Home

Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014

Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag stelt de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vast voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

  2. Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad(1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies, met inbegrip van, waar toepasselijk, de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en andere adviesorganen, alsmede in het licht van alle van de adviesraden ontvangen adviezen.

  3. De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief in voorkomend geval bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld met inachtneming van de in artikel 2, lid 2, van die verordening vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van die verordening moeten de vangstmogelijkheden zo aan de lidstaten worden toegewezen dat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd.

  4. De totale toegestane vangsten (total allowable catch — TAC's) moeten daarom overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van het beschikbare wetenschappelijke advies, met inachtneming van zowel de biologische en sociaal-economische aspecten als de verplichting tot gelijke behandeling van de visserijsectoren, en in het licht van de standpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging van de belanghebbenden, met name op de bijeenkomsten van de betrokken adviesraden.

  5. De in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting wordt visserij per visserij ingevoerd. Wanneer in de onder deze verordening vallende regio een visserij onder de aanlandingsverplichting valt, moeten alle soorten in die visserij waarop vangstbeperkingen van toepassing zijn, worden aangeland. Met ingang van 1 januari 2015 wordt de aanlandingsverplichting toegepast op kleine pelagische visserijen (d.w.z. op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardine en sprot), op grote pelagische visserijen (d.w.z. op blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn, en blauwe en witte marlijn) en op visserijen voor industriële doeleinden (onder andere visserijen op lodde, zandspiering en kever). In artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat, wanneer de aanlandingsverplichting voor een visbestand is ingevoerd, de vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld met inachtneming van het feit dat vangstmogelijkheden niet meer worden vastgesteld als afspiegeling van de aanlanding maar als afspiegeling van de vangsten.

  6. Gedurende een aantal jaren was op sommige bestanden elasmobranchii (roggen en haaien) een 0-TAC van toepassing, met daaraan verbonden een verplichting om incidentele vangsten onmiddellijk vrij te laten. Deze specifieke behandeling is terug te voeren op de slechte staat van instandhouding van deze bestanden en op hun hoge overlevingspercentages, die ervoor zorgen dat teruggooi geen stijging van de visserijsterfte tot gevolg heeft, maar als gunstig voor de instandhouding van deze soorten wordt beschouwd. Met ingang van 1 januari 2015 zullen vangsten van deze soorten in het kader van pelagische visserijen echter onder de aanlandingsverplichting vallen, tenzij zij krachtens artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vallen onder een afwijking van de aanlandingsverplichting. Op grond van artikel 15, lid 4, onder a), van die verordening zijn dergelijke afwijkingen toegestaan voor soorten waarop niet mag worden gevist en die in een op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde rechtshandeling van de Unie als dusdanig worden omschreven. Daarom dient de visserij op deze soorten in de betrokken gebieden worden verboden.

  7. De afgelopen jaren is de TAC voor ansjovis in de Golf van Biskaje vastgesteld in een afzonderlijke verordening met betrekking tot vangstmogelijkheden, die van toepassing is van 1 juli van een bepaald jaar tot en met 30 juni van het volgende jaar. In 2014 concludeerde het WTECV dat verandering van de beheersperiode in een regulier kalenderjaar (januari tot december) de instandhoudingsrisico's voor dit bestand aanzienlijk verlaagt. Na overleg met Spanje, Frankrijk en de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren (South Western Advisory Council — SWWAC) kreeg de door het WTECV voorgestelde verandering een positieve beoordeling. Op deze basis dient Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad(2) te worden ingetrokken en moet in de onderhavige verordening een nieuwe TAC voor 2015 worden ingevoerd voor ansjovis in de Golf van Biskaje.

  8. Bovendien moeten de TAC's voor bestanden die onder specifieke meerjarenplannen vallen, op grond van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften. Bijgevolg moeten de TAC's voor de bestanden van zuidelijke heek en langoustine, tong in het westelijke Kanaal, schol en tong in de Noordzee, haring in de wateren ten westen van Schotland, kabeljauw in het Kattegat, de wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee, de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke Kanaal en blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften die zijn vervat in de Verordeningen (EG) nr. 2166/2005(3), (EG) nr. 509/2007(4), (EG) nr. 676/2007(5), (EG) nr. 1300/2008(6), (EG) nr. 1342/2008(7) (het „kabeljauwplan”) en (EG) nr. 302/2009(8) van de Raad.

  9. Met betrekking tot de noordelijke heekbestanden (Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad(9) en de tongbestanden in de Golf van Biskaje (Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad(10) zijn de minimumdoelstellingen van de desbetreffende herstel- en beheersplannen evenwel bereikt en dienen derhalve de verstrekte wetenschappelijke adviezen te worden gevolgd om de TAC's op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable yield — MSY) te brengen of te handhaven, al naargelang van het geval.

  10. Voor bestanden waarvoor onvoldoende gegevens of geen betrouwbare gegevens voorhanden zijn om ramingen van de omvang te kunnen maken, moeten de beheersmaatregelen en de TAC-niveaus worden vastgesteld volgens de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer als omschreven in artikel 4, lid 1, onder punt 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en met inachtneming van bestandsspecifieke factoren, waaronder met name de beschikbare gegevens over de ontwikkelingen van de bestanden en overwegingen betreffende gemengde visserijen.

  11. Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad(11) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer, op grond van artikel 3 en artikel 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden waarvoor respectievelijk TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening dient de Raad, bij de vaststelling van de TAC's, op basis van met name de biologische situatie van de bestanden te bepalen voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 een flexibiliteitsmechanisme ingevoerd voor alle bestanden waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is. Om te voorkomen dat overdreven flexibiliteit de instandhoudingsdoelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid ondergraaft en dat de biologische situatie van de bestanden negatief wordt beïnvloed, moet worden verduidelijkt dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen op de TAC's mogen worden toegepast wanneer de lidstaten geen gebruik maken van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

  12. In overeenstemming met het resultaat van het overleg tussen de Unie en Noorwegen kan de Unie machtiging verlenen voor het vissen op Noorse garnaal in gebied IIIa door vaartuigen van de Unie tot maximaal 10 procent boven het quotum dat voor de Unie beschikbaar is, mits de eventuele boven het voor de Unie beschikbare quotum gevangen hoeveelheden in mindering worden gebracht op haar quotum voor 2015. Bij de vaststelling van die vangstmogelijkheden moet die flexibiliteit worden geboden teneinde voor vaartuigen van de Unie gelijke voorwaarden te scheppen door de betrokken lidstaten toe te staan te kiezen voor een flexibiliteitsquotum. Daarom moet Verordening (EU) nr. 43/2014 worden gewijzigd.

  13. Wanneer voor een bepaald bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen, is het dienstig deze lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag te machtigen het niveau van deze TAC vast te stellen. Er moeten regelingen worden getroffen om te garanderen dat de betrokken lidstaat bij het vaststellen van dit TAC-niveau volledig in overeenstemming met de beginselen en voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid handelt.

  14. De maxima voor de visserijinspanning voor 2015 moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2166/2005, artikel 5 van Verordening (EG) nr. 509/2007, artikel 9 van Verordening (EG) nr. 676/2007, de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en de artikelen 5 en 9 van Verordening (EG) nr. 302/2009, rekening houdend met Verordening (EG) nr. 754/2009 van de Raad(12).

  15. In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en overeenkomstig de internationale verbintenissen in het kader van het Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) dient de visserijinspanning voor bepaalde diepzeesoorten te worden beperkt.

  16. Voor sommige soorten, zoals bepaalde haaiensoorten, kan zelfs een beperkte vorm van visserijactiviteit een ernstig risico voor de instandhouding van de soort inhouden. Voor dergelijke soorten moeten de vangstmogelijkheden derhalve tot nul worden gereduceerd middels een totaalverbod op de visserij op deze soorten.

  17. Tijdens de elfde Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, gehouden te Quito van 3 tot en met 9 november 2014, is een aantal diersoorten toegevoegd aan de lijst van beschermde soorten in Aanhangsel I en II bij het Verdrag; deze toevoeging heeft uitwerking vanaf 8 februari 2015. Daarom is het dienstig in de bescherming van die soorten te voorzien met betrekking tot vaartuigen van de Unie die in alle wateren vissen en vaartuigen van buiten de Unie die in wateren van de Unie vissen.

  18. De bij deze verordening voor vaartuigen van de Unie vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad(13), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over de aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden aan de Commissie doen toekomen.

  19. Voor sommige TAC's dienen de lidstaten de mogelijkheid te krijgen om extra toewijzingen toe te kennen aan vaartuigen die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij. Met die proeven wordt beoogd een vangstquotaregeling te testen in visserijen die nog niet onder de aanlandingsverplichting van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vallen, d.w.z. een regeling in het kader waarvan alle vangsten moeten worden aangeland en op de quota afgeboekt, teneinde teruggooi en de daarmee gepaarde gaande verspilling van anders bruikbare visserijhulpbronnen te vermijden. Ongecontroleerde teruggooi van vis is een bedreiging voor de langetermijnduurzaamheid van vis als collectief goed en dus voor de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Inherent aan vangstquotaregelingen is precies dat zij de vissers een stimulans bieden om de vangstselectiviteit van hun activiteiten te optimaliseren. Met het oog op het toezicht op de naleving van de voorwaarden die gelden voor de proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij dienen de lidstaten erop toe te zien dat alle visreizen uitvoerig en accuraat gedocumenteerd zijn en dat er voldoende capaciteit en middelen zijn, waaronder waarnemers, gesloten camerasystemen (CCTV) en overige middelen. De lidstaten dienen daarbij het beginsel van doelmatigheid en evenredigheid in acht te nemen. Bij het gebruik van CCTV-systemen moeten de voorschriften van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(14) worden nageleefd.

  20. Om te garanderen dat het potentieel van vangstquotaregelingen om de absolute visserijsterfte van de betrokken bestanden te beheersen, daadwerkelijk kan worden geëvalueerd aan de hand van proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, dienen alle in het kader van deze proeven gevangen vissen, inclusief die welke kleiner zijn dan de minimale aanlandingsmaat, in mindering te worden gebracht op de totale toewijzing voor het deelnemende vaartuig en dienen de visserijactiviteiten te worden stopgezet wanneer deze totale toewijzing volledig door dat vaartuig is opgebruikt. Voorts is het passend overdrachten van toewijzingen tussen vaartuigen die deelnemen aan de proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij en niet-deelnemende vaartuigen toe te staan mits kan worden aangetoond dat de teruggooi door niet-deelnemende vaartuigen niet toeneemt.

  21. Volgens het advies van de ICES is het raadzaam een specifiek systeem voor het beheer van zandspiering in de wateren van de Unie van de ICES-sectoren IIa en IIIa en het ICES-deelgebied IV te handhaven. In afwachting van het wetenschappelijke advies van de ICES, dat naar verwachting pas in februari 2015 beschikbaar zal zijn, is het raadzaam de TAC's en quota voorlopig op nul vast te stellen.

  22. Teneinde de volledige benutting van de vangstmogelijkheden te waarborgen, is het passend de toepassing van een flexiebele regeling tussen sommige TAC-gebieden wanneer het gaat om hetzelfde biologische bestand.

  23. De Unie heeft, volgens de procedure in de overeenkomsten of protocollen inzake betrekkingen op visserijgebied met Noorwegen(15) en de Faeröer(16), overleg met die partners gepleegd over de visserijrechten. In overeenstemming met de procedure in de overeenkomst en het protocol inzake betrekkingen op visserijgebied met Groenland(17) heeft het Gemengd Comité de concrete vangstmogelijkheden vastgesteld waarover de Unie in 2015 in Groenlandse wateren kan beschikken. Derhalve moeten deze vangstmogelijkheden in de onderhavige verordening worden opgenomen.

  24. De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (North-East Atlantic Fisheries Commission — NEAFC) heeft tijdens haar jaarvergadering in 2014 een instandhoudingsmaatregel voor het roodbaarsbestand in de Irminger Zee aangenomen waarbij de TAC's en quota voor de verdragsluitende partijen, waaronder de Unie, voor 2015 werden vastgesteld. Voorts zal het overleg tussen de kuststaten van de NEAFC in 2015 worden voortgezet, over vangstmogelijkheden voor Atlanto-Scandische haring voor dat jaar. Het is daarom dienstig voorlopige vangstbeperkingen voor Atlanto-Scandische haring vast te stellen als een percentage van het quotum van de Unie voor 2014, in afwachting van een herziening op basis van het resultaat van het overleg tussen de kuststaten van de NEAFC.

  25. Tijdens haar jaarvergadering in 2014 heeft de NEAFC geen instandhoudingsmaatregel voor het roodbaarsbestand in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II aangenomen waarbij de TAC's en quota voor de verdragsluitende partijen zijn vastgesteld. Het overleg over de vangstmogelijkheden voor dit roodbaarsbestand zal in 2015 worden voortgezet. Aangezien de visserijactiviteit in de tweede helft van het jaar plaatsvindt, zullen de vangstbeperkingen voor dit bestand in de loop van 2015 worden vastgesteld, rekening houdend met het resultaat van het overleg tussen de kuststaten van de NEAFC.

  26. De Internationale Commissie voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas — ICCAT) heeft tijdens haar jaarvergadering in 2014 de TAC's en quota voor blauwvintonijn over een periode van drie jaar verhoogd, en de TAC's en quota voor zwaardvis in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, zwaardvis in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan, witte tonijn in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan en witte tonijn in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan voor de periode 2015-2016 op het huidige niveau gehandhaafd. Voorts is het dienstig dat deze organisatie, zoals nu reeds voor het bestand van blauwvintonijn gebeurt, vangstbeperkingen vaststelt voor de recreatie- en sportvisserij op alle andere ICCAT-bestanden van bijlage ID, teneinde te garanderen dat de Unie haar quota niet overschrijdt. Al deze maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet.

  27. Tijdens hun jaarvergadering in 2014 hebben de partijen bij de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources — CCAMLR) vangstbeperkingen voor zowel doelsoorten als bijvangstsoorten aangenomen, met inbegrip van bijvangstquota voor 2015 en 2016 voor bepaalde experimentele visserijen in deelgebied 88.2. Bij de vaststelling van vangstmogelijkheden voor 2016 moet rekening worden gehouden met de benutting van die quota in 2015.

  28. De Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (Indian Ocean Tuna Commission — IOTC) heeft tijdens haar jaarvergadering in 2014 de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen niet gewijzigd. Het is echter noodzakelijk de capaciteitsbeperkingen in bijlage VI bij deze verordening vast te stellen met inachtneming van de opneming van Mayotte als ultraperifere regio in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1380/2013, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1385/2013 van de Raad(18).

  29. De derde jaarvergadering van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (South Pacific Regional Fisheries Management Organisation — SPRFMO) zal in februari 2015 worden gehouden. Het is raadzaam om in afwachting van die jaarvergadering de bestaande maatregelen in het verdragsgebied van de SPRFMO voorlopig te handhaven. Het bestand Chileense horsmakreel mag echter niet gericht worden bevist vooraleer als resultaat van die jaarlijkse vergadering een TAC wordt bepaald.

  30. Tijdens haar 87e jaarvergadering in 2014 heeft de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) haar instandhoudingsmaatregelen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn gehandhaafd. Voorts heeft de IATTC haar resolutie over de instandhouding van oceanische witpunthaaien gehandhaafd. De omzetting van deze maatregelen in Unierecht moet worden voortgezet.

  31. De Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (South East Atlantic Fisheries Organisation — SEAFO) heeft tijdens haar jaarvergadering in 2014 een aanbeveling aangenomen voor nieuwe tweejarige TAC's voor Beryx spp., Atlantische slijmkop en Pseudopentaceros spp., terwijl de bestaande TAC's voor zwarte Patagonische ijsheek en rode diepzeekrabben worden gehandhaafd. De door de SEAFO aangenomen maatregelen die momenteel op de toewijzing van vangstmogelijkheden van toepassing zijn, moeten in Unierecht worden omgezet.

  32. De Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (Western and Central Pacific Fisheries Commission — WCPFC) heeft tijdens haar negende jaarvergadering een instandhoudings- en beheersmaatregel aangenomen voor de bescherming van walvishaaien tegen het vissen met ringzegens. Tijdens haar tiende jaarvergadering heeft de WCPFC vangstbeperkingen aangenomen voor met de beug vissende vaartuigen die op grootoogtonijn vissen. De WCPFC heeft tijdens haar elfde jaarvergadering in 2014 haar in 2013 genomen maatregelen met betrekking tot de vangstmogelijkheden niet gewijzigd. Al deze maatregelen moeten in Uniewetgeving worden omgezet.

  33. De partijen bij de Overeenkomst voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee hebben tijdens hun jaarvergadering in 2013 hun maatregelen betreffende vangstmogelijkheden niet gewijzigd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet.

  34. Tijdens haar 36e jaarvergadering in 2014 heeft de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (North West Atlantic Fisheries Organisation — NAFO) een aantal vangstmogelijkheden voor 2015 vastgesteld voor bepaalde bestanden in de deelgebieden 1-4 van het NAFO-verdragsgebied. In dat verband heeft de NAFO een moratorium voor de garnaalvisserij in sector 3L vastgesteld, de TAC voor roodbaars in sector 3M verhoogd om bepaalde bijvangsten te dekken en de visserij op witje heropend in sector 3NO.

  35. Bepaalde internationale maatregelen waarbij vangstmogelijkheden voor de Unie worden ingesteld of beperkt, worden aan het einde van het jaar door de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) vastgesteld en worden vóór de inwerkingtreding van deze verordening van kracht. De bepalingen tot omzetting van deze maatregelen in Unierecht dienen derhalve met terugwerkende kracht van toepassing te zijn. Aangezien het visseizoen in het verdragsgebied van de CCAMLR loopt van 1 december tot en met 30 november en bepaalde vangstmogelijkheden of -verboden in het CCAMLR-verdragsgebied derhalve worden vastgesteld voor een periode die ingaat op 1 december 2014, dienen de desbetreffende bepalingen van deze verordening vanaf die datum van toepassing te zijn. Deze toepassing met terugwerkende kracht laat het beginsel van het gewettigd vertrouwen onverlet, aangezien CCAMLR-leden niet zonder machtiging in het CCAMLR-verdragsgebied mogen vissen.

  36. Overeenkomstig de verklaring van de Unie gericht aan de Bolivariaanse Republiek Venezuela inzake de toekenning van vangstmogelijkheden in wateren van de EU aan vissersvaartuigen die de vlag van de Bolivariaanse Republiek Venezuela voeren in de exclusieve economische zone voor de kust van Frans Guyana(19), moeten voor Venezuela vangstmogelijkheden worden vastgesteld voor het vissen op snappers in wateren van de Unie.

  37. Om te waarborgen dat uniforme voorwaarden worden toegepast wanneer aan afzonderlijke lidstaten toestemming wordt verleend om de hun toegewezen visserijinspanning volgens een kilowattdagensysteem te beheren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

  38. Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de toekenning van extra zeedagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten en voor de versterkte aanwezigheid van wetenschappelijke waarnemers, alsmede met betrekking tot de spreadsheetformats voor het verzamelen en doorsturen van informatie betreffende de overdracht van zeedagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(20).

  39. Teneinde ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten niet worden onderbroken en het inkomen van de vissers in de Unie wordt veiliggesteld, dient deze verordening met ingang van 1 januari 2015 van toepassing te zijn, met uitzondering van de bepalingen betreffende de beperkingen van de visserijinspanning, die van toepassing moeten zijn vanaf 1 februari 2015, en sommige bepalingen voor bijzondere gebieden, waarvoor een specifieke toepassingsdatum moet gelden. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

  40. De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het toepasselijke recht van de Unie worden gebruikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp

1.

Bij deze verordening worden de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie beschikbaar zijn.

2.

De in lid 1 bedoelde vangstmogelijkheden omvatten:

  1. de vangstbeperkingen voor 2015 en, waar zulks in de onderhavige verordening is bepaald, voor 2016;

  2. de beperkingen van de visserijinspanning voor de periode van 1 februari 2015 tot en met 31 januari 2016, behalve wanneer andere perioden voor inspanningsbeperkingen zijn vastgesteld in de artikelen 9, 29 en 31;

  3. de vangstmogelijkheden voor de periode van 1 december 2014 tot en met 30 november 2015 voor bepaalde bestanden in het CCAMLR-verdragsgebied;

  4. de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden in het IATTC-verdragsgebied als vastgesteld in artikel 32 voor de in die bepaling gespecificeerde perioden in 2015 en 2016.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing op de volgende vaartuigen:

  1. Unievaartuigen;

  2. vaartuigen van derde landen in Uniewateren.

2.

Voor de toepassing van artikel 11 bis is de onderhavige verordening tevens van toepassing op recreatievisserijen.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) „vaartuig van de Unie” :
een vissersvaartuig van de Unie als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder 5), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
b) „vaartuig van een derde land” :
een vissersvaartuig als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder 4), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, dat de vlag voert van en is geregistreerd in een derde land;
c) „wateren van de Unie” :
de wateren van de Unie als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder 1), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
d) „internationale wateren” :
wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;
e) „bestand” :
een bestand als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder 14), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
f) „totale toegestane vangst” (TAC):
  1. voor visserij die is onderworpen aan de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting, de hoeveelheid van elk bestand die elk jaar mag worden gevangen;

  2. in de overige visserijen: de hoeveelheid die elk jaar van elk bestand mag worden aangeland;

g) „quotum” :
een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;
h) „analytische evaluatie” :
een kwantitatieve evaluatie van trends in een bepaald bestand, op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van het bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten te verstrekken;
i) „voorzorgsbenadering van het visserijbeheer” :
de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder 8), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
j) „maaswijdte” :
de maaswijdte van visnetten als vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie(21);
k) „vissersvlootregister van de Unie” :
het register dat door de Commissie is ingesteld overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
l) „visserijlogboek” :
het logboek als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;
m) „recreatievisserijen” :
niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene levende aquatische rijkdommen worden geëxploiteerd voor doeleinden als vrijetijdsbesteding, toerisme of sport.

Artikel 4 Visserijzones

TITEL II VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 5 TAC's en toewijzingen

Artikel 6 Door de lidstaten vast te stellen TAC's

Artikel 7 Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

Artikel 8 Beperkingen van de visserijinspanning

Artikel 9 Vangst- en inspanningsbeperkingen voor de diepzeevisserij

Artikel 9 bis Maatregelen inzake zeebaars

Artikel 10 Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden

Artikel 11 Gesloten visseizoenen

Artikel 11 bis Recreatievisserijen op zeebaars in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Artikel 12 Verbodsbepalingen

Artikel 13 Gegevensverstrekking

HOOFDSTUK II Extra toewijzingen voor vaartuigen die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij

Artikel 14 Extra toewijzingen

Artikel 15 Aan de extra toewijzingen verbonden voorwaarden

Artikel 16 Verwerking van persoonsgegevens

Artikel 17 Intrekking van extra toewijzingen

Artikel 18 Wetenschappelijke toetsing van de beoordelingen van de teruggooi

Artikel 18 bis Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden

HOOFDSTUK III Vismachtigingen in wateren van derde landen

Artikel 19 Vismachtigingen

HOOFDSTUK IV Vangstmogelijkheden in wateren van regionale organisaties voor visserijbeheer

Artikel 20 Overdrachten en uitwisselingen van quota

Afdeling 1 ICCAT-verdragsgebied

Artikel 21 Beperkingen van de vangst-, kweek- en mestcapaciteit voor blauwvintonijn
Artikel 22 Recreatie- en sportvisserij
Artikel 23 Haaien

Afdeling 2 CCAMLR-verdragsgebied

Artikel 24 Verbodsbepalingen en vangstbeperkingen
Artikel 25 Experimentele visserij
Artikel 26 Visserij op Antarctisch krill in het visseizoen 2015/2016

Afdeling 3 IOTC-verdragsgebied

Artikel 27 Beperking van de vangstcapaciteit van vaartuigen die in het IOTC-verdragsgebied vissen
Artikel 28 Haaien

Afdeling 4 SPRFMO-verdragsgebied

Artikel 29 Pelagische visserij — capaciteitsbeperking
Artikel 30 Pelagische visserij — TAC's
Artikel 31 Bodemvisserij

Afdeling 5 IATTC-verdragsgebied

Artikel 32 Ringzegenvisserij
Artikel 33 Verbod op de visserij op oceanische witpunthaaien

Afdeling 6 SEAFO-verdragsgebied

Artikel 34 Verbod op de visserij op diepzeehaaien

Afdeling 7 WCPFC-verdragsgebied

Artikel 35 Voorwaarden voor de visserijen op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte tonijn en Zuid-Pacifische witte tonijn
Artikel 36 Gesloten gebied voor de visserij met vis aantrekkende voorzieningen (FAD's)
Artikel 37 Het tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied
Artikel 38 Beperking van het aantal vaartuigen van de Unie dat op zwaardvis mag vissen
Artikel 39 Zijdehaaien en oceanische witpunthaaien

Afdeling 8 Beringzee

Artikel 40 Verbod op de visserij in de volle zee van de Beringzee

TITEL III VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN WATEREN VAN DE UNIE

Artikel 41 TAC's

Artikel 42 Vismachtigingen

Artikel 43 Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

Artikel 44 Verbodsbepalingen

TITEL IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 45 Comitéprocedure

Artikel 46 Wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014

Artikel 47 Intrekking

Artikel 48 Inwerkingtreding

LIJST VAN BIJLAGEN

BIJLAGE I

BIJLAGE IA

BIJLAGE IB

BIJLAGE IC

BIJLAGE ID

BIJLAGE IE

BIJLAGE IF

BIJLAGE IG

BIJLAGE IH

BIJLAGE IJ

BIJLAGE IIA

Aanhangsel 1 van Bijlage IIA

BIJLAGE IIB

BIJLAGE IIC

BIJLAGE IID

Aanhangsel 1 van Bijlage IID

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

Aanhangsel van bijlage V, deel B
BIJLAGE 21-03/A
BIJLAGE 21-03/B

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII