoriteit legt ook uit hoe de indeling in categorieën op zodanige wijze in praktijk wordt gebracht dat ten minste een minimale toezichtsinspanning bij SREP-beoordelingen wordt verzekerd, met onder meer een beschrijving van de frequenties voor de beoordeling van alle SREP-elementen voor verschillende categorieën instellingen. (5) Met vermelding van de werkinstrumenten, zoals inspecties al dan niet ter plaatse, kwalitatieve en kwantitatieve criteria en bij de beoordelingen gehanteerde statistische gegevens. Aanbevolen wordt hyperlinks naar eventuele handvatten op de website te vermelden. (6) De bevoegde autoriteiten leggen ook uit hoe de beoordeling van het ICAAP en het ILAAP wordt bestreken door de modellen van minimale toezichtsinspanning die op basis van SREP-categorieën voor evenredigheidsdoeleinden worden toegepast, alsook hoe het evenredigheidsbeginsel op het ICAAP en het ILAAP wordt toegepast voor het bepalen van de verwachtingen op toezichtsgebied, en vermelden met name eventuele door de bevoegde autoriteiten vastgestelde richtsnoeren of minimumvereisten voor het ICAAP en het ILAAP. |
De door de bevoegde autoriteiten gevolgde benadering om tot de algemene SREP-beoordeling te komen en deze aan de instellingen mee te delen. De algemene beoordeling door de bevoegde autoriteit is gebaseerd op een toetsing van alle in de rijen 020 t/m 040 genoemde elementen, in combinatie met alle andere eventueel door de bevoegde autoriteit verkregen relevante informatie over de instelling.
Bevoegde autoriteiten kunnen ook de beleidslijnen bekendmaken waardoor zij zich laten leiden bij hun besluiten tot het nemen van toezichtmaatregelen (in de zin van de artikelen 102 en 104 van Richtlijn 2013/36/EU) en vroegtijdige-interventiemaatregelen (in de zin van artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU) telkens als zij bij de beoordeling van een instelling tekortkomingen of onvolkomenheden constateren die een optreden van de toezichthouder vereisen.
Een dergelijke bekendmaking kan eventueel de publicatie omvatten van interne richtsnoeren of van andere documenten waarin algemene toezichtpraktijken worden beschreven. Besluiten betreffende individuele instellingen behoeven echter niet te worden bekendgemaakt, teneinde het vertrouwelijkheidsbeginsel te respecteren. Bovendien kunnen bevoegde autoriteiten informatie verstrekken over de gevolgen als een instelling wettelijke bepalingen schendt of geen gevolg geeft aan de toezicht- of vroegtijdige-interventiemaatregelen die op basis van de SREP-uitkomsten zijn opgelegd; zo verschaft zij (in voorkomend geval) een lijst van geldende handhavingsprocedures.
BIJLAGE IV
Geaggregeerde statistische gegevens
Lijst van templates | |
Deel 1 | Geconsolideerde gegevens per bevoegde autoriteit |
Deel 2 | Gegevens betreffende kredietrisico |
Deel 3 | Gegevens betreffende marktrisico |
Deel 4 | Gegevens betreffende operationeel risico |
Deel 5 | Gegevens betreffende toezichtmaatregelen en administratieve sancties |
Deel 6 | Gegevens betreffende ontheffingen |
Algemene opmerkingen betreffende het invullen van de templates van bijlage IV
Deel 1
Geconsolideerde gegevens per bevoegde autoriteit (jaar XXXX)
Verwijzing naar COREP-template | Gegevens | |||
Aantal en grootte kredietinstellingen | ||||
010 | Aantal kredietinstellingen | [Waarde] | ||
020 | Totale activa van de jurisdictie (in mln EUR) (1) | [Waarde] | ||
030 | [Waarde] | |||
Aantal en grootte buitenlandse kredietinstellingen(3) | ||||
040 | Van derde landen | Aantal bijkantoren (4) | [Waarde] | |
050 | Totale activa van bijkantoren (in mln EUR) | [Waarde] | ||
060 | Aantal dochterondernemingen (5) | [Waarde] | ||
070 | Totale activa van dochterondernemingen (in mln EUR) | [Waarde] | ||
Aantal beleggingsondernemingen(6) | ||||
075 | Aantal beleggingsondernemingen | [Waarde] | ||
Totaal kapitaal en totale kapitaalvereisten van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(6) | ||||
080 | Totaal tier 1-kernkapitaal als % van totaal kapitaal (7) | CA 1 (rij 0020/ rij 0010) | [Waarde] | |
090 | Totaal aanvullend tier 1-kapitaal als % van totaal kapitaal (8) | CA 1 (rij 0530/ rij 0010) | [Waarde] | |
100 | Totaal tier 2-kapitaal als % van totaal kapitaal (9) | CA 1 (rij 0750/ rij 0010) | [Waarde] | |
110 | Totale kapitaalvereisten (in mln EUR) (10) | CA 2 (rij 0010) * 8 % | [Waarde] | |
120 | Totale kapitaalratio (%) (11) | som (CA1 (rij 0010)) / som (CA2 (rij 0010)) | [Waarde] | |
(1) Voor de nationale bevoegde autoriteiten is het bedrag van de totale activa gelijk aan de waarde van de totale activa van het land (alleen voor de rijen 020 en 030), terwijl voor de ECB het bedrag van de totale activa gelijk is aan de waarde van de totale activa van belangrijke instellingen voor het gehele GTM. (2) Bbp tegen marktprijzen; voorgestelde bron – Eurostat/ECB. (3) EER-landen worden buiten beschouwing gelaten. (4) Aantal bijkantoren zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 17), van Richtlijn (EU) 575/2013. Alle bedrijfsvestigingen die in hetzelfde land zijn opgericht door een kredietinstelling met hoofdkantoor in een derde land, worden als één enkel bijkantoor beschouwd. (5) Aantal dochterondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 16), van Richtlijn (EU) 575/2013. Elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochter van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat. (6) Beleggingsondernemingen die onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU vallen. (7) De verhouding tussen het tier 1-kernkapitaal zoals gedefinieerd in artikel 50 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en het eigen vermogen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118), en artikel 72 van die verordening, uitgedrukt in procent (%). (8) De verhouding tussen het aanvullend tier 1-kapitaal zoals gedefinieerd in artikel 61 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en het eigen vermogen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118), en artikel 72 van die verordening, uitgedrukt in procent (%). (9) De verhouding tussen het tier 2-kapitaal zoals gedefinieerd in artikel 71 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en het eigen vermogen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118), en artikel 72 van die verordening, uitgedrukt in procent (%). (10) 8% van het totaal van de risicoposten zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013. (11) De verhouding tussen het eigen vermogen en het totaal van de risicoposten zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013, uitgedrukt in procent (%). |
Deel 2
Gegevens betreffende kredietrisico (jaar XXXX)
Gegevens betreffende kredietrisico | Verwijzing naar COREP-template | Gegevens | |||
Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1): Eigenvermogensvereisten voor kredietrisico | |||||
010 | Eigenvermogensvereisten voor kredietrisico | % van totale eigenvermogensvereisten(2) | CA 2 (rij 0040) / (rij 0010) | [Waarde] | |
020 | Uitgesplitst volgens benadering | % op basis van het totale aantal kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1)(3) | Standaardbenadering (SA) | [Waarde] | |
030 | IRB-benadering wanneer noch eigen LGD-ramingen noch omrekeningsfactoren worden gebruikt | [Waarde] | |||
040 | IRB-benadering wanneer eigen LGD-ramingen en/of omrekeningsfactoren worden gebruikt | [Waarde] | |||
050 | % op basis van totale eigenvermogensvereisten voor kredietrisico | SA | CA 2 (rij 0050) / (rij 0040) | [Waarde] | |
060 | IRB-benadering wanneer noch eigen LGD-ramingen noch omrekeningsfactoren worden gebruikt | CR IRB, Elementaire IRB (rij 0010, kolom 0260) / CA2 (rij 0040) | [Waarde] | ||
070 | IRB-benadering wanneer eigen LGD-ramingen en/of omrekeningsfactoren worden gebruikt | CR IRB, geavanceerde IRB (rij 0010, kolom 0260) / CA2 (rij 0040) | [Waarde] | ||
080 | Uitsplitsing volgens IRB-blootstellingscategorie | % op basis van totaal risicogewogen blootstellingsbedrag volgens IRB-benadering | IRB-benadering wanneer noch eigen LGD-ramingen noch omrekeningsfactoren worden gebruikt | CA 2 (rij 0250/ rij 0240) | [Waarde] |
090 | Centrale overheden en centrale banken | CA 2 (rij 0260/ rij 0240) | [Waarde] | ||
100 | Instellingen | CA 2 (rij 0270/ rij 0240) | [Waarde] | ||
110 | Ondernemingen – Kmo’s | CA 2 (rij 0280/ rij 0240) | [Waarde] | ||
120 | Ondernemingen – Gespecialiseerde kredietverlening | CA 2 (rij 0290/ rij 0240) | [Waarde] | ||
130 | Ondernemingen – Overige | CA 2 (rij 0300/ rij 0240) | [Waarde] | ||
140 | IRB-benadering wanneer eigen LGD-ramingen en/of omrekeningsfactoren worden gebruikt | CA 2 (rij 0310/ rij 0240) | [Waarde] | ||
150 | Centrale overheden en centrale banken | CA 2 (rij 0320/ rij 0240) | [Waarde] | ||
160 | Instellingen | CA 2 (rij 0330/ rij 0240) | [Waarde] | ||
170 | Ondernemingen – Kmo’s | CA 2 (rij 0340/ rij 0240) | [Waarde] | ||
180 | Ondernemingen – Gespecialiseerde kredietverlening | CA 2 (rij 0350/ rij 0240) | [Waarde] | ||
190 | Ondernemingen – Overige | CA 2 (rij 0360/ rij 0240) | [Waarde] | ||
200 | Particulieren en kleine partijen – Gedekt door onroerend goed van kmo’s | CA 2 (rij 0370/ rij 0240) | [Waarde] | ||
210 | Particulieren en kleine partijen – Gedekt door onroerend goed van niet-kmo’s | CA 2 (rij 0380/ rij 0240) | [Waarde] | ||
220 | Particulieren en kleine partijen – Gekwalificeerde revolverende blootstellingen | CA 2 (rij 0390/ rij 0240) | [Waarde] | ||
230 | Particulieren en kleine partijen – Overige kmo’s | CA 2 (rij 0400/ rij 0240) | [Waarde] | ||
240 | Particulieren en kleine partijen – Overige niet-kmo’s | CA 2 (rij 0410/ rij 0240) | [Waarde] | ||
250 | Eigen vermogen volgens IRB-benadering | CA 2 (rij 0420/ rij 0240) | [Waarde] | ||
270 | Andere actiefposten die geen kredietverplichting vertegenwoordigen | CA 2 (rij 0450/ rij 0240) | [Waarde] | ||
Gegevens betreffende kredietrisico | Verwijzing naar COREP-template | Gegevens | |||
280 | Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1): Eigenvermogensvereisten voor kredietrisico | ||||
290 | Uitsplitsing volgens SA-blootstellingscategorie* | % op basis van totaal risicogewogen blootstellingsbedrag volgens SA-benadering | Centrale overheden of centrale banken | CA 2 (rij 0070/ rij 0050) | [Waarde] |
300 | Regionale of lokale overheden | CA 2 (rij 0080/ rij 0050) | [Waarde] | ||
310 | Publiekrechtelijke lichamen | CA 2 (rij 0090/ rij 0050) | [Waarde] | ||
320 | Multilaterale ontwikkelingsbanken | CA 2 (rij 0100/ rij 0050) | [Waarde] | ||
330 | Internationale organisaties | CA 2 (rij 0110/ rij 0050) | [Waarde] | ||
340 | Instellingen | CA 2 (rij 0120/ rij 0050) | [Waarde] | ||
350 | Ondernemingen | CA 2 (rij 0130/ rij 0050) | [Waarde] | ||
360 | Particulieren en kleine partijen | CA 2 (rij 0140/ rij 0050) | [Waarde] | ||
370 | Gedekt door hypotheken op onroerend goed | CA 2 (rij 0150/ rij 0050) | [Waarde] | ||
380 | Blootstellingen waarbij sprake is van wanbetaling | CA 2 (rij 0160/ rij 0050) | [Waarde] | ||
390 | Posten met een bijzonder hoog risico | CA 2 (rij 0170/ rij 0050) | [Waarde] | ||
400 | Gedekte obligaties | CA 2 (rij 0180/ rij 0050) | [Waarde] | ||
410 | Blootstellingen m.b.t. instellingen en ondernemingen met een kredietbeoordeling voor de korte termijn | CA 2 (rij 0190/ rij 0050) | [Waarde] | ||
420 | Instellingen voor collectieve belegging | CA 2 (rij 0200/ rij 0050) | [Waarde] | ||
430 | Eigen vermogen | CA 2 (rij 0210/ rij 0050) | [Waarde] | ||
440 | Overige posten | CA 2 (rij 0211/ rij 0050) | [Waarde] | ||
455 | Securitisaties | Securitisatieposities | CA 2 (rij 0470/ rij 0010) | [Waarde] | |
460 | Uitsplitsing volgens kredietrisicobeperking (CRM)-benadering | % op basis van het totale aantal kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1)(4) | Eenvoudige benadering van financiële zekerheden | [Waarde] | |
470 | Uitgebreide benadering van financiële zekerheden | [Waarde] | |||
Blootstellingen en verliezen voortvloeiend uit leningen gedekt door onroerend goed (in mln EUR)(5) | Verwijzing naar COREP-template | Gegevens | |||
550 | Gebruik niet-zakelijk onroerend goed als zekerheid | Som blootstellingen gedekt door niet-zakelijk onroerend goed(6) | CR IP Losses (rij 0010, kolom 0050) | [Waarde] | |
560 | Som verliezen die voortvloeien uit leningen tot de referentiepercentages(7) | CR IP Losses (rij 0010, kolom 0010) | [Waarde] | ||
570 | Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van hypotheekwaarde(8) | CR IP Losses (rij 0010, kolom 0020) | [Waarde] | ||
580 | Som totale verliezen(9) | CR IP Losses (rij 0010, kolom 0030) | [Waarde] | ||
590 | Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van hypotheekwaarde(8) | CR IP Losses (rij 0010, kolom 0040) | [Waarde] | ||
600 | Gebruik zakelijk onroerend goed als zekerheid | Som blootstellingen gedekt door zakelijk onroerend goed(6) | CR IP Losses (rij 0020, kolom 0050) | [Waarde] | |
610 | Som verliezen die voortvloeien uit leningen tot de referentiepercentages(7) | CR IP Losses (rij 0020, kolom 0010) | [Waarde] | ||
620 | Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van hypotheekwaarde(8) | CR IP Losses (rij 0020, kolom 0020) | [Waarde] | ||
630 | Som totale verliezen(9) | CR IP Losses (rij 0020, kolom 0030) | [Waarde] | ||
640 | Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van hypotheekwaarde(8) | CR IP Losses (rij 0020, kolom 0040) | [Waarde] | ||
(1) Beleggingsondernemingen die onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU vallen. (2) De verhouding tussen de eigenvermogensvereisten voor het kredietrisico zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, punten a) en f), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en het totale eigen vermogen zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, van die verordening. (3) Wanneer een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van deze benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de voor de drie benaderingen gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %. (4) In de uitzonderlijke gevallen waarin een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %. (5) Het bedrag van de geraamde verliezen wordt gerapporteerd op de rapportagereferentiedatum. (6) Zoals gedefinieerd in, respectievelijk, punt c) en punt f), van artikel 430 bis, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013; de marktwaarde en de hypotheekwaarde zoals gedefinieerd in, respectievelijk, punt 74) en punt 76) van artikel 4, lid 1, van die verordening; alleen voor het gedeelte van de blootstelling dat als geheel en volledig gedekt wordt behandeld overeenkomstig artikel 124, lid 1, van die verordening. (7) Zoals gedefinieerd in, respectievelijk, punt a) en punt d), van artikel 430 bis, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013; de marktwaarde en de hypotheekwaarde zoals gedefinieerd in, respectievelijk, punt 74) en punt 76) van artikel 4, lid 1, van die verordening. (8) Wanneer de waarde van de zekerheid is berekend op basis van de hypotheekwaarde. (9) Zoals gedefinieerd in, respectievelijk, punt b) en punt e), van artikel 430 bis, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013; de marktwaarde en de hypotheekwaarde zoals gedefinieerd in, respectievelijk, punt 74) en punt 76) van artikel 4, lid 1, van die verordening. |
Deel 3
Gegevens betreffende marktrisico()(jaar XXXX)
Gegevens betreffende marktrisico | Verwijzing naar COREP-template | Gegevens | |||
Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(2): eigenvermogensvereisten voor marktrisico | |||||
010 | eigenvermogensvereisten voor marktrisico | % van totale eigenvermogensvereisten(3) | CA 2 (rij 0520) / (rij 0010) | [Waarde] | |
020 | Uitgesplitst volgens benadering | % op basis van het totale aantal kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(2)(4) | Standaardbenadering | [Waarde] | |
030 | Interne modellen | [Waarde] | |||
040 | % op basis van totale eigenvermogensvereisten voor marktrisico | Standaardbenadering | CA 2 (rij 0530) / (rij 0520) | [Waarde] | |
050 | Interne modellen | CA 2 (rij 0580) / (rij 0520) | [Waarde] | ||
(1) De template bevat informatie over alle instellingen en niet alleen over die met marktrisicoposities. (2) Beleggingsondernemingen die onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU vallen. (3) De verhouding tussen de totale risicoposten voor positie-, valuta- en grondstoffenrisico’s zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, punt b), i), artikel 92, lid 3, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 92, lid 4, punt b), van die verordening en het totaal van de risicoposten zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, van die verordening. (4) Wanneer een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %, maar ook kleiner dan 100 % omdat entiteiten met een kleine handelsportefeuille niet verplicht zijn het marktrisico te bepalen. |
Deel 4
Gegevens betreffende operationeel risico (jaar XXXX)
Gegevens betreffende operationeel risico | Verwijzing naar COREP-template | Gegevens | |||
Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1): Eigenvermogensvereisten voor operationeel risico | |||||
010 | Eigenvermogensvereisten voor operationeel risico | % van totale eigenvermogensvereisten(2) | CA 2 (rij 0590) / (rij 0010) | [Waarde] | |
020 | Uitgesplitst volgens benadering | % op basis van het totale aantal kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1)(3) | Basisindicatorbenadering (BIA) | [Waarde] | |
030 | Standaardbenadering (TSA) / Alternatieve standaardbenadering (ASA) | [Waarde] | |||
040 | Geavanceerde meetbenadering (AMA) | [Waarde] | |||
050 | % op basis van totale eigenvermogensvereisten voor operationeel risico | BIA | CA 2 (rij 0600) / (rij 0590) | [Waarde] | |
060 | TSA/ASA | CA 2 (rij 0610) / (rij 0590) | [Waarde] | ||
070 | AMA | CA 2 (rij 0620) / (rij 0590) | [Waarde] | ||
Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1): verliezen als gevolg van operationeel risico | |||||
080 | Totaal brutoverlies | Totaal brutoverlies in % van totale bruto-inkomsten(4) | OPR details (rij 0920, kolom 0080)/ OPR (som (rij 0010 t/m rij 0130), kolom 0030) | [Waarde] | |
(1) Beleggingsondernemingen die onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU vallen. (2) De verhouding tussen de totale risicoposten voor het operationeel risico zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en het totaal van de risicoposten zoals gedefinieerd in artikel 92, lid 3, van die verordening. (3) Wanneer een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %. (4) Alleen voor entiteiten die van de AMA of de TSA/ASA gebruikmaken: de verhouding tussen het totale verliesbedrag voor alle bedrijfsonderdelen en de som van de relevante indicator voor onder de TSA/ASA en de AMA vallende bankactiviteiten voor het laatste jaar (in %). |
Deel 5
Gegevens betreffende toezichtmaatregelen en administratieve sancties()(jaar XXXX)
Toezichtmaatregelen | Gegevens | ||
Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(2) | |||
010 | Toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 102, lid 1, punt a) | Totaal aantal toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: | [Waarde] |
011 | boven de minimumkapitaalvereisten eigen vermogen aanhouden [artikel 104, lid 1, punt a)] | [Waarde] | |
012 | aanscherpen regelingen inzake governance en intern kapitaalbeheer [artikel 104, lid 1, punt b)] | [Waarde] | |
013 | een plan presenteren om opnieuw aan de toezichtvereisten te voldoen [artikel 104, lid 1, punt c)] | [Waarde] | |
014 | een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen [artikel 104, lid 1, punt d)] | [Waarde] | |
015 | restricties of beperkingen ten aanzien van bedrijfsactiviteiten [artikel 104, lid 1, punt e)] | [Waarde] | |
016 | het aan de werkzaamheden, producten en systemen verbonden risico beperken [artikel 104, lid 1, punt f)] | [Waarde] | |
017 | de variabele beloning beperken [artikel 104, lid 1, punt g)] | [Waarde] | |
018 | het eigen vermogen versterken door nettowinsten te gebruiken [artikel 104, lid 1, punt h)] | [Waarde] | |
019 | uitkeringen of rentebetalingen beperken of verbieden [artikel 104, lid 1, punt i)] | [Waarde] | |
020 | aanvullende rapportagevereisten of een frequentere rapportage opleggen [artikel 104, lid 1, punt j)] | [Waarde] | |
021 | specifieke liquiditeitsvereisten opleggen [artikel 104, lid 1, punt k)] | [Waarde] | |
022 | aanvullende openbaarmakingen eisen [artikel 104, lid 1, punt l)] | [Waarde] | |
023 | Aantal en aard andere toezichtmaatregelen (niet vermeld in artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU) | [Waarde] | |
024 | Toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 102, lid 1, punt b), en andere bepalingen van Richtlijn 2013/36/EU of Verordening (EU) nr. 575/2013 | Totaal aantal toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: | [Waarde] |
025 | boven de minimumkapitaalvereisten eigen vermogen aanhouden [artikel 104, lid 1, punt a)] | [Waarde] | |
026 | aanscherpen regelingen inzake governance en intern kapitaalbeheer [artikel 104, lid 1, punt b)] | [Waarde] | |
027 | een plan presenteren om opnieuw aan de toezichtvereisten te voldoen [artikel 104, lid 1, punt c)] | [Waarde] | |
028 | een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen [artikel 104, lid 1, punt d)] | [Waarde] | |
029 | restricties of beperkingen ten aanzien van bedrijfsactiviteiten [artikel 104, lid 1, punt e)] | [Waarde] | |
030 | het aan de werkzaamheden, producten en systemen verbonden risico beperken [artikel 104, lid 1, punt f)] | [Waarde] | |
031 | de variabele beloning beperken [artikel 104, lid 1, punt g)] | [Waarde] | |
032 | het eigen vermogen versterken door nettowinsten te gebruiken [artikel 104, lid 1, punt h)] | [Waarde] | |
033 | uitkeringen of rentebetalingen beperken of verbieden [artikel 104, lid 1, punt i)] | [Waarde] | |
034 | aanvullende rapportagevereisten of een frequentere rapportage opleggen [artikel 104, lid 1, punt j)] | [Waarde] | |
035 | specifieke liquiditeitsvereisten opleggen [artikel 104, lid 1, punt k)] | [Waarde] | |
036 | aanvullende openbaarmakingen eisen [artikel 104, lid 1, punt l)] | [Waarde] | |
037 | Aantal en aard andere toezichtmaatregelen (niet vermeld in artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU) | [Waarde] | |
Administratieve sancties(3) | Gegevens | ||
Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(2) | |||
065 | Administratieve sancties (voor inbreuken op vergunningvereisten of vereisten voor verwerving gekwalificeerde deelnemingen) | Totaal aantal administratieve sancties met toepassing van artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU: | [Waarde] |
066 | publieke verklaringen waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden aangewezen [artikel 66, lid 2, punt a)] | [Waarde] | |
067 | een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt [artikel 66, lid 2, punt b)]; | [Waarde] | |
068 | administratieve geldboeten die aan de natuurlijke of rechtspersoon worden opgelegd [artikel 66, lid 2, punten c) t/m e)] | [Waarde] | |
069 | schorsing stemrechten aandeelhouders [artikel 66, lid 2, punt f)] | [Waarde] | |
070 | Aantal en aard andere administratieve sancties (niet vermeld in artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU) | [Vrije tekst] | |
071 | Administratieve sancties (voor andere schendingen van vereisten van Richtlijn 2013/36/EU of Verordening (EU) nr. 575/2013) | Totaal aantal administratieve sancties met toepassing van artikel 67, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU: | [Waarde] |
072 | publieke verklaringen waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden aangewezen [artikel 67, lid 2, punt a)] | [Waarde] | |
073 | een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt [artikel 67, lid 2, punt b)]; | [Waarde] | |
074 | intrekking vergunning kredietinstelling en beleggingsonderneming [artikel 67, lid 2, punt c)] | [Waarde] | |
075 | tijdelijk verbod voor een natuurlijke persoon om functies in kredietinstellingen en beleggingsondernemingen te bekleden [artikel 67, lid 2, punt d)] | [Waarde] | |
076 | administratieve geldboeten die aan de natuurlijke of rechtspersoon worden opgelegd [artikel 67, lid 2, punten e) t/m g)] | [Waarde] | |
077 | Aantal en aard andere administratieve sancties (niet vermeld in artikel 67, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU) | [Vrije tekst] | |
(1) De informatie wordt gerapporteerd op basis van de datum van het besluit. Als gevolg van verschillen in nationale regelgeving alsmede in toezichtpraktijken en -benaderingen van de bevoegde autoriteiten is het mogelijk dat de cijfers in deze tabel niet op zinvolle wijze kunnen worden vergeleken tussen jurisdicties. Eventuele conclusies waarbij niet zorgvuldig met deze verschillen rekening wordt gehouden, kunnen dus misleidend zijn. (2) (2) Beleggingsondernemingen die onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU vallen. (3) De administratieve sancties die door bevoegde autoriteiten worden opgelegd. De bevoegde autoriteiten rapporteren alle niet voor beroep vatbare administratieve sancties in hun jurisdictie op de referentiedatum van de publicatie. De bevoegde autoriteiten van lidstaten waar het is toegestaan voor beroep vatbare administratieve sancties te publiceren, rapporteren ook deze administratieve sancties, tenzij het beroep waarbij de administratieve sanctie nietig wordt verklaard, is uitgesproken. De bevoegde autoriteiten mogen geen toezichtmaatregelen of -besluiten ten aanzien van specifieke instellingen vermelden. Bij de openbaarmaking van informatie over de algemene criteria en methoden mogen de bevoegde autoriteiten geen toezichtmaatregelen ten aanzien van specifieke instellingen vermelden, ongeacht of deze ten aanzien van één enkele instelling of ten aanzien van een groep instellingen zijn genomen. |
Deel 6
Gegevens betreffende ontheffingen()(jaar XXXX)
Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee, drie, vier, zeven, zeven bis en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | |||
Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013 | Artikel 7, leden 1 en 2 (ontheffingen voor dochterondernemingen)(2) | Artikel 7, lid 3 (ontheffingen voor moederinstellingen) | |
010 | Totaal aantal verleende ontheffingen | [Waarde] | [Waarde] |
011 | Aantal ontheffingen verleend aan moederinstellingen die in derde landen gevestigde dochterondernemingen, of deelnemingen daarin, bezitten. | N/A | [Waarde] |
012 | Totaal bedrag aan geconsolideerd eigen vermogen dat wordt aangehouden in dochterondernemingen gevestigd in derde landen (in mln EUR). | N/A | [Waarde] |
013 | Percentage totaal geconsolideerd eigen vermogen dat wordt aangehouden in dochterondernemingen gevestigd in derde landen (%). | N/A | [Waarde] |
014 | Percentage geconsolideerde eigenvermogensvereisten die aan in derde landen gevestigde dochterondernemingen worden toegewezen (%). | N/A | [Waarde] |
Toestemming voor moederinstellingen om dochterondernemingen in aanmerking te nemen bij de berekening van hun prudentiële vereisten als bedoeld in de delen twee, drie, vier, zeven, zeven bis en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | |||
Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013 | Artikel 9, lid 1 (individuele consolidatiemethode) | ||
015 | Totaal aantal verleende ontheffingen | [Waarde] | |
016 | Aantal toestemmingen verleend aan moederinstellingen om bij de berekening van hun vereiste in derde landen gevestigde dochterondernemingen in aanmerking te nemen. | [Waarde] | |
017 | Totaal bedrag aan geconsolideerd eigen vermogen dat wordt aangehouden in dochterondernemingen gevestigd in derde landen (in mln EUR). | [Waarde] | |
018 | Percentage totaal geconsolideerd eigen vermogen dat wordt aangehouden in dochterondernemingen gevestigd in derde landen (%). | [Waarde] | |
019 | Percentage geconsolideerde eigenvermogensvereisten die aan in derde landen gevestigde dochterondernemingen worden toegewezen (%). | [Waarde] | |
Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de liquiditeitsvereisten bedoeld in deel zes van Verordening (EU) nr. 575/2013 | |||
Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013 | Artikel 8 (ontheffingen liquiditeitsvereisten voor dochterondernemingen) | ||
020 | Totaal aantal verleende ontheffingen | [Waarde] | |
021 | Aantal verleende ontheffingen op grond van artikel 8, lid 2, wanneer aan alle instellingen binnen één enkele liquiditeitssubgroep in dezelfde lidstaat een vergunning is verleend. | [Waarde] | |
022 | Aantal verleende ontheffingen op grond van artikel 8, lid 3, wanneer aan alle instellingen binnen één enkele liquiditeitssubgroep in verschillende lidstaten een vergunning is verleend. | [Waarde] | |
023 | Aantal ontheffingen die overeenkomstig artikel 8, lid 4, verleend zijn aan instellingen die bij hetzelfde institutioneel protectiestelsel zijn aangesloten. | [Waarde] | |
Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee tot en met acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2017/2402 | |||
Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013 | Artikel 10 (kredietinstellingen blijvend aangesloten bij een centraal orgaan) | ||
024 | Totaal aantal verleende ontheffingen | [Waarde] | |
025 | Aantal ontheffingen verleend aan kredietinstellingen die blijvend bij een centraal orgaan zijn aangesloten. | [Waarde] | |
026 | Aantal ontheffingen verleend aan centrale organen | [Waarde] | |
(1) De door de bevoegde autoriteiten gerapporteerde informatie over ontheffingspraktijken is gebaseerd op het totale aantal nog in werking of van kracht zijnde ontheffingen die de bevoegde autoriteit heeft verleend. De te rapporteren informatie is beperkt tot de entiteiten waaraan een ontheffing is verleend. Wanneer de informatie niet beschikbaar is, d.w.z. geen deel uitmaakt van de reguliere rapportage, wordt deze als “N/A” gerapporteerd. (2) oor het tellen van de ontheffingen wordt uitgegaan van het aantal instellingen waaraan de ontheffing is verleend. |