Home

Verordening (EU) 2018/1542 van de Raad van 15 oktober 2018 betreffende beperkende maatregelen tegen de proliferatie en het gebruik van chemische wapens

Verordening (EU) 2018/1542 van de Raad van 15 oktober 2018 betreffende beperkende maatregelen tegen de proliferatie en het gebruik van chemische wapens

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) „chemische wapens” :
chemische wapens als gedefinieerd in artikel II van het Verdrag inzake chemische wapens (CWC);
b) „vordering” :

een vóór, op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

  1. een vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

  2. een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm;

  3. een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

  4. een tegenvordering;

  5. een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

c) „contract of transactie” :
een verrichting, ongeacht haar vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen obligaties, garanties of contragaranties, en met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, ook indien deze uit juridisch oogpunt op zichzelf staan, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;
d) „bevoegde autoriteiten” :
de op de websites van bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
e) „economische middelen” :
activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;
f) „bevriezing van economische middelen” :
voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;
g) „bevriezing van tegoeden” :
voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren of gebruiken van, toegang verschaffen tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken of bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;
h) „tegoeden” :

financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

  2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

  3. in het openbaar of onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

  4. rente, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

  5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

  6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven, en

  7. bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

i) „grondgebied van de Unie” :
het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.

Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een in bijlage I opgesomde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, worden bevroren.

2.

Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.

Bijlage I omvat natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Besluit (GBVB) 2018/1544 van de Raad, door de Raad zijn aangewezen als:

  1. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor, of financiële, technische of materiële steun verlenen aan, of op enige andere wijze betrokken zijn bij:

    1. de aanmaak, de aanschaf, het bezit, de ontwikkeling, het vervoer, de opslag of de overdracht van chemische wapens;

    2. het gebruik van chemische wapens, of

    3. alle voorbereidingen voor het gebruik van chemische wapens;

  2. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam bijstaan, aansporen of ertoe brengen om deel te nemen aan enige activiteit als bedoeld in punt a) van dit lid en daardoor het risico veroorzaken dat dergelijke activiteiten worden uitgevoerd of tot dat risico bijdragen, en

  3. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die geassocieerd zijn met de onder de punten a) en b) vallende natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen.

Artikel 2 bis

1.

Artikel 2, lid 2, geldt niet voor tegoeden of economische middelen die beschikbaar worden gesteld door organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie, op voorwaarde dat die tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitsluitend humanitaire doeleinden.

2.

In gevallen die niet onder lid 1 van dit artikel vallen en in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, kunnen de bevoegde autoriteiten, onder de algemene of specifieke voorwaarden die zij passend achten, specifieke of algemene toestemmingen verlenen om bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven of om bepaalde tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, op voorwaarde dat die tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitsluitend humanitaire doeleinden.

3.

Indien de bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming uit hoofde van lid 2, geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten dat zij meer tijd nodig heeft, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

4.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken na de datum waarop die toestemming is verleend, in kennis van elke uit hoofde van de leden 2 en 3 verleende toestemming.

Artikel 3

1.

In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

  1. noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

  2. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

  3. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

  4. noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming dient te worden verleend, of

  5. gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

2.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig lid 1 is verleend.

Artikel 4

1.

In afwijking van artikel 2, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het in artikel 2 bedoelde lichaam werd opgenomen in bijlage I, dan wel van een vóór of na die datum in de Unie gegeven rechterlijke of administratieve beslissing of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke beslissing;

  2. de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend benut om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

  3. de beslissing komt niet ten goede aan een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

  4. de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig lid 1 is verleend.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

BIJLAGE I

BIJLAGE II