Home

Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (codificatie)

Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (codificatie)

Artikel 1 Beginselen

1.

Compenserende rechten kunnen worden ingesteld om elke subsidie te neutraliseren die rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend voor de vervaardiging, de productie, de uitvoer of het vervoer van een product waarvan het in de Unie in het vrije verkeer brengen schade veroorzaakt.

2.

In afwijking van lid 1 zijn de bepalingen van deze verordening volledig van toepassing op producten die niet rechtstreeks vanuit het land van oorsprong, maar vanuit een tussenliggend land naar de Unie worden uitgevoerd. De desbetreffende transactie(s) wordt, respectievelijk worden beschouwd als tussen het land van oorsprong en de Unie te zijn geschied.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

  1. wordt een product geacht te worden gesubsidieerd indien daarvoor een subsidie wordt toegekend waartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen zoals omschreven in de artikelen 3 en 4. Een dergelijke subsidie kan worden verleend door de overheid van het land van oorsprong van het ingevoerde product of door die van een tussenliggend land van waaruit het product naar de Unie wordt uitgevoerd, welk laatstbedoeld land voor de toepassing van deze verordening „land van uitvoer” wordt genoemd;

  2. wordt onder „overheid” verstaan, elke overheidsinstantie op het grondgebied van het land van oorsprong of van uitvoer;

  3. wordt onder „soortgelijk product” verstaan, een product dat identiek is, hetgeen wil zeggen een product dat in ieder opzicht gelijk aan het betrokken product is of, bij gebreke van een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in ieder opzicht gelijk is, kenmerken vertoont die sterk op die van het betrokken product gelijken;

  4. wordt, tenzij anders bepaald, onder „schade” verstaan, aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie of aanmerkelijke vertraging bij de vestiging van een dergelijke bedrijfstak en wordt dit begrip volgens de bepalingen van artikel 8 uitgelegd.

Artikel 3 Definitie van subsidie

Subsidie wordt geacht aanwezig te zijn indien:

    1. de overheid in het land van oorsprong of in dat van uitvoer een financiële bijdrage levert, dat wil zeggen wanneer:

      1. een overheidspraktijk rechtstreekse overdracht van middelen (bijvoorbeeld schenkingen, leningen, kapitaalinbreng), of mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen of van passiva (bijvoorbeeld leninggaranties) inhoudt;

      2. de overheid afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen of deze niet int, bijvoorbeeld fiscale stimuli zoals belastingkredieten. In dit verband wordt de vrijstelling, ten behoeve van een uitgevoerd product, van op het soortgelijke product, indien dat voor binnenlands ge- of verbruik is bestemd, rustende rechten en belastingen of de gehele of gedeeltelijke terugbetaling of kwijtschelding van deze rechten en belastingen voor bedragen die niet hoger zijn dan de betaalde of verschuldigde bedragen, niet als subsidie beschouwd, mits een dergelijke terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig de bepalingen van de bijlagen I, II en III geschiedt;

      3. de overheid goederen levert of diensten biedt, niet bestaande uit algemene infrastructuur, of goederen aankoopt;

      4. de overheid:

        • betalingen aan een financieringsmechanisme verricht, of

        • aan een particulier lichaam een of meer van de onder i), ii) en iii) genoemde soorten functies toevertrouwt of dat lichaam daarmee belast, welke functies zij normaal zelf zou vervullen en de praktijk in werkelijkheid niet afwijkt van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen;

      of

    2. er enige vorm van inkomens- of prijzensteun in de zin van artikel XVI van de GATT 1994 is; en

  1. daarbij een voordeel wordt toegekend.

Artikel 4 Tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

1.

Subsidies worden slechts dan aan compenserende maatregelen onderworpen indien zij specifiek zijn, zoals omschreven in de leden 2, 3 en 4.

2.

Om te bepalen of een subsidie specifiek is voor een onderneming of een bedrijfstak of voor een groep van ondernemingen of bedrijfstakken (hierna „bepaalde ondernemingen” genoemd) binnen het gebied van de bevoegdheden van de subsidieverlenende autoriteit, gelden de volgende beginselen:

  1. een subsidie is specifiek wanneer de subsidieverlenende autoriteit of de wetgeving op grond waarvan deze autoriteit handelt, de mogelijkheid om subsidie te verkrijgen uitdrukkelijk tot bepaalde ondernemingen beperkt;

  2. een subsidie is niet-specifiek indien de subsidieverlenende autoriteit of de wetgeving op grond waarvan deze subsidieverlenende autoriteit handelt, voor de toekenning van subsidies en voor de vaststelling van de hoogte ervan objectieve criteria of voorwaarden hanteert en voor zover het in aanmerking komen voor subsidie automatisch is en de criteria en voorwaarden strikt in acht worden genomen;

  3. indien er, ondanks het feit dat er op grond van het bepaalde onder a) en b) geen specificiteit lijkt te zijn, toch redenen zijn om aan te nemen dat de subsidie in feite specifiek kan zijn, mogen andere factoren in aanmerking worden genomen, zoals gebruik van een subsidieprogrammering door een beperkt aantal bepaalde ondernemingen, gebruik ervan overwegend door bepaalde ondernemingen, de toekenning aan bepaalde ondernemingen van onevenredig hoge subsidiebedragen en de wijze waarop de subsidieverlenende autoriteit bij het besluit tot verlening van de subsidie van haar discretionaire bevoegdheid gebruik maakt. In dit verband worden met name de frequentie waarmee aanvragen om subsidies worden afgewezen, respectievelijk ingewilligd en de redenen daarvan in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van het bepaalde onder b) wordt onder „objectieve criteria of voorwaarden” verstaan, criteria of voorwaarden die neutraal zijn, die bepaalde ondernemingen niet ten opzichte van andere ondernemingen begunstigen en die economisch van aard en horizontaal van toepassing zijn, zoals het aantal werknemers of de ondernemingsgrootte.

De criteria of voorwaarden moeten in wetten, in regelgeving of in andere officiële documenten duidelijk zijn omschreven zodat een en ander kan worden nagegaan.

Bij de toepassing van de eerste alinea, onder c), wordt rekening gehouden met de mate van diversificatie van de economische activiteiten binnen het gebied van de bevoegdheden van de subsidieverlenende autoriteit en met het tijdvak waarin de subsidieregeling toepassing heeft gevonden.

3.

Een subsidie die tot bepaalde ondernemingen is beperkt welke in een afgebakend geografisch gebied binnen het gebied van de bevoegdheden van een subsidieverlenende autoriteit zijn gevestigd, is specifiek. De vaststelling of wijziging van algemeen geldende belastingtarieven door de daartoe bevoegde overheidsinstanties wordt voor de toepassing van deze verordening niet geacht een specifieke subsidie te zijn.

4.

Niettegenstaande het bepaalde in de leden 2 en 3, worden de volgende subsidies geacht specifiek te zijn:

  1. subsidies die, rechtens of in feite, uitsluitend of als een van verscheidene andere voorwaarden van uitvoerprestaties afhankelijk zijn, met inbegrip van de in bijlage I genoemde subsidies;

  2. subsidies die uitsluitend of onder meer afhankelijk zijn van het gebruik van binnenlandse in plaats van dat van ingevoerde goederen.

Voor de toepassing van het bepaalde onder a), worden subsidies geacht van uitvoerprestaties afhankelijk te zijn wanneer uit de feiten blijkt dat de toekenning van een subsidie, zonder dat deze rechtens van uitvoerprestaties afhankelijk is, in feite aan bestaande of verwachte uitvoer of aan inkomsten uit uitvoer is gebonden. Het loutere feit dat een subsidie aan exporterende ondernemingen wordt toegekend, is op zich niet voldoende om aan te nemen dat deze subsidie een uitvoersubsidie in de zin van deze bepaling is.

5.

De vaststelling van specificiteit uit hoofde van de bepalingen van dit artikel, moet duidelijk met positief bewijsmateriaal worden onderbouwd.

Artikel 5 Berekening van de hoogte van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

De hoogte van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies wordt berekend in termen van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel waarvan het bestaan wordt vastgesteld in het onderzoektijdvak voor de subsidiëring. Dit tijdvak is in de regel het recentste boekjaar van de begunstigde, maar kan ook een ander tijdvak van ten minste zes, aan de opening van het onderzoek voorafgaande maanden zijn, waarvoor betrouwbare financiële en andere relevante gegevens beschikbaar zijn.

Artikel 6 Berekening van het voordeel voor de ontvanger

Artikel 7 Algemene bepalingen inzake de berekening

Artikel 8 Schadevaststelling

Artikel 9 Omschrijving van het begrip bedrijfstak van de Unie

Artikel 10 Inleiding van de procedure

Artikel 11 Het onderzoek

Artikel 12 Voorlopige maatregelen

Artikel 13 Verbintenissen

Artikel 14 Beëindiging zonder maatregelen

Artikel 15 Instelling van definitieve rechten

Artikel 16 Terugwerkende kracht

Artikel 17 Duur

Artikel 18 Nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen

Artikel 19 Tussentijdse nieuwe onderzoeken

Artikel 20 Versnelde nieuwe onderzoeken

Artikel 21 Terugbetalingen

Artikel 22 Algemene bepalingen inzake nieuwe onderzoeken en terugbetalingen

Artikel 23 Ontwijking

Artikel 24 Algemene bepalingen

Artikel 24 bis Continentaal plat van een lidstaat of de exclusieve economische zone

Artikel 25 Comitéprocedure

Artikel 26 Controlebezoeken

Artikel 27 Steekproeven

Artikel 28 Niet-medewerking

Artikel 29 Vertrouwelijke gegevens

Artikel 29 bis Informatie over voorlopige maatregelen

Artikel 30 Mededeling van gegevens

Artikel 31 Belang van de Unie

Artikel 32 Verband tussen maatregelen inzake compenserende rechten en maatregelen op multilateraal niveau

Artikel 32 bis Verslag

Artikel 32 ter Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 33 Slotbepalingen

Artikel 34 Verslag

Artikel 35 Intrekking

Artikel 36 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE I bis

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI