Verordening (EU) 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
Verordening (EU) 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
02016R1104 — NL — 08.07.2016 — 000.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2016/1104 VAN DE RAAD van 24 juni 2016 (PB L 183 van 8.7.2016, blz. 30) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2016/1104 VAN DE RAAD
van 24 juni 2016
tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.
Zij is niet van toepassing op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a)de handelingsbevoegdheid van de partners;
b)het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een geregistreerd partnerschap;
c)onderhoudsverplichtingen;
d)de erfopvolging van een overleden partner;
e)de sociale zekerheid;
f)in het geval van ontbinding of nietigverklaring van het geregistreerde partnerschap, de aanspraak op overgang tussen de partners van rechten op ouderdoms- of invaliditeitspensioen die gedurende het geregistreerde partnerschap zijn verworven en gedurende het geregistreerde partnerschap niet tot pensioeninkomen hebben geleid, of de aanpassing van dergelijke rechten;
g)de aard van de zakelijke rechten die rusten op vermogensbestanddelen, en
h)de inschrijving van rechten op onroerende en roerende zaken in een register, met inbegrip van de wettelijke voorschriften voor de inschrijving en de rechtsgevolgen van de inschrijving of van het achterwege blijven daarvan.
Artikel 2
Bevoegdheid ter zake van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen in de lidstaten
Deze verordening laat de bevoegdheid van de instanties van de lidstaten ter zake van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen onverlet.
Artikel 3
Definities
1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a)„geregistreerd partnerschap”: de regeling inzake het samenleven van twee personen die bij wet is vastgesteld, waarvan registratie bij dezelfde wet verplicht is en die voldoet aan de bij die wet voor zijn totstandbrenging vastgestelde vormvereisten;
b)„vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap”: het geheel van regels betreffende de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de partners onderling en tussen de partners en derden, die ten gevolge van de rechtsbetrekking die is ontstaan door de registratie of de ontbinding van het partnerschap bestaan;
c)„vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners”: iedere overeenkomst waarbij de partners of de toekomstige partners de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap regelen;
d)„authentieke akte”, een document ter zake van de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap dat in een lidstaat formeel als authentieke akte is verleden of geregistreerd en waarvan de authenticiteit:
i)betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en
ii)is vastgesteld door een overheidsinstantie of door een andere daartoe door de lidstaat van oorsprong bevoegd verklaarde instantie;
e)„beslissing”: iedere door een gerecht van een lidstaat inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, met inbegrip van de beslissing betreffende de vaststelling van het bedrag van de proceskosten door de griffier;
f)„gerechtelijke schikking”: een schikking inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, die door een gerecht is goedgekeurd of tijdens een procedure voor een gerecht is getroffen;
g)„lidstaat van oorsprong”: de lidstaat waar de beslissing is gegeven, de authentieke akte is verleden of de gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen;
h)„lidstaat van tenuitvoerlegging”: de lidstaat waar om erkenning en/of tenuitvoerlegging van de beslissing, de authentieke akte of de gerechtelijke schikking wordt verzocht.
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder „gerecht”: de rechterlijke instanties, en alle andere instanties en rechtsbeoefenaren met bevoegdheid ter zake van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, die rechterlijke functies vervullen, dan wel handelen op machtiging van of onder toezicht van een rechterlijke instantie, mits deze andere instanties en rechtsbeoefenaren waarborgen bieden inzake onpartijdigheid en het recht van partijen om te worden gehoord, en mits hun beslissingen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar zij gevestigd zijn:
a)vatbaar zijn voor hoger beroep bij of herziening door een rechterlijke instantie, en
b)dezelfde rechtskracht en dezelfde rechtsgevolgen hebben als een beslissing van een rechterlijke instantie over dezelfde aangelegenheid.
De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 64 in kennis van de lijst van de in de eerste alinea bedoelde andere instanties en rechtsbeoefenaren.
HOOFDSTUK II
BEVOEGDHEID
Artikel 4
Bevoegdheid in geval van overlijden van een van de partners
Indien ter zake van de erfopvolging van een geregistreerde partner een zaak bij een gerecht van een lidstaat aanhangig is gemaakt op grond van Verordening (EU) nr. 650/2012, zijn de gerechten van die staat bevoegd om te beslissen in zaken die betrekking hebben op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap en met die erfopvolging verband houden.
Artikel 5
Bevoegdheid in geval van ontbinding of nietigverklaring
1. Indien een gerecht van een lidstaat ter zake van de ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap wordt aangezocht, zijn de gerechten van die staat bevoegd om te beslissen over de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap die met die ontbinding of nietigverklaring verband houden, indien de partners dit overeenkomen.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde overeenkomst voldoet, ingeval zij wordt gesloten voordat bij het gerecht een zaak betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap aanhangig wordt gemaakt, aan het bepaalde in artikel 7.
Artikel 6
Bevoegdheid in andere gevallen
In de gevallen waarin geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van artikel 4 of 5 bevoegd is, of in andere dan de in die artikelen bedoelde gevallen, zijn betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap de gerechten bevoegd van de lidstaat:
a)waar de partners op het tijdstip van het aanbrengen van de zaak hun gewone verblijfplaats hebben of, bij gebreke daarvan,
b)waar zich de laatste gewone verblijfplaats van de partners bevindt, mits een van hen daar op het tijdstip van aanbrengen nog verblijft of, bij gebreke daarvan,
c)waar de gedaagde op het tijdstip van aanbrengen zijn gewone verblijfplaats heeft of, bij gebreke daarvan,
d)waarvan de beide partners op het tijdstip van aanbrengen de nationaliteit hebben of, bij gebreke daarvan,
e)volgens het recht waarvan het geregistreerde partnerschap tot stand is gebracht.
Artikel 7
Forumkeuze
1. In de in artikel 6 bedoelde gevallen kunnen de partners overeenkomen dat de gerechten van de lidstaat waarvan het recht overeenkomstig artikel 22 of artikel 26, lid 1, van toepassing is, of de gerechten van de lidstaat volgens het recht waarvan het geregistreerde partnerschap tot stand is gebracht, bij uitsluiting bevoegd zijn om te beslissen in zaken die de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap betreffen.
2. De in lid 1 bedoelde overeenkomst wordt vastgelegd in een schriftelijk document dat gedagtekend en door de beide partijen ondertekend wordt. Als schriftelijk wordt eveneens aangemerkt elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd.
Artikel 8
Bevoegdheid gebaseerd op het verschijnen van de verweerder
1. Buiten de gevallen waarin de bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, is het gerecht van een lidstaat waarvan het recht overeenkomstig artikel 22 of artikel 26, lid 1, van toepassing is en waarvoor de verweerder verschijnt, bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien het verschijnen ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten of in zaken die onder artikel 4 vallen.
2. Alvorens krachtens lid 1 bevoegdheid aan te nemen, vergewist het gerecht zich ervan dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht om de bevoegdheid te betwisten en van de gevolgen van het verschijnen of niet-verschijnen.
Artikel 9
Alternatieve bevoegdheid
1. Wanneer een gerecht van de lidstaat dat op grond van artikel 4, artikel 5 of artikel 6, onder a) tot en met d), bevoegd is, oordeelt dat het recht van die lidstaat het geregistreerde partnerschap als instituut niet kent, kan het zich onbevoegd verklaren. Als het gerecht besluit zich onbevoegd te verklaren, dient het dat zo spoedig mogelijk te doen.
2. Indien een in lid 1 van dit artikel bedoeld gerecht zich onbevoegd verklaart en de partijen er overeenkomstig artikel 7 mee instemmen bevoegdheid te verlenen aan de gerechten van een andere lidstaat, zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd om uitspraak te doen over de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap.
In andere gevallen zijn de gerechten van een andere lidstaat bevoegd om uitspraak te doen over de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap overeenkomstig artikel 6 of 8.
3. Dit artikel is niet van toepassing als ten aanzien van de partijen de ontbinding of nietigverklaring van het geregistreerde partnerschap is uitgesproken en deze kan worden erkend in de lidstaat van de aangezochte rechter.
Artikel 10
Subsidiaire bevoegdheid
In gevallen waarin geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van artikel 4, 5, 6, 7 of 8 bevoegd is, of waarin alle gerechten zich overeenkomstig artikel 9 onbevoegd hebben verklaard en geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van artikel 6, onder e), artikel 7 of artikel 8 bevoegd is, zijn de gerechten bevoegd van een lidstaat waar onroerende goederen van een of beide partners zijn gelegen; in dat geval is het aangezochte gerecht slechts bevoegd ten aanzien van die onroerende goederen.
Artikel 11
Forum necessitatis
In gevallen waarin geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van artikel 4, 5, 6, 7, 8 of 10 bevoegd is, of waarin alle in artikel 9 genoemde gerechten zich onbevoegd hebben verklaard en geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van artikel 6, onder e), of artikel 7, 8 of 10 bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat bij uitzondering uitspraak doen over de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, indien in een derde staat waarmee de zaak nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd of een procedure daar onmogelijk blijkt.
De zaak moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.
Artikel 12
Tegenvordering
Het gerecht waarbij de procedure op grond van artikel 4, 5, 6, 7, 8, 10 of 11 aanhangig is gemaakt, is ook bevoegd om kennis te nemen van een tegenvordering die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.
Artikel 13
Beperking van de procedure
1. In het geval een nalatenschap die onder Verordening (EU) nr. 650/2012 valt goederen in een derde land bevat, kan het gerecht dat is aangezocht te oordelen over de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap op verzoek van een partij beslissen geen uitspraak te doen over een of meer van deze goederen indien kan worden verwacht dat haar beslissing ten aanzien van deze goederen in dat derde land niet zal worden erkend en, in voorkomend geval, niet uitvoerbaar zal worden verklaard.
2. Lid 1 doet geen afbreuk aan de rechten van de partijen om het toepassingsgebied van de procedure te beperken volgens het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht.
Artikel 14
Aanbrengen van een zaak bij het gerecht
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een zaak geacht bij een gerecht te zijn aangebracht:
a)op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen;
b)in het geval dat het stuk betekend of medegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die belast is met de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen, of
c)in het geval dat de procedure ambtshalve door het gerecht wordt geopend, op het tijdstip waarop de beslissing om de procedure te openen door het gerecht wordt genomen of, indien een dergelijke beslissing niet is vereist, op het tijdstip waarop de zaak ter griffie wordt ingeschreven.
Artikel 15
Toetsing van de bevoegdheid
Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap aanhangig is gemaakt waarvoor zij niet bevoegd is op grond van deze verordening, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.
Artikel 16
Toetsing van de ontvankelijkheid
1. Indien de verweerder die zijn gewone verblijfplaats in een andere staat heeft dan de lidstaat waar de zaak aanhangig is gemaakt, niet verschijnt, houdt het op grond van deze verordening bevoegde gerecht de zaak aan zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk met het oog op zijn verweer tijdig te ontvangen of dat daartoe al het nodige is gedaan.
2. Artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad (1) wordt toegepast in plaats van het bepaalde in lid 1 van dit artikel als de verzending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat overeenkomstig die verordening moest geschieden.
3. Indien Verordening (EG) nr. 1393/2007 niet van toepassing is, wordt artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken toegepast, als de verzending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk naar het buitenland overeenkomstig dat verdrag moest geschieden.
Artikel 17
Litispendentie
1. Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen procedures aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak later aanhangig is gemaakt de zaak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het eerst aangezochte gerecht vaststaat.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen deelt een aangezocht gerecht, op verzoek van een ander gerecht waarbij het geschil is aangebracht, onverwijld aan dit gerecht mee op welke datum zij is aangezocht.
3. Indien de bevoegdheid van het eerst aangezochte gerecht vaststaat, verklaart elk gerecht waarbij de zaak later is aangebracht zich onbevoegd.
Artikel 18
Samenhang
1. Wanneer samenhangende procedures bij gerechten van verschillende lidstaten aanhangig zijn, kan het gerecht waarbij de vordering later is aangebracht deze zaak aanhouden.
2. Indien de in lid 1 bedoelde zaken in eerste aanleg aanhangig zijn, kan elk gerecht dat niet als eerste is aangezocht, op verzoek van een der partijen, zich onbevoegd verklaren, mits het eerst aangezochte gerecht bevoegd is om van de beide vorderingen kennis te nemen en haar wetgeving de voeging ervan toestaat.
3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn zaken die zo nauw verbonden zijn dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat, ten gevolge van afzonderlijke berechting van zaken, onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Artikel 19
Voorlopige en bewarende maatregelen
De gerechten van een lidstaat kunnen worden verzocht de voorlopige of bewarende maatregelen te treffen waarin het recht van deze staat voorziet, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.
HOOFDSTUK III
TOEPASSELIJK RECHT
Artikel 20
Universele toepassing
Het bij deze verordening aangewezen toepasselijke recht is van toepassing, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is.
Artikel 21
Eenheid van het toepasselijke recht
Het recht dat op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerde partnerschap van toepassing is, geldt voor alle vermogensbestanddelen, ongeacht waar deze zich bevinden.
Artikel 22
Rechtskeuze
1. De partners of toekomstige partners kunnen overeenkomen om te bepalen welk recht op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap van toepassing is of om hun keuze te wijzigen, mits dat recht vermogensrechtelijke gevolgen aan het geregistreerde partnerschap verbindt en het om het recht van een van de volgende staten gaat:
a)het recht van de staat waar, op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst, zich de gewone verblijfplaats van een of beide partners of toekomstige partners bevindt;
b)het recht van een staat waarvan een van de partners of toekomstige partners op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst de nationaliteit heeft, of
c)het recht van de staat volgens het recht waarvan het geregistreerde partnerschap tot stand is gebracht.
2. Tenzij de partners anders overeenkomen, heeft een wijziging in de loop van het geregistreerde partnerschap van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het partnerschap toepasselijke recht slechts gevolgen voor de toekomst.
3. Een wijziging met terugwerkende kracht van het toepasselijke recht overeenkomstig lid 2 laat de uit dat recht voortvloeiende rechten van derden onverlet.
Artikel 23
Formele geldigheid van de rechtskeuzeovereenkomst
1. De in artikel 22 bedoelde rechtskeuze geschiedt bij schriftelijke, gedagtekende en door beide partners ondertekende overeenkomst. Als schriftelijk wordt eveneens aangemerkt elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd.
2. Indien de vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners, volgens het recht van de lidstaat waar beide partners bij het aangaan van de rechtskeuzeovereenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, aan aanvullende vormvereisten is onderworpen, zijn deze vereisten van toepassing.
3. Indien de partners bij het aangaan van de rechtskeuzeovereenkomst hun gewone verblijfplaats hebben in verschillende lidstaten die niet dezelfde vormvereisten voor de vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners opleggen, is de overeenkomst formeel geldig indien zij aan de vereisten van een van deze lidstaten voldoet.
4. Indien slechts een van de partners bij het aangaan van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft in een lidstaat waar vermogensrechtelijke overeenkomsten tussen partners aan aanvullende vormvereisten zijn onderworpen, zijn deze vereisten van toepassing.
Artikel 24
Toestemming en materiële geldigheid
1. Het bestaan en de geldigheid van een rechtskeuzeovereenkomst of van enige bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge artikel 22 van toepassing zou zijn indien de overeenkomst of de bepaling geldig was.
2. Niettemin kan een partner zich, ten bewijze dat hij zijn toestemming niet heeft verleend, beroepen op het recht van het land waar hij op het tijdstip van aanhangigmaking zijn gewone verblijfplaats heeft, indien uit de omstandigheden blijkt dat het niet redelijk zou zijn de gevolgen van zijn gedrag te laten bepalen door het in lid 1 bedoelde recht.
Artikel 25
Formele geldigheid van een vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners
1. De vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners wordt op schrift gesteld, gedagtekend en door beide partners ondertekend. Als schriftelijk wordt eveneens aangemerkt elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd.
2. Indien de vermogensrechtelijke overeenkomst tussen de partners, volgens het recht van de lidstaat waar beide partners bij het aangaan van de rechtskeuzeovereenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, aan aanvullende vormvereisten is onderworpen, zijn deze vereisten van toepassing.
Indien de partners bij het aangaan van de rechtskeuzeovereenkomst hun gewone verblijfplaats hebben in verschillende lidstaten die niet dezelfde vormvereisten voor de vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners opleggen, is de overeenkomst formeel geldig indien zij aan de vereisten van een dezer lidstaten voldoet.
Indien slechts een van de partners bij het aangaan van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft in een lidstaat waar vermogensrechtelijke overeenkomsten tussen partners aan aanvullende vormvereisten zijn onderworpen, zijn deze vereisten van toepassing.
3. Indien door het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht aanvullende vormvereisten worden gesteld, zijn die vereisten van toepassing.
Artikel 26
Toepasselijk recht bij gebreke van een rechtskeuze door de partijen
1. Bij gebreke van een rechtskeuzeovereenkomst op grond van artikel 22 is op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap het recht van toepassing van de staat volgens welks recht het geregistreerde partnerschap tot stand is gebracht.
2. Bij wijze van uitzondering en op verzoek van een van de partners kan de rechterlijke instantie die bevoegd is om te beslissen in zaken betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap beslissen dat het recht van een andere staat dan de staat waarvan het recht uit hoofde van lid 1 van toepassing is, van toepassing is op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap, voor zover die andere staat vermogensrechtelijke gevolgen verbindt aan het geregistreerde partnerschap als instituut en op voorwaarde dat de verzoeker aantoont dat:
a)de partners in die andere staat hun laatste gemeenschappelijke verblijfplaats hadden gedurende een beduidend lange periode, en
b)beide partners zich hebben verlaten op het recht van die andere staat bij het regelen of plannen van hun vermogensrechtelijke betrekkingen.
Het recht van die andere staat is van toepassing vanaf de totstandbrenging van het geregistreerde partnerschap, tenzij één partner het daar niet mee eens is. In dat geval sorteert het recht van die andere staat effect vanaf het tijdstip van vestiging op de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats in die staat.
De toepassing van het recht van de andere staat laat de rechten die derden ontlenen aan het op grond van lid 1 toepasselijke recht onverlet.
Dit lid is niet van toepassing wanneer de partners met elkaar een vermogensrechtelijke overeenkomst hebben gesloten vóór het tijdstip van vestiging op de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats in die andere staat.
Artikel 27
Werkingssfeer van het toepasselijke recht
Het krachtens deze verordening op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht bepaalt onder meer:
a)de classificatie van het vermogen van beide partners of van elk afzonderlijk in verschillende categorieën tijdens en na het geregistreerde partnerschap;
b)de overgang van een vermogensbestanddeel naar een andere categorie;
c)de aansprakelijkheid van de ene partner voor de verplichtingen en schulden van de andere;
d)de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van elk van de partners en van beide partners met betrekking tot het vermogen;
e)de verdeling en de vereffening van het vermogen na de ontbinding van het geregistreerde partnerschap;
f)de uitwerking van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen op een rechtsbetrekking tussen een partner en derden, en
g)de materiële geldigheid van een vermogensrechtelijke overeenkomst tussen partners.
Artikel 28
Rechtsgevolgen ten aanzien van derden
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 27, onder f), kan het recht dat tussen de partners van toepassing is op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, door een partner niet aan een derde worden tegengeworpen in een geschil tussen die derde en een van de partners of beide partners, tenzij de toepasselijkheid van dat recht aan de derde bekend was of had moeten zijn.
2. De derde wordt geacht over kennis van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht te beschikken, indien:
a)dat recht het recht is van:
i)de staat waarvan het recht toepasselijk is op de transactie tussen een partner en de derde;
ii)de staat waar de contracterende partner en de derde hun gewone verblijfplaats hebben, of
iii)in geval van een vastgoedtransactie, de staat waar het onroerend goed is gelegen,
of
b)een van de partners heeft voldaan aan de toepasselijke voorschriften voor openbaarmaking of inschrijving van de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap volgens het recht van:
i)de staat waarvan het recht toepasselijk is op de transactie tussen een partner en de derde;
ii)de staat waar de contracterende partner en de derde hun gewone verblijfplaats hebben, of
iii)in geval van een vastgoedtransactie, de staat waar het onroerend goed is gelegen.
3. Indien het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht krachtens lid 1 door een partner niet aan een derde kan worden tegengeworpen, worden de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap ten aanzien van de derde beheerst:
a)door het recht van de staat waarvan het recht toepasselijk is op de transactie tussen een partner en de derde, of
b)in het geval van onroerende goederen of geregistreerde vermogensbestanddelen of rechten, door het recht van de staat waar het goed is gelegen of waar de vermogensbestanddelen of de rechten zijn ingeschreven.
Artikel 29
Aanpassing van zakelijke rechten
Indien een persoon zich krachtens het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht beroept op een zakelijk recht dat het recht van de lidstaat waar het zakelijk recht wordt ingeroepen niet kent, wordt dit zakelijk recht, indien nodig en voor zover mogelijk, in overeenstemming gebracht met het meest gelijkwaardige zakelijk recht in die lidstaat, met inachtneming van de doelstellingen en belangen die met dat zakelijk recht worden nagestreefd en de rechtsgevolgen die eraan zijn verbonden.
Artikel 30
Bepalingen van bijzonder dwingend recht
1. Niets in deze verordening beperkt de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van de lex fori.
2. Bepalingen van bijzonder dwingend recht zijn bepalingen waarvan de inachtneming door een lidstaat als zo belangrijk wordt beschouwd voor de handhaving van zijn openbare belangen, zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat zij van toepassing zijn op elk geval dat binnen de werkingssfeer ervan valt, ongeacht welk recht volgens deze verordening overigens op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap van toepassing is.
Artikel 31
Openbare orde
De toepassing van een voorschrift van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat kan slechts worden geweigerd in geval van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van het land van de rechter.
Artikel 32
Uitsluiting van terugverwijzing
Onder toepassing van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat wordt verstaan de toepassing van het recht dat in die staat geldt, met uitsluiting van het internationaal privaatrecht.
Artikel 33
Staten met meer dan één rechtsstelsel — territoriale collisie
1. Indien het volgens deze verordening aangewezen recht het recht is van een staat met meerdere territoriale eenheden, die elk hun eigen rechtsregels met betrekking tot de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap hebben, bepalen de interne collisieregels van die lidstaat van welke territoriale eenheid de rechtsregels van toepassing zijn.
2. Bij gebreke van zulke interne collisieregels:
a)wordt, ter bepaling van het recht dat van toepassing is volgens regels waarbij de gewone verblijfplaats van de partners als aanknopingspunt geldt, met het recht van de in lid 1 bedoelde staat bedoeld het recht van de territoriale eenheid waar de partners hun gewone verblijfplaats hebben;
b)wordt, ter bepaling van het recht dat van toepassing is volgens regels waarbij de nationaliteit van de partners als aanknopingspunt geldt, met het recht van de in lid 1 bedoelde staat bedoeld het recht van de territoriale eenheid waarmee de partners het nauwst verbonden zijn;
c)wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens andere bepalingen met andere aanknopingspunten, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar het aanknopingspunt zich bevindt.
Artikel 34
Staten met meer dan één rechtsstelsel — personele collisie
Ten aanzien van een staat waar met betrekking tot de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap twee of meer rechtsstelsels of regelingen gelden die op verschillende categorieën personen van toepassing zijn, wordt een verwijzing naar het recht van die staat uitgelegd als een verwijzing naar het rechtsstelsel dat of de regeling die wordt aangewezen door de in die staat geldende regels. Bij gebreke van zulke regels wordt het rechtsstelsel of de regeling toegepast waarmee de partners het nauwst verbonden zijn.
Artikel 35
Niet-toepassing van deze verordening op interne collisie
Een lidstaat die verschillende territoriale eenheden met eigen rechtsregels inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen telt, is niet verplicht deze verordening toe te passen op collisie die uitsluitend deze territoriale eenheden betreffen.
HOOFDSTUK IV
ERKENNING, UITVOERBAARHEID EN TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN
Artikel 36
Erkenning
1. De in een lidstaat gegeven beslissing wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat daartoe een procedure is vereist.
2. Indien de erkenning van een beslissing wordt betwist, kan iedere belanghebbende partij die zich ten principale op de erkenning beroept van de in de artikelen 44 tot en met 57 vastgelegde procedures gebruikmaken om de erkenning te doen vaststellen.
3. Wordt voor een gerecht van een lidstaat bij wijze van incident een vraag opgeworpen in verband met de erkenning, dan is dat gerecht bevoegd om kennis te nemen van die vraag.
Artikel 37
Gronden voor niet-erkenning
Een beslissing wordt niet erkend indien:
a)de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt gevraagd;
b)het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of ter kennis gebracht is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;
c)zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven rechterlijke beslissing in de lidstaat waar de erkenning wordt gevraagd;
d)zij onverenigbaar is met een beslissing die eerder in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits de eerder gegeven beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat waar de erkenning wordt gevraagd.
Artikel 38
Grondrechten
Artikel 37 van deze verordening wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen beginsel inzake non-discriminatie.
Artikel 39
Verbod van controle van de bevoegdheid van het oorspronkelijke gerecht
1. De bevoegdheid van de gerechten van de lidstaat van oorsprong mag niet worden gecontroleerd.
2. Het in artikel 37 bedoelde criterium van openbare orde is niet van toepassing op de in de artikelen 4 tot en met 12 bepaalde bevoegdheidsregels.
Artikel 40
Verbod van inhoudelijke toetsing
In geen geval wordt overgegaan tot onderzoek van de juistheid van de in een lidstaat gegeven beslissing.
Artikel 41
Aanhouden van een procedure betreffende de erkenning
Het gerecht van een lidstaat waarbij de erkenning wordt gevraagd van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan de zaak aanhouden indien in de lidstaat van oorsprong een gewoon rechtsmiddel tegen deze beslissing is ingesteld.
Artikel 42
Uitvoerbaarheid
De beslissingen die in een lidstaat zijn gegeven en in die lidstaat uitvoerbaar zijn, zijn tevens uitvoerbaar in andere lidstaten indien zij daar op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar zijn verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 44 tot en met 57.
Artikel 43
Bepaling van de woonplaats
Om in het kader van de in de artikelen 44 tot en met 57 vastgelegde procedure te bepalen of een partij haar woonplaats heeft in de lidstaat van tenuitvoerlegging, past het aangezochte gerecht het interne recht van die lidstaat toe.
Artikel 44
Relatief bevoegd gerecht
1. Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt gericht tot het gerecht of de bevoegde instantie van de lidstaat van tenuitvoerlegging, waarvan de naam door die lidstaat overeenkomstig artikel 64 aan de Commissie is meegedeeld.
2. Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd of die van de plaats van tenuitvoerlegging.
Artikel 45
Procedure
1. De procedure voor de indiening van het verzoek wordt beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
2. Van de verzoeker wordt niet verwacht dat hij in de lidstaat van tenuitvoerlegging een postadres of procesgemachtigde heeft.
3. Bij het verzoek worden de volgende documenten gevoegd:
a)een afschrift van de beslissing aan de hand waarvan de echtheid van de beslissing kan worden vastgesteld;
b)de verklaring die door het gerecht of de bevoegde instantie van de lidstaat van oorsprong is afgegeven met gebruikmaking van het overeenkomstig de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier, onverminderd artikel 46.
Artikel 46
Niet-overlegging van de verklaring
1. Wordt de in artikel 45, lid 3, onder b), bedoelde verklaring niet overgelegd, dan kan het gerecht of de bevoegde instantie voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien dat gerecht of de instantie zich voldoende voorgelicht acht, vrijstelling van de overlegging verlenen.
2. Indien het gerecht of de bevoegde instantie dat verlangt, wordt van de documenten een vertaling of een transliteratie overgelegd. De vertaling wordt gemaakt door een persoon die in een van de lidstaten tot het maken van vertalingen bevoegd is.
Artikel 47
Verklaring van uitvoerbaarheid
De beslissing wordt uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van artikel 45 vervuld zijn, zonder toetsing uit hoofde van artikel 37. De partij tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.
Artikel 48
Kennisgeving van de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid
1. De beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt onmiddellijk ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
2. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt betekend aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd en gaat vergezeld van de beslissing indien deze nog niet aan die partij is betekend.
Artikel 49
Rechtsmiddel tegen de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid
1. Elke partij kan rechtsmiddel instellen tegen de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid.
2. Het rechtsmiddel wordt ingesteld bij het gerecht waarvan de naam door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 64 aan de Commissie is meegedeeld.
3. Het rechtsmiddel wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak behandeld.
4. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, niet verschijnt voor het gerecht dat over het door de verzoeker ingestelde rechtsmiddel oordeelt, is artikel 16 van toepassing, ook wanneer de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat.
5. Het rechtsmiddel tegen de verklaring van uitvoerbaarheid wordt binnen dertig dagen na de betekening daarvan ingesteld. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in een andere lidstaat dan die waar de verklaring van uitvoerbaarheid is gegeven, is de termijn waarbinnen rechtsmiddel moet worden ingesteld zestig dagen met ingang van de dag waarop de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.
Artikel 50
Rechtsmiddel tegen een op het rechtsmiddel gegeven beslissing
Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kan slechts het middel worden ingesteld waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 64 door de betrokken lidstaat in kennis is gesteld.
Artikel 51
Weigering of intrekking van een verklaring van uitvoerbaarheid
Een verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een van de in artikel 49 of 50 bedoelde rechtsmiddelen slechts op een van de in artikel 37 genoemde gronden geweigerd of ingetrokken. Het gerecht doet onverwijld uitspraak.
Artikel 52
Aanhouden van de zaak
Het gerecht dat oordeelt over een van de in artikel 49 of 50 bedoelde rechtsmiddelen houdt op verzoek van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd de zaak aan indien de uitvoerbaarheid van de beslissing is geschorst in de lidstaat van oorsprong als gevolg van een daartegen ingesteld rechtsmiddel.
Artikel 53
Voorlopige en bewarende maatregelen
1. Indien een beslissing overeenkomstig dit hoofdstuk moet worden erkend, belet niets de verzoeker een beroep te doen op voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet, zonder dat daartoe een verklaring van uitvoerbaarheid in de zin van artikel 47 is vereist.
2. De verklaring van uitvoerbaarheid houdt van rechtswege de bevoegdheid in bewarende maatregelen te treffen.
3. Gedurende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig artikel 49, lid 5, tegen de verklaring van uitvoerbaarheid en totdat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de vermogensbestanddelen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd.
Artikel 54
Gedeeltelijke uitvoerbaarheid
1. Indien in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan een punt van het verzoek, en de verklaring van uitvoerbaarheid niet kan worden verleend voor het geheel, verleent het gerecht of de bevoegde instantie deze voor een of meer onderdelen daarvan.
2. De verzoeker kan vorderen dat de verklaring van uitvoerbaarheid een gedeelte van de beslissing betreft.
Artikel 55
Rechtsbijstand
De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in een procedure met betrekking tot een verklaring van uitvoerbaarheid in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging is vastgesteld.
Artikel 56
Geen zekerheid, borg of pand
Van een partij die in een lidstaat de erkenning, verklaring van uitvoerbaarheid of tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vraagt, wordt geen zekerheid, borg of pand, onder welke benaming ook, opgelegd wegens de hoedanigheid van vreemdeling dan wel wegens het ontbreken van een woon- of verblijfplaats in de lidstaat van tenuitvoerlegging.
Artikel 57
Geen belasting, recht of heffing
Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging geen belasting, recht of heffing evenredig aan het geldelijke belang van de zaak geheven.
HOOFDSTUK V
AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN
Artikel 58
Aanvaarding van authentieke akten
1. Een in een lidstaat verleden authentieke akte heeft in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht als in de lidstaat van oorsprong, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van die andere lidstaat.
Een persoon die van een authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat kan de instantie die de authentieke akte in de lidstaat van oorsprong heeft opgemaakt, verzoeken het overeenkomstig de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier in te vullen waarin de bewijskracht wordt vermeld die in de lidstaat van oorsprong aan de authentieke akte wordt verbonden.
2. De echtheid van de authentieke akte wordt uitsluitend voor een gerecht van de lidstaat van oorsprong en volgens het recht van die lidstaat betwist. Een authentieke akte die wordt betwist, heeft geen bewijskracht in een andere lidstaat zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.
3. De in de authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen worden uitsluitend betwist voor de krachtens deze verordening bevoegde gerechten, op grond van het volgens hoofdstuk III toepasselijke recht. Een authentieke akte die wordt betwist, heeft, wat het bestreden punt betreft, in een andere lidstaat dan de lidstaat van oorsprong geen bewijskracht zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.
4. Indien de uitkomst van een procedure voor een gerecht van een lidstaat afhangt van het beslechten van een incidenteel verzoek met betrekking tot de in een authentieke akte ter zake van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen, is dat gerecht bevoegd om van dat verzoek kennis te nemen.
Artikel 59
Uitvoerbaarheid van authentieke akten
1. Een in de lidstaat van oorsprong uitvoerbare authentieke akte wordt in een andere lidstaat op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 44 tot en met 57.
2. Voor de toepassing van artikel 45, lid 3, onder b), geeft de instantie die de authentieke akte heeft opgesteld op verzoek van een belanghebbende partij een verklaring af met gebruikmaking van het overeenkomstig de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier.
3. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een van de in artikel 49 of 50 bedoelde rechtsmiddelen slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
Artikel 60
Uitvoerbaarheid van gerechtelijke schikkingen
1. Een in de lidstaat van oorsprong uitvoerbare gerechtelijke schikking wordt in een andere lidstaat op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 44 tot en met 57.
2. Voor de toepassing van artikel 45, lid 3, onder b), geeft het gerecht dat de gerechtelijke schikking heeft goedgekeurd of waarvoor deze werd gesloten, op verzoek van een belanghebbende partij een verklaring af met gebruikmaking van het overeenkomstig de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier.
3. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een van de in artikel 49 of 50 bedoelde rechtsmiddelen slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke schikking kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
HOOFDSTUK VI
ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 61
Legalisatie en soortgelijke formaliteiten
Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot documenten die in verband met deze verordening in een lidstaat zijn afgegeven.
Artikel 62
Verhouding tot de bestaande internationale overeenkomsten
1. De toepassing van bilaterale of multilaterale verdragen waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening, of van een besluit overeenkomstig artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, VWEU, partij zijn en die betrekking hebben op de in deze verordening geregelde materie, wordt door deze verordening onverlet gelaten, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten op grond van artikel 351 VWEU.
2. Niettegenstaande lid 1 heeft deze verordening, tussen de lidstaten, voorrang boven verdragen die tussen hen zijn gesloten, voor zover zij betrekking hebben op in deze verordening geregelde materies.
Artikel 63
Informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld
Opdat de informatie voor het publiek beschikbaar wordt gesteld in het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, verstrekken de lidstaten aan de Commissie een korte samenvatting van de nationale wetgeving en procedures betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, met opgave van de ter zake bevoegde instanties en van informatie over de in artikel 28 bedoelde rechtsgevolgen ten aanzien van derden.
De informatie wordt door de lidstaten voortdurend geactualiseerd.
Artikel 64
Informatie betreffende contactgegevens en procedures
1. Uiterlijk op 29 april 2018 doen de lidstaten de Commissie mededeling van:
a)de rechterlijke of andere instanties die bevoegd zijn voor het behandelen van het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid overeenkomstig artikel 44, lid 1, en van het rechtsmiddel tegen een beslissing over dit verzoek overeenkomstig artikel 49, lid 2;
b)de in artikel 50 bedoelde procedure tegen een op het rechtsmiddel gegeven beslissing.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van deze informatie.
2. De overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie, met uitzondering van de adressen en overige contactgegevens van de in lid 1, onder a), bedoelde rechterlijke en andere instanties, wordt door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
3. De Commissie maakt alle overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie met passende middelen openbaar, in het bijzonder langs het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.
Artikel 65
Vaststelling en wijziging van de lijst met de in artikel 3, lid 2, bedoelde informatie
1. De Commissie stelt aan de hand van de kennisgevingen van de lidstaten de lijst van de in artikel 3, lid 2, bedoelde andere autoriteiten en rechtsbeoefenaren vast.
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van de in die lijst vervatte informatie. De Commissie past de lijst dienovereenkomstig aan.
3. De lijst en de wijzigingen worden door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
4. De overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde informatie wordt door de Commissie bekendgemaakt langs alle andere passende kanalen, met name het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.
Artikel 66
Vaststelling en wijziging van de in artikel 45, lid 3, onder b), en de artikelen 58, 59 en 60 bedoelde verklaringen en formulieren
De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen tot vaststelling en tot wijziging van de in artikel 45, lid 3, onder b), en de artikelen 58, 59 en 60 bedoelde verklaringen en formulieren vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
Artikel 67
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 68
Herziening
1. Uiterlijk op 29 januari 2027, en vervolgens om de vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit verslag gaat eventueel vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.
2. Uiterlijk op 29 januari 2024 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van de artikelen 9 en 38 van deze verordening. In dit verslag wordt met name beoordeeld in welke mate deze artikelen hebben gezorgd voor toegang tot de rechter.
3. Met het oog op de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen delen de lidstaten de Commissie de nodige informatie mee betreffende de toepassing van deze verordening door hun gerechten.
Artikel 69
Overgangsbepalingen
1. Onder voorbehoud van leden 2 en 3 is deze verordening slechts van toepassing op rechtsvorderingen die zijn ingesteld, authentieke akten die zijn verleden of ingeschreven en gerechtelijke schikkingen die zijn goedgekeurd of getroffen op of na 29 januari 2019.
2. Als de vordering in de lidstaat van oorsprong vóór 29 januari 2019 is ingesteld, worden de op of na deze datum gegeven beslissingen erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig hoofdstuk IV, mits de toegepaste bevoegdheidsregels in overeenstemming zijn met die welke in hoofdstuk II zijn bepaald.
3. Hoofdstuk III is slechts van toepassing op partners die op of na 29 januari 2019 hun partnerschap registreren of het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap toepasselijke recht bepalen.
Artikel 70
Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Deze verordening is van toepassing in de lidstaten die deelnemen in de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, waarvoor toestemming is verleend bij Besluit (EU) 2016/954.
Zij is van toepassing met ingang van 29 januari 2019, met uitzondering van de artikelen 63 en 64 die van toepassing zijn met ingang van 29 april 2018 en de artikelen 65, 66 en 67 die van toepassing zijn met ingang van 29 juli 2016. Ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van een besluit dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, VWEU, is deze verordening van toepassing met ingang van de in dat besluit genoemde datum.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de deelnemende lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
(1) Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79).