Home

Gedelegeerde Verordening (EU) n r. 1393/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren

Gedelegeerde Verordening (EU) n r. 1393/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren

Artikel 1 Onderwerp

In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld om de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer te leggen in de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen visserijen in de noordwestelijke wateren, zoals afgebakend in artikel 4, lid 2, onder c), van die verordening.

Artikel 2 Vrijstelling op basis van overlevingskans

1.

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting niet van toepassing op vangsten van makreel en haring in ringzegenvisserijen in ICES-gebied VI, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de vangst wordt vrijgelaten voordat een bepaald percentage (vastgesteld in de leden 2 en 3 hieronder) van de ringzegen is gesloten („het punt van ophaling”);

  • het ringzegentuig is voorzien van zichtbare boeien die duidelijk de grens voor het punt van ophaling markeren;

  • het vaartuig en de ringzegen zijn uitgerust met een elektronisch systeem om te registreren en te documenteren wanneer, waar en in welke mate de ringzegen is ingezet voor alle visserijactiviteiten.

2.

Het punt van ophaling in de makreelvisserij is bij 80 % sluiting van de ringzegen en in de haringvisserij bij 90 % sluiting van de ringzegen.

3.

Indien de ingesloten school uit beide soorten bestaat, is het punt van ophaling bij 80 % sluiting van de ringzegen.

4.

Het is verboden vangsten makreel en haring vrij te laten na het punt van ophaling.

5.

De ingesloten school vissen wordt bemonsterd vóór de vrijlating om de soortensamenstelling, de groottesamenstelling en de hoeveelheid te ramen.

6.

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting in 2019 en 2020 niet van toepassing op vangsten van makreel en haring in de visserij met ringnetten op pelagische soorten waarvoor geen quota gelden, in de ICES-sectoren VIIe en VIIf, voor zover mutatis mutandis is voldaan aan de voorschriften van dit artikel, leden 1 tot en met 5, en artikel 4 van deze verordening.

Artikel 3 De-minimisvrijstellingen in 2015, 2016 en 2017

  De-minimisvrijstellingen in 2015, 2016 en 2017

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden teruggegooid:

  1. voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou), tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in ICES Vb, VI en VII, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

  2. voor witte tonijn (Thunnus alalunga), tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de visserijen die met pelagische spannetten (PTM) vissen op witte tonijn in het ICES VII;

  3. voor makreel (Scomber scombrus), horsmakrelen (Trachurus spp.), haring (Clupea harengus) en wijting (Merlangius merlangus), tot 3 % in 2015 en 2 % in 2016 van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische visserij door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 m die gebruikmaken van pelagische trawls (OTM) en vissen op makreel, horsmakreel en haring in ICES VIId;

  4. voor evervis (Caproidae), tot 1 % in 2015 en 0,75 % in 2016 van de totale toegestane vangsten voor de visserij op horsmakrelen (Trachurus spp.) met pelagische vriestrawlers die gebruikmaken van pelagische trawls in ICES VI en VII.

Artikel 3 bis De-minimisvrijstelling in 2018, 2019 en 2020

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden teruggegooid:

  1. tot maximaal 6 % in 2018 en 5 % in 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van blauwe wijting (Micromesistius poutassou) in de industriële pelagische trawlervisserij op blauwe wijting in ICES-sector Vb en de ICES-deelgebieden VI en VII, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

  2. tot maximaal 6 % in 2018 en 5 % in 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van witte tonijn (Thunnus alalunga) in de visserijen op die soort met pelagische spantrawls (PTM) in ICES-deelgebied VII;

  3. tot maximaal 1 % in 2018, 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus spp.), haring (Clupea harengus) en wijting (Merlangius merlangus) in de visserij op makreel, horsmakreel en haring in ICES-sector VIId door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 m die gebruikmaken van pelagische trawls (OTM en PTM).

Artikel 4 Documentatie van vangsten

De hoeveelheden vis die worden vrijgelaten overeenkomstig de vrijstelling uit hoofde van artikel 2 en de resultaten van de krachtens artikel 2, lid 5, vereiste bemonstering worden in het logboek vermeld.

Artikel 5 Inwerkingtreding

BIJLAGE