Home

Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (Herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (Herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vast om:

  1. de permanente luchtwaardigheid te verzekeren van luchtvaartuigen, inclusief alle eventuele te monteren componenten, die:

    1. geregistreerd zijn in een lidstaat, tenzij het wettelijk veiligheidstoezicht aan een derde land is gedelegeerd en zij niet door een exploitant uit de EU worden gebruikt; of

    2. geregistreerd zijn in een derde land en gebruikt worden door een exploitant uit de EU, wanneer het wettelijk veiligheidstoezicht is gedelegeerd aan een lidstaat;

  2. de naleving te verzekeren van de essentiële bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 voor permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, inclusief eventuele te monteren onderdelen, die zijn geregistreerd in een derde land, waarvoor het wettelijk veiligheidstoezicht niet is gedelegeerd aan een lidstaat en die op grond van dry lease-in worden gehuurd door een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad(1) vergunde luchtvaartmaatschappij.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 216/2008 verordening wordt verstaan onder:

(a) „luchtvaartuig” :
een machine die in de atmosfeer kan worden gehouden door andere reacties van de lucht dan die tussen lucht en het aardoppervlak;
(b) „certificeringspersoneel” :
personeel dat verantwoordelijk is voor de vrijgave van een luchtvaartuig of een component na onderhoud;
(c) „component” :
alle motoren, propellers, onderdelen of uitrustingsstukken;
(d) „permanente luchtwaardigheid” :
alle processen waarmee gewaarborgd wordt dat het luchtvaartuig gedurende de gehele operationele levensduur voldoet aan de geldende normen voor luchtwaardigheid en zich in een toestand voor veilige exploitatie bevindt;
(e) „JAA”::
„Joint Aviation Authorities” (gezamenlijke luchtvaartautoriteiten);
(f) „JAR” :
„Joint Aviation Requirements” (gezamenlijke luchtvaartvoorschriften);
(g) „commerciële luchtvervoersactiviteit” :
de exploitatie van een luchtvaartuig voor het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of andere beloning;
(h) „onderhoud” :
het reviseren, repareren, inspecteren, vervangen, wijzigen of herstellen van een defect van een luchtvaartuig of luchtvaartuigonderdeel, of een combinatie van genoemde werkzaamheden, met uitzondering van een direct aan de vlucht voorafgaande inspectie;
(i) „organisatie” :
een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of deel van een rechtspersoon. Een dergelijke organisatie kan op meer dan een plaats gevestigd zijn al dan niet op het grondgebied van de lidstaten;
(j) „direct aan de vlucht voorafgaande inspectie” :
de inspectie, die direct voor de vlucht wordt uitgevoerd teneinde te waarborgen dat het luchtvaartuig geschikt is voor de voorgenomen vlucht;
(k) „ELA1-luchtvaartuig” :

de volgende bemande European Light Aircraft:

  1. een vleugelvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg dat niet geclassificeerd is als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

  2. een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg;

  3. een ballon ontworpen voor een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400 m3 voor heteluchtballonnen, 1 050 m3 voor gasballonnen, 300 m3 voor Rozier-ballonnen;

  4. een zeppelin ontworpen voor maximaal vier inzittenden en een gas- of heteluchtvolume van hoogstens 3 400 m3 voor heteluchtzeppelins en 1 000 m3 voor gaszeppelins;

(k bis) „ELA2-luchtvaartuig” :

de volgende bemande European Light Aircraft:

  1. een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg dat niet is geclassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

  2. een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg;

  3. een ballon;

  4. een heteluchtluchtschip;

  5. een gasluchtschip dat aan elk van de volgende kenmerken voldoet:

    • maximum 3 % statisch gewicht,

    • niet-gerichte stuwkracht (met uitzondering van straalomkering),

    • conventioneel en eenvoudig ontwerp van structuur, controlesysteem en ballonetsysteem, en

    • onbekrachtigde besturing;

  6. een heel licht hefschroefvliegtuig;

(l) „LSA-luchtvaartuig” (LSA — Light Sport Aeroplane)::

een licht sportvliegtuig met de volgende kenmerken:

  1. een maximale startmassa van ten hoogste 600 kg;

  2. een maximale overtreksnelheid in de landingsconfiguratie (VS0) van ten hoogste 45 knopen gekalibreerde luchtsnelheid (Calibrated Air Speed (CAS)) bij de hoogste gecertificeerde vertrekmassa en de meest kritische zwaartepuntligging van het luchtvaartuig;

  3. niet meer dan twee zitplaatsen, waarvan één voor de piloot;

  4. een enkele niet-turbinemotor uitgerust met een propeller;

  5. zonder drukcabine;

(m) „hoofdvestiging van de organisatie” :
het hoofdkantoor of de maatschappelijke zetel van de onderneming waar de belangrijkste financiële taken en de operationele controle van de activiteiten, waarnaar in deze verordening wordt verwezen, worden uitgevoerd;
(n) „kritische onderhoudstaak” :
onderhoudstaak die de montage of de verstoring van een systeem of een deel van een luchtvaartuig, motor of propeller omvat en die, indien een fout wordt gemaakt bij de uitvoering, de vliegveiligheid rechtstreeks in gevaar kan brengen;
(o) „commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen” :
die activiteiten die onderworpen zijn aan de vereisten van deel ORO, subdeel SPO, zoals beschreven in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie(2);
(p) „beperkte vluchtuitvoeringen” :

vluchtuitvoeringen met andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen voor:

  1. vluchten met door particulieren gedeelde kosten, op voorwaarde dat de rechtstreekse kosten worden gedeeld door alle inzittenden van het luchtvaartuig, met inbegrip van de piloot, en waarbij het aantal personen dat de rechtstreekse kosten deelt niet meer dan zes bedraagt;

  2. wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, op voorwaarde dat de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt blijft tot een terugbetaling van de rechtstreekse kosten en een evenredige bijdrage in de jaarlijkse kosten, en tot prijzen waarvan de maximumwaarde door de bevoegde autoriteit wordt vastgesteld;

  3. kennismakingsvluchten, parachuteringsvluchten, sleepvluchten met zweefvliegtuigen of kunstvluchten die worden uitgevoerd door een opleidingsorganisatie die haar hoofdvestiging in een lidstaat heeft en is goedgekeurd in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1178/2011(3), of door een organisatie die de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen wil promoten, op voorwaarde dat het luchtvaartuig in eigendom of op grond van een dry-leaseovereenkomst wordt geëxploiteerd, dat de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dat vluchten waarbij niet-leden van de organisatie betrokken zijn slechts een marginale activiteit van de organisatie zijn;

Voor de toepassing van deze verordening worden „beperkte vluchtuitvoeringen” niet beschouwd als commerciële luchtvervoersactiviteiten of commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen;

(q) „kennismakingsvlucht” :
„kennismakingsvlucht” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 9, van Verordening (EU) nr. 965/2012;
(r) „wedstrijdvlucht” :
„wedstrijdvlucht” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 10, van Verordening (EU) nr. 965/2012;
(s) „luchtvaartvertoning” :
„luchtvaartvertoning” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 11, van Verordening (EU) nr. 965/2012;
(t) „harmonisatie van beheersystemen” :
het gecoördineerde proces waarbij de beheersystemen van twee of meer organisaties op elkaar inwerken en informatie en methoden uitwisselen om gemeenschappelijke of samenhangende doelstellingen inzake toezicht op de veiligheid en de naleving te bereiken;
(u) „complex motoraangedreven luchtvaartuig” :

  1. een vleugelvliegtuig:

    • met een maximale gecertificeerde startmassa van meer dan 5 700 kg, of

    • dat gecertificeerd is voor een maximale configuratie van meer dan 19 passagierszitplaatsen, of

    • dat gecertificeerd is voor vluchtuitvoering met een minimumbemanning van ten minste 2 piloten, of

    • dat is uitgerust met één of meer turbinestraalmotoren of met meer dan één schroefturbinemotor, of

  2. een helikopter die gecertificeerd is voor:

    • een maximale startmassa van meer dan 3 175 kg, of

    • een maximale configuratie van meer dan 9 passagierszitplaatsen, of

    • vluchtuitvoering met een minimumbemanning van ten minste 2 piloten, of

  3. een luchtvaartuig met kantelrotor(s).

Artikel 3 Normen voor permanente luchtwaardigheid

1.

De permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen en van daarop te installeren componenten wordt gewaarborgd overeenkomstig de eisen van bijlage I (deel-M), behalve voor de luchtvaartuigen die vermeld zijn in de eerste alinea van lid 2, waarop de eisen van bijlage V ter (deel-ML) van toepassing zijn.

2.

De eisen van bijlage V ter (deel-ML) zijn van toepassing op de volgende andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen:

  1. vliegtuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg of minder;

  2. hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 1 200 kg of minder, gecertificeerd voor ten hoogste 4 inzittenden;

  3. andere ELA2-luchtvaartuigen.

Wanneer de in de eerste alinea, onder a), b) en c) vermelde luchtvaartuigen vermeld zijn op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zijn de eisen van bijlage I (deel-M) van toepassing.

3.

Om te worden vermeld op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 moeten de in lid 2, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde luchtvaartuigen aan alle onderstaande eisen voldoen:

  1. de bevoegde autoriteit heeft een onderhoudsprogramma voor de luchtvaartuigen goedgekeurd overeenkomstig punt M.A.302 van bijlage I (deel-M);

  2. het onderhoud dat vereist is uit hoofde van het onder a) vermelde onderhoudsprogramma is uitgevoerddeel en gecertificeerd in overeenstemming met 145.A.48 en 145.A.50 van bijlage II (deel-145);

  3. er is een beoordeling van de luchtwaardigheid uitgevoerd en een nieuw certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgegeven overeenkomstig M.A.901 van bijlage I (deel-M).

4.

In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen waarvoor een vliegvergunning is afgegeven, verzekerd op grond van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig bijlage I (deel-21) bij Verordening (EG) nr. 748/2012 van de Commissie afgegeven vliegvergunning(4).

5.

Programma's voor de luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), vermelde luchtvaartuigen die voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M), welke van toepassing waren vóór 24 maart 2020, worden geacht te voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M) of ML.A.302 van bijlage V ter (deel-ML), al naargelang van toepassing, overeenkomstig leden 1 en 2.

6.

Exploitanten zien toe op de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder b), vermelde luchtvaartuigen en daarop te installeren componenten, overeenkomstig de eisen van bijlage V bis (deel-T).

7.

De permanente luchtwaardigheid van vliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg, die zijn uitgerust met meerdere turbopropmotoren, wordt gehandhaafd overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, zoals uiteengezet in M.A.201, M.A.301, M.A.302, M.A.601 en M.A.803 van bijlage I (deel-M), 145.A.30 van bijlage II (deel-145), 66.A.5, 66.A.30, en 66.A.70, aanhangsels V en VI van bijlage III (deel 66), CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel-CAMO), CAO.A.010 en aanhangsel I van bijlage V quinquies (deel-CAO), in de mate dat zij van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen.

Artikel 4 Erkenningen van organisaties die bij permanente luchtwaardigheid zijn betrokken

1.

Organisaties die betrokken zijn bij de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en daarop te monteren componenten, met inbegrip van het onderhoud, worden op hun verzoek erkend door de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de voorschriften van bijlage II (Deel-145), bijlage V quater (Deel-CAMO) of bijlage V quinquies (Deel-CAO), al naargelang van toepassing op de respectieve organisaties.

2.

Bij wijze van uitzondering op lid 1 kunnen organisaties tot 24 september 2020 op verzoek een erkenning krijgen van de bevoegde autoriteit overeenkomstig subdelen F en G van bijlage I (Deel-M). Alle overeenkomstig subdeel F en subdeel G van bijlage I (Deel-M) afgegeven erkenningen zijn geldig tot en met 24 maart 2022.

3.

Certificaten van erkenning als onderhoudsorganisatie die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend overeenkomstig de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad(5) vermelde certificeringsspecificatie JAR-145 en die vóór 29 november 2003 geldig waren, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig de eisen van bijlage II (Deel-145) bij deze verordening.

4.

Als organisaties die houder zijn van een overeenkomstig subdeel F of subdeel G van bijlage I (Deel-M) of overeenkomstig bijlage II (Deel-145) afgegeven geldig erkenningscertificaat daarom verzoeken, geeft de bevoegde autoriteit het in aanhangsel I bij bijlage V quinquies (Deel-CAO) opgenomen formulier 3-CAO af; daarna houdt de bevoegde autoriteit toezicht op deze organisaties overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel-CAO).

De rechten van dergelijke organisaties uit hoofde van de overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel-CAO) afgegeven erkenning moeten dezelfde zijn als de rechten uit hoofde van de erkenning die overeenkomstig subdeel F of subdeel G van bijlage I (Deel-M) of bijlage II (Deel-145) is afgegeven. Die rechten mogen echter niet verder gaan dan de rechten van een in sectie A van bijlage V quinquies (deel-CAO) bedoelde organisatie.

Bij wijze van uitzondering op CAO.B.060 van bijlage V quinquies (Deel-CAO) mag de organisatie tot 24 maart 2022 alle bevindingen van niet-naleving van de eisen van bijlage V quinquies (Deel-CAO) die niet zijn opgenomen in subdeel F of subdeel G van bijlage I (Deel-M) of in bijlage II (Deel-145), corrigeren.

Als de organisatie deze bevindingen niet uiterlijk op 24 maart 2022 heeft afgesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

5.

Als organisaties die houder zijn van een overeenkomstig subdeel G van bijlage I (Deel-M) afgegeven certificaat waarbij zij worden erkend als organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid daarom verzoeken, geeft de bevoegde autoriteit overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO) een EASA-formulier 14 af; daarna houdt de bevoegde autoriteit toezicht op deze organisaties overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO).

Bij wijze van uitzondering op CAMO.B.350 van bijlage V quater (Deel-CAMO) mag de organisatie tot 24 maart 2022 alle bevindingen van niet-naleving van de eisen van bijlage V quater (Deel-CAMO) die niet zijn opgenomen in subdeel G van bijlage I (Deel-M), corrigeren.

Als de organisatie deze bevindingen niet uiterlijk op 24 maart 2022 heeft afgesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

6.

Certificaten en goedkeuringen van onderhoudsprogramma’s voor luchtvaartuigen die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014, zoals van toepassing vóór 24 maart 2020, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig deze verordening.

7.

In afwijking van de punten 1 en 2 van punt 145.B.350 d) van bijlage II (deel 145), mag een onderhoudsorganisatie die houder is van een geldig erkenningscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage II (deel 145) alle bevindingen van niet-naleving in verband met de bij Verordening (EU) 2021/1963 van de Commissie(6) ingevoerde eisen van bijlage II tot 2 december 2024 corrigeren.

Als de organisatie die bevindingen niet uiterlijk op 2 december 2024 heeft afgesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

Artikel 5 Certificeringspersoneel

1.

Certificeringspersoneel moet gekwalificeerd zijn overeenkomstig de eisen van bijlage III (Deel-66), behalve als bepaald in M.A.606, onder h), M.A.607, onder b), M.A.801, onder c), en M.A.803 van bijlage I (Deel-M), in ML.A.801, onder c), en ML.A.803 van bijlage V ter (Deel-ML), CAO.A.040, onder b) en c), van bijlage V quinquies (Deel-CAO) en in 145.A.30, onder j), en in aanhangsel IV van bijlage II (Deel-145).

2.

Elk bewijs van bevoegdheid voor het onderhoud van luchtvaartuigen en, in voorkomend geval, de met dat bewijs samenhangende technische beperkingen, afgegeven of erkend door een lidstaat in overeenstemming met de JAA-voorschriften en -procedures, dat op de dag van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2042/2003 geldig was, wordt beschouwd als zijnde afgegeven in overeenstemming met onderhavige verordening.

3.

Certificeringspersoneel dat houder is van een overeenkomstig bijlage III (deel 66) afgegeven bewijs van bevoegdheid in een bepaalde categorie/subcategorie wordt geacht over de in punt 66.A.20, onder a), van dezelfde bijlage beschreven bevoegdheden te beschikken met betrekking tot die categorie/subcategorie; Met het oog op de uitbreiding van een bewijs van bevoegdheid tot een nieuwe categorie/subcategorie wordt ervan uitgegaan dat de vereiste basiskennis met betrekking tot deze nieuwe bevoegdheden is opgedaan.

4.

Certificeringspersoneel dat houder is van een bewijs van bevoegdheid voor luchtvaartuigen waarvoor geen individuele typebevoegdverklaring vereist is, mag zijn bevoegdheden blijven uitoefenen tot de eerste hernieuwing of wijziging; op dat ogenblik wordt het bewijs van bevoegdheid volgens de procedure van punt 66.B.125 van bijlage III (deel 66) geconverteerd in de typebevoegdverklaringen die in punt 66.A.45 van dezelfde bijlage zijn vastgesteld.

5.

Conversierappporten en examenbeoordelingsrapporten die voldoen aan de eisen die vóór deze verordening van kracht waren, worden geacht in overeenstemming te zijn met Verordening (EU) nr. 1149/2011.

6.

Tot op het ogenblik waarop eisen voor certificeringspersoneel van componenten aan deze verordening worden toegevoegd, blijven de in de nationale wetgeving van de relevante lidstaat vastgestelde eisen van kracht, behalve voor onderhoudsorganisaties die buiten de Unie zijn gevestigd; in dat geval worden de eisen vastgesteld door het agentschap.

7.

Beperkte certificeringsautorisaties die vóór 2 december 2022 overeenkomstig punt 145.A.30 j) 3. of 4. van bijlage II (deel 145) zijn afgegeven aan houders van bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige blijven geldig tot ze verstrijken of tot ze door de onderhoudsorganisatie worden ingetrokken.

Artikel 6 Eisen betreffende opleidingsinstellingen

Artikel 7

Artikel 7 bis Bevoegde autoriteiten

Artikel 8 Inwerkingtreding

BIJLAGE I(Deel -M)

Aanhangsel I

Aanhangsel IICertificaat van vrijgave voor gebruik EASA-formulier 1

Aanhangsel III

Aanhangsel IVKlasse- en classificatiesysteem voor de erkenning van onderhoudsorganisaties als bedoeld in subdeel F van bijlage I (deel M)

Aanhangsel VCertificaat van onderhoudsorganisatie als bedoeld in bijlage I (Deel-M), subdeel F — EASA-formulier 3-MF

Aanhangsel VICertificaat van organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, zoals vermeld in bijlage I (Deel-M), subdeel G — EASA-formulier 14-MG

Aanhangsel VIIComplexe onderhoudstaken

Aanhangsel VIIIBeperkt onderhoud door piloot-eigenaar

BIJLAGE II(Deel 145)

Aanhangsel ICertificaat van vrijgave voor gebruik — EASA-formulier 1

Aanhangsel II

Aanhangsel III

Aanhangsel IVVoorwaarden voor het inzetten van personeel dat niet gekwalificeerd is overeenkomstig bijlage III (deel 66) als bedoeld in punt 145.A.30, onder j), punten 1 en 2

BIJLAGE III(Deel 66)

Aanhangsel IBasiskennisvereisten(behalve voor bewijzen van bevoegdheid van categorie L)

Aanhangsel IIBasisexamennormen(behalve voor bewijzen van bevoegdheid van categorie L)

Aanhangsel IIICursussen en examennormen voor specifieke luchtvaartuigtypen

Aanhangsel IV

Aanhangsel V

Aanhangsel VI

Aanhangsel VII

Aanhangsel VIII

BIJLAGE IV(Deel 147)

Aanhangsel I

Aanhangsel II

Aanhangsel III

BIJLAGE VIngetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

BIJLAGE VBIS

BIJLAGE V ter

Aanhangsel I

Aanhangsel II

Aanhangsel III

Aanhangsel IV

BIJLAGE V quater

Aanhangsel ICertificaat van organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid — EASA-formulier 14

BIJLAGE V quinquies

Aanhangsel I

BIJLAGE VIConcordantietabel