Home

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (Voor de EER relevante tekst)

TITEL I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

1.

Bij deze richtlijn worden de voorschriften vastgesteld op grond waarvan de lidstaten onderscheid maken tussen de volgende categorieën van betalingsdienstaanbieders:

  1. kredietinstellingen als gedefinieerd in punt 1 van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(1), met inbegrip van bijkantoren ervan zoals gedefinieerd in punt 17 daarvan, indien die bijkantoren zich in de Unie bevinden, ongeacht of de hoofdkantoren van die bijkantoren zich in de Unie of, in overeenstemming met artikel 47 van Richtlijn 2013/36/EU en met het nationale recht, buiten de Unie bevinden;

  2. instellingen voor elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/110/EG, met inbegrip van, overeenkomstig artikel 8 van die richtlijn en het nationale recht, bijkantoren ervan, ingeval die bijkantoren zich binnen de Unie bevinden en de hoofdkantoren van die bijkantoren buiten de Unie, voor zover de door die bijkantoren aangeboden betalingsdiensten verband houden met de uitgifte van elektronisch geld;

  3. postcheque-en-girodiensten die krachtens nationale wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden;

  4. betalingsinstellingen;

  5. de ECB en nationale centrale banken wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit of andere publieke autoriteit;

  6. de lidstaten en hun regionale en lokale overheden wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van overheidsinstantie.

2.

Bij deze richtlijn worden tevens regels vastgesteld betreffende:

  1. de transparantie van de voorwaarden en de informatievoorschriften met betrekking tot betalingsdiensten, en

  2. de respectieve rechten en verplichtingen van betalingsdienstgebruikers en van betalingsdienstaanbieders met betrekking tot het als gewoon beroep of bedrijf aanbieden van betalingsdiensten.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn is van toepassing op betalingsdiensten aangeboden in de Unie.

2.

Titel III en titel IV zijn van toepassing op betalingstransacties in de valuta van een lidstaat waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevindt.

3.

Titel III, met uitzondering van artikel 45, lid 1, onder b), artikel 52, lid 2, onder e), en artikel 56, onder a), alsmede titel IV, met uitzondering van de artikelen 81 tot en met 86 zijn, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie worden uitgevoerd, tevens van toepassing op betalingstransacties in valuta’s van niet-lidstaten waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevindt.

4.

Titel III, met uitzondering van artikel 45, lid 1, onder b), artikel 52, lid 2, onder e), artikel 52, lid 5, onder g), en artikel 56, onder a), alsmede titel IV, met uitzondering van artikel 62, leden 2 en 4, de artikelen 76, 77 en 81, artikel 83, lid 1, en de artikelen 89 en 92, zijn tevens van toepassing op betalingstransacties in alle valuta waarbij slechts een van de betalingsdienstaanbieders zich in de Unie bevindt, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie worden uitgevoerd.

5.

De lidstaten kunnen de instellingen bedoeld in artikel 2, lid 5, punten 4 tot en met 23, van Richtlijn 2013/36/EU vrijstelling verlenen van de toepassing van het geheel of een deel van de bepalingen van deze richtlijn.

Artikel 3 Uitsluitingen

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

  1. betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;

  2. betalingstransacties tussen de betaler en de begunstigde die worden uitgevoerd via een handelsagent die middels een overeenkomst gemachtigd is om voor rekening van alleen de betaler of alleen de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten via onderhandelingen tot stand te brengen of te sluiten;

  3. beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief het ophalen, verwerken en afleveren ervan;

  4. betalingstransacties die bestaan in het niet-beroepsmatig ophalen en afleveren van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;

  5. diensten waarbij de begunstigde aan de betaler contanten verstrekt in het kader van een betalingstransactie, nadat de betalingsdienstgebruiker hierom uitdrukkelijk heeft verzocht net voordat de betalingstransactie wordt uitgevoerd door middel van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten;

  6. contante valutawisseltransacties waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;

  7. betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde:

    1. papieren cheques die vallen onder het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

    2. papieren cheques die vergelijkbaar zijn met die bedoeld onder i) en die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

    3. papieren wissels in de zin van het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

    4. papieren wissels die vergelijkbaar zijn met de onder iii) bedoelde en vallen onder het recht van de lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

    5. papieren tegoedbonnen;

    6. papieren reischeques;

    7. papieren postwissels als omschreven door de Wereldpostunie;

  8. betalingstransacties die binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem worden uitgevoerd tussen afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen, clearinginstellingen en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd artikel 35;

  9. betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld in punt h) of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten verrichten, alsmede andere instellingen waaraan bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;

  10. door technischedienstaanbieders verrichte diensten ter ondersteuning van het aanbieden van betalingsdiensten, waarbij de betrokken aanbieders op geen enkel moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authenticatie van gegevens en entiteiten, levering van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsmede levering en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte automaten en instrumenten, met uitzondering van betalingsinitiatiediensten en rekeninginformatiediensten;

  11. op specifieke betaalinstrumenten gebaseerde diensten met beperkte gebruiksmogelijkheden, die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

    1. instrumenten waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever ervan of binnen een beperkt netwerk van dienstaanbieders die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;

    2. instrumenten waarmee uitsluitend goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft;

    3. uitsluitend in één lidstaat geldende instrumenten aangeboden op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijke entiteit, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie specifieke sociale of belastinggerelateerde regels heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben;

  12. betalingstransacties door een aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten die voor een abonnee van dat netwerk of die dienst ter aanvulling op elektronischecommunicatiediensten worden verricht:

    1. voor de aankoop van digitale inhoud en spraakgestuurde diensten, ongeacht het voor de aankoop of consumptie van de digitale inhoud gebruikte apparaat, en die in rekening worden gebracht via de betrokken factuur, of

    2. met of via een elektronisch apparaat en die in rekening worden gebracht via de betrokken factuur in het kader van een liefdadigheidsactiviteit of voor de aankoop van tickets,

    mits de waarde van de in de punten i) en ii) bedoelde afzonderlijke betalingstransacties niet meer dan 50 EUR bedraagt en:

    • de totale waarde van de betalingstransacties voor één enkele abonnee per maand niet meer dan 300 EUR bedraagt, of

    • ingeval een abonnee zijn rekening bij de aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten voorfinancieren, de totale waarde van de betalingstransacties niet meer dan 300 EUR per maand bedraagt;

  13. betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;

  14. betalingstransacties en aanverwante diensten tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, zonder tussenkomst van een andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming;

  15. geldopnamediensten die via geldautomaten worden aangeboden door namens een of meer kaartuitgevers handelende dienstaanbieders die geen partij zijn bij de raamovereenkomst met de cliënt die geld van een betaalrekening opneemt, mits die dienstaanbieders geen andere betalingsdiensten als bedoeld in bijlage I verrichten. Niettemin wordt aan de cliënt de in de artikelen 45, 48, 49 en 59 bedoelde informatie over eventuele kosten voor geldopname verstrekt, zowel vóór de geldopname als na ontvangst van de contanten aan het einde van de transactie na de geldopname.

Artikel 4 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „lidstaat van herkomst”:

    1. de lidstaat waar de statutaire zetel van de betalingsdienstaanbieder zich bevindt, of

    2. indien de betalingsdienstaanbieder overeenkomstig zijn nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor zich bevindt;

  2. „lidstaat van ontvangst”: de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de betalingsdienstaanbieder een agent of bijkantoor heeft, dan wel betalingsdiensten aanbiedt;

  3. „betalingsdienst”: een of meer in bijlage I vermelde bedrijfswerkzaamheden;

  4. „betalingsinstelling”: een rechtspersoon aan wie overeenkomstig artikel 11 vergunning is verleend om overal in de Unie betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren;

  5. „betalingstransactie”: een door of voor rekening van de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;

  6. „betalingstransactie op afstand”: betalingstransactie die via internet of met een voor communicatie op afstand bruikbaar apparaat wordt geïnitieerd;

  7. „betalingssysteem”: systeem voor de overmaking van geldmiddelen met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, clearing en/of afwikkeling van betalingstransacties;

  8. „betaler”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft;

  9. „begunstigde”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

  10. „betalingsdienstgebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;

  11. „betalingsdienstaanbieder”: een orgaan bedoeld in artikel 1, lid 1, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vrijstelling op grond van artikel 32 of 33 is verleend;

  12. „betaalrekening”: een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;

  13. „betalingsopdracht”: door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

  14. „betaalinstrument”: gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures, overeengekomen door de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betalingsopdracht;

  15. „betalingsinitiatiedienst”: een dienst voor het initiëren van een betalingsopdracht, op verzoek van de betalingsdienstgebruiker, met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betalingsdienstaanbieder wordt aangehouden;

  16. „rekeninginformatiedienst”: een onlinedienst voor het verstrekken van geconsolideerde informatie over een of meer betaalrekeningen die de betalingsdienstgebruiker bij een andere betalingsdienstaanbieder of bij meer dan één betalingsdienstaanbieder aanhoudt;

  17. „rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt en beheert;

  18. „betalingsinitiatiedienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die de in bijlage I, punt 7, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

  19. „rekeninginformatiedienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die de in bijlage I, punt 8, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

  20. „consument”: een natuurlijke persoon die, in betalingsdienstovereenkomsten die onder deze richtlijn vallen, voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;

  21. „raamovereenkomst”: een betalingsdienstovereenkomst die de toekomstige uitvoering van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties beheerst en die de verplichtingen en voorwaarden voor het openen van een betaalrekening kan omvatten;

  22. „geldtransfer”: een betalingsdienst waarbij, zonder dat een betaalrekening op naam van de betaler of de begunstigde wordt geopend, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder en/of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;

  23. „automatische afschrijving”: betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, of aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde dan wel aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verleende instemming;

  24. „overmaking”: een betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;

  25. „geldmiddelen”: bankbiljetten en muntstukken, giraal geld of elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG;

  26. „valutadatum”: referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;

  27. „referentiewisselkoers”: de wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd;

  28. „referentierentevoet”: de rentevoet die als berekeningsgrondslag voor in rekening te brengen interesten wordt gehanteerd, en die afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd en door beide partijen bij een betalingsdienstovereenkomst kan worden geverifieerd;

  29. „authenticatie”: een procedure waarmee een betalingsdienstaanbieder de identiteit van een betalingsdienstgebruiker dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument kan verifiëren, het gebruik van de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker inbegrepen;

  30. „sterke cliëntauthenticatie”: authenticatie met gebruikmaking van twee of meer factoren die worden aangemerkt als kennis (iets wat alleen de gebruiker weet), bezit (iets wat alleen de gebruiker heeft) en inherente eigenschap (iets wat de gebruiker is) en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin dat compromittering van één ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en di zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt beschermd;

  31. „persoonlijke beveiligingsgegevens”: voor doeleinden van authenticatie door de betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker verstrekte gepersonaliseerde kenmerken;

  32. „gevoelige betalingsgegevens”: gegevens waarmee fraude kan worden gepleegd, waaronder persoonlijke beveiligingsgegevens. Voor de activiteiten van betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders vormen de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer geen gevoelige betalingsgegevens;

  33. „unieke identificator”: de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker medegedeelde combinatie van letters, nummers en symbolen, die laatstgenoemde dient te verstrekken om een andere bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstgebruiker en/of diens betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;

  34. „techniek voor communicatie op afstand”: een middel dat, zonder dat de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gelijktijdig fysiek aanwezig zijn, kan worden gebruikt voor de sluiting van een betalingsdienstovereenkomst;

  35. „duurzame drager”: een hulpmiddel waarmee de betalingsdienstgebruiker de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze kan opslaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende tijd kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

  36. „micro-onderneming”: een onderneming die op het tijdstip van sluiting van de betalingsdienstovereenkomst een onderneming is als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

  37. „werkdag”: een dag waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie, geopend is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;

  38. „agent”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij het aanbieden van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsinstelling optreedt;

  39. „bijkantoor”: een bedrijfsvestiging die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling en rechtstreeks alle of bepaalde handelingen verricht die eigen zijn aan de bedrijfswerkzaamheden van een betalingsinstelling; alle in eenzelfde lidstaat gelegen bedrijfsvestigingen van een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden alle tezamen als één bijkantoor beschouwd;

  40. „groep”: een groep van ondernemingen die onderling verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 22, leden 1, 2 of 7 van Richtlijn 2013/34/EU, of ondernemingen zoals gedefinieerd in de artikelen 4, 5, 6 en 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie(2), die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 10, lid 1, of in artikel 113, lid 6 of lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  41. „elektronischecommunicatienetwerk”: een netwerk als gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad(3);

  42. „elektronischecommunicatiedienst”: een dienst als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Richtlijn 2002/21/EG;

  43. „digitale inhoud”: in digitale vorm geproduceerde of geleverde goederen of in digitale vorm geproduceerde en verleende diensten die uitsluitend binnen een technisch apparaat kunnen worden gebruikt of verbruikt, en waarbij op geen enkele wijze fysieke goederen of diensten worden gebruikt of verbruikt;

  44. „acceptatie van betalingstransacties”: een door een betalingsdienstaanbieder verleende betalingsdienst waarbij met een begunstigde een overeenkomst wordt gesloten voor de acceptatie en de verwerking van betalingstransacties, waardoor een geldovermaking naar de begunstigde ontstaat;

  45. „uitgifte van betaalinstrumenten”: een door een betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst waarbij een overeenkomst wordt gesloten om aan een betaler een betaalinstrument voor het initiëren en het verwerken van de betalingstransacties van de betaler te verstrekken;

  46. „eigen vermogen”: vermogen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met dien verstande dat ten minste 75 % van het tier 1-kapitaal bestaat uit tier 1-kernkapitaal als bedoeld in artikel 50 van die verordening en het tier 2-kapitaal ten hoogste een derde van het tier 1-kapitaal uitmaakt;

  47. „betalingsmerk”: elk(e) materie(ë)l(e) of digita(a)l(e) naam, term, teken, symbool of een combinatie daarvan, waaruit blijkt via welk betaalkaartschema op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden verricht;

  48. „co-badging”: het incorporeren van twee of meer betalingsmerken of betalingsapplicaties van hetzelfde betalingsmerk op hetzelfde betaalinstrument.

TITEL II BETALINGSDIENSTAANBIEDERS

HOOFDSTUK 1 Betalingsinstellingen

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 5 Vergunningsaanvragen
Artikel 6 Controle van het deelnemerschap
Artikel 7 Aanvangskapitaal
Artikel 8 Eigen vermogen
Artikel 9 Berekening van het eigen vermogen
Artikel 10 Beschermingsvoorschriften
Artikel 11 Vergunningverlening
Artikel 12 Mededeling van de beslissing
Artikel 13 Intrekking van een vergunning
Artikel 14 Registratie in de lidstaat van herkomst
Artikel 15 EBA-register
Artikel 16 Handhaving van de vergunning
Artikel 17 Boekhouding en wettelijke controle
Artikel 18 Werkzaamheden

Afdeling 2 Overige voorschriften

Artikel 19 Dienstverlening via agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed
Artikel 20 Aansprakelijkheid
Artikel 21 Bijhouden van gegevens

Afdeling 3 Bevoegde autoriteiten en toezicht

Artikel 22 Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten
Artikel 23 Toezicht
Artikel 24 Beroepsgeheim
Artikel 25 Beroep op de rechter
Artikel 26 Uitwisseling van informatie
Artikel 27 Schikking van meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten
Artikel 28 Aanvraag om het recht van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting uit te oefenen
Artikel 29 Toezicht op de uitoefening, door betalingsinstellingen, van het recht tot vestiging en het recht tot het vrij verrichten van diensten
Artikel 30 Maatregelen bij niet-naleving, waaronder voorzorgsmaatregelen
Artikel 31 Redenen en communicatie

Afdeling 4 Vrijstelling

Artikel 32 Voorwaarden
Artikel 33 Aanbieders van rekeninginformatiediensten
Artikel 34 Kennisgeving en informatieverstrekking

HOOFDSTUK 2 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 35 Toegang tot betalingssystemen

Artikel 36 Toegang tot rekeningen bij een kredietinstelling

Artikel 37 Verbod betalingsdiensten aan te bieden voor andere personen dan betalingsdienstaanbieders, en meldingsplicht

TITEL III TRANSPARANTIE VAN VOORWAARDEN EN INFORMATIEVEREISTEN MET BETREKKING TOT BETALINGSDIENSTEN

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 38 Toepassingsgebied

Artikel 39 Andere bepalingen in het Unierecht

Artikel 40 Kosten voor informatie

Artikel 41 Bewijslast inzake informatievereisten

Artikel 42 Derogatie van informatievereisten voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

HOOFDSTUK 2 Eenmalige betalingstransacties

Artikel 43 Toepassingsgebied

Artikel 44 Algemene voorafgaande informatie

Artikel 45 Informatie en voorwaarden

Artikel 46 Informatie aan de betaler en de begunstigde na initiëring van een betalingsopdracht

Artikel 47 Informatie aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler bij betalingsinitiatiediensten

Artikel 48 Informatie aan de betaler na ontvangst van de betalingsopdracht

Artikel 49 Informatie aan de begunstigde na uitvoering

HOOFDSTUK 3 Raamovereenkomsten

Artikel 50 Toepassingsgebied

Artikel 51 Algemene voorafgaande informatie

Artikel 52 Informatie en voorwaarden

Artikel 53 Toegang tot informatie en tot de voorwaarden van de raamovereenkomst

Artikel 54 Wijzigingen in de voorwaarden van de raamovereenkomst

Artikel 55 Beëindiging

Artikel 56 Informatie vóór de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie

Artikel 57 Informatie aan de betaler over afzonderlijke betalingstransacties

Artikel 58 Informatie aan de begunstigde over afzonderlijke betalingstransacties

HOOFDSTUK 4 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 59 Valuta en valutawissel

Artikel 60 Informatie over extra kosten of kortingen

TITEL IV RECHTEN EN PLICHTEN MET BETREKKING TOT HET AANBIEDEN EN HET GEBRUIK VAN BETALINGSDIENSTEN

HOOFDSTUK 1 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 61 Toepassingsgebied

Artikel 62 Toepasselijke kosten

Artikel 63 Derogatie voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

HOOFDSTUK 2 Toestaan van betalingstransacties

Artikel 64 Instemming en het intrekken van instemming

Artikel 65 Bevestiging betreffende de beschikbaarheid van geldmiddelen

Artikel 66 Regels voor de toegang tot betaalrekeningen in het geval van betalingsinitiatiediensten

Artikel 67 Regels voor de toegang tot en het gebruik van informatie over betaalrekeningen in het geval van rekeninginformatiediensten

Artikel 68 Restricties op het gebruik van het betaalinstrument en op de toegang tot betaalrekeningen door betalingsdienstaanbieders

Artikel 69 Plichten van de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot betaalinstrumenten en persoonlijke beveiligingsgegevens

Artikel 70 Plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten

Artikel 71 Kennisgeving en rectificatie van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties

Artikel 72 Bewijs inzake authenticatie en uitvoering van betalingstransacties

Artikel 73 Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties

Artikel 74 Aansprakelijkheid van de betaler voor niet-toegestane betalingstransacties

Artikel 75 Betalingstransacties waarbij het transactiebedrag niet vooraf bekend is

Artikel 76 Terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

Artikel 77 Verzoeken om terugbetaling van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

HOOFDSTUK 3 Uitvoering van betalingstransacties

Afdeling 1 Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen

Artikel 78 Ontvangst van betalingsopdrachten
Artikel 79 Weigering van betalingsopdrachten
Artikel 80 Onherroepelijkheid van een betalingsopdracht
Artikel 81 Overgemaakte en ontvangen bedragen

Afdeling 2 Uitvoeringstermijn en valutadatum

Artikel 82 Toepassingsgebied
Artikel 83 Betalingstransacties op een betaalrekening
Artikel 84 De begunstigde heeft geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder
Artikel 85 Op een betaalrekening gedeponeerde contanten
Artikel 86 Binnenlandse betalingstransacties
Artikel 87 Valutadatum en beschikbaarheid van geldmiddelen

Afdeling 3 Aansprakelijkheid

Artikel 88 Onjuiste unieke identificatoren
Artikel 89 Aansprakelijkheid van betalingsdienstaanbieders voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties
Artikel 90 Aansprakelijkheid in het geval van betalingsinitiatiediensten voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties
Artikel 91 Aanvullende financiële compensatie
Artikel 92 Recht van regres
Artikel 93 Abnormale en onvoorziene omstandigheden

HOOFDSTUK 4 Gegevensbescherming

Artikel 94 Gegevensbescherming

HOOFDSTUK 5 Operationele risico’s, beveiligingsrisico’s en authenticatie

Artikel 95 Beheersing van operationele risico’s en beveiligingsrisico’s

Artikel 96 Melding van incidenten

Artikel 97 Authenticatie

Artikel 98 Technische reguleringsnormen inzake authenticatie en communicatie

HOOFDSTUK 6 ADR-procedures voor de beslechting van geschillen

Afdeling 1 Klachtenprocedures

Artikel 99 Klachten
Artikel 100 Bevoegde autoriteiten

Afdeling 2 ADR-procedures en sancties

Artikel 101 Geschillenbeslechting
Artikel 102 ADR-procedures
Artikel 103 Sancties

TITEL V GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN TECHNISCHE REGULERINGSNORMEN

Artikel 104 Gedelegeerde handelingen

Artikel 105 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 106 Verplichting consumenten in kennis te stellen van hun rechten

TITEL VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 107 Volledige harmonisatie

Artikel 108 Evaluatieclausule

Artikel 109 Overgangsbepaling

Artikel 110 Wijziging van Richtlijn 2002/65/EG

Artikel 111 Wijzigingen van Richtlijn 2009/110/EG

Artikel 112 Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Artikel 113 Wijziging van Richtlijn 2013/36/EU

Artikel 114 Intrekking

Artikel 115 Omzetting

Artikel 116 Inwerkingtreding

Artikel 117 Adressaten

BIJLAGE I

BIJLAGE II